10 jul 2018

12. De tweede keer Deventer.

0 Reacties

Aan dit hoofdstuk zijn toegevoegd: Naschrift 1. Ons bezoek aan Deventer in 2002 en Naschrift 2: Ons onderduikadres in Deventer.

Inleiding
Soms is het verstandig om bij het schrijven van een boek de hoofdstukken die je al hebt gemaakt, nog eens terug te lezen. Dat heb ik nu ook gedaan en ik realiseer me dat het gecreëerde beeld wel erg veel weg heeft van een heerlijke onbezorgde tijd. Niet naar school, lekker wandelen door de bossen, min of meer doen wat ik leuk vond.
Ik vraag me af of dat wel overeenkomt met de werkelijkheid van toen. Was het inderdaad uitsluitend één langgerekte vakantie?
Het antwoord op die vraag kan natuurlijk alleen maar nee zijn. Bij die herinneringen aan vroeger zitten wel degelijk ook minder leuke gebeurtenissen. De angst voor ontdekking door de Duitse bezetters bijvoorbeeld die altijd aanwezig was. Die hing gedurende de hele onderduikperiode als een schaduw boven ons.
Wat dat allemaal voor gevolgen had wordt hierna beschreven.

Spanningen
De spanning die veroorzaakt werd door de voortdurende vrees om opgepakt te worden, uitte zich bij de volwassenen in een aantal dingen. Bij m’n vader bijvoorbeeld in maagklachten. Ik zie hem nog poeders slikken – als ik me niet vergis bismut – als remedie.
Tussen de twee vrouwen waren er elke week wel een paar ruzietjes en kibbelpartijen. Die twee konden maar matig met elkaar overweg en hadden geregeld onenigheid. Over zaken die varieerden van de opvoeding van de kinderen tot het gebruik van de keuken. Dat resulteerde in een reeks huilpartijen, hoofdpijnaanvallen van Reina en verzoeningen in afwachting van de volgende crisis.
Maar er waren ook andere gebeurtenissen, die het leven er niet eenvoudiger op maakte. In Deventer ontstond bijvoorbeeld een heel groot probleem toen m’n jongste zuster blindedarm ontsteking kreeg en met spoed voor een operatie in het ziekenhuis opgenomen moest worden.
Niet om de operatie op zich want die verliep zonder complicaties maar het inschrijven in het ziekenhuisregister, het ontbreken van een ziekteverzekering en de zogenaamde stamkaart (iedere Nederlander bezat een stamkaart op naam waarop de bonnen voor levensmiddelen, kleding e.d. werden verstrekt) riepen een aantal vragen op bij het ziekenhuis dat maar met moeite bevredigend beantwoord kon worden.
Grote paniek ontstond toen m’n moeder op een middag uit was om boodschappen te doen en niet terug kwam. Naarmate de tijd verstreek nam de spanning bij iedereen toe. M’n vader ijsbeerde ongeduldig door de kamer en overlegde met Bertus over wat ze doen moesten. Doorgaan met afwachten of het huis verlaten. Als ze bijvoorbeeld opgepakt was lag het voor de hand dat men daarna een bezoek aan haar huisadres zou brengen.
Pas toen ze tegen etenstijd eindelijk thuis kwam kon de druk zich ontladen. Stemverheffingen, waar ben jij in godsnaam geweest?
Wat was het geval? M’n moeder had onderweg een ongeluk gezien dat werd veroorzaakt door een Duitse militaire auto. Een spelend kind werd voor haar ogen aangereden en lag roerloos op straat. Geëmotioneerd door het voorval was ze daar zonder nadenken op afgestormd.
Met de moeder en het kind is ze daarna met diezelfde Duitse auto naar het ziekenhuis gereden. Daar bleek het afgezien van een beenbreuk allemaal wel mee te vallen maar ze is gebleven tot het kind geholpen was.
Het klonk allemaal heel logisch en als ik me goed herinner werd er daarna weinig gemopperd over haar optreden terwijl verwijten over haar impulsieve actie toch voor de hand lagen. Misschien kwam dat omdat m’n vader al voor haar thuiskomst gezegd had dat er geen verwijten gemaakt mochten worden. Maar  het is ook mogelijk dat die pas achteraf  zijn gekomen, op een tijdstip dat ik al in bed lag.
In ieder geval werd afgesproken dat ze contact zou houden met de moeder en het kind. ’t Zou beslist de aandacht hebben getrokken als ze niets meer van zich had laten horen.
Johan van Veen vond het volgende in de archieven.Het ongeluk vond plaats op de Ceintuurbaan. Het betrof de vijfjarige Hendrika P.M. Rouwendal uit de Putmanstraat 9. Ze werd op de Ceintuurbaan overreden door een auto van de wehrmacht, bestuurd door gefreiter Geveke. Deze Geveke had iets te maken met de ULO aan de Ceintuurbaan waar Duitsers in zaten. Het ongeluk vond omstreeks 13.50 uur plaats en het dagrapport van de politie werd om 17.00 uur geschreven. Het meisje werd met een hersenschudding opgenomen in het Geertruidenziekenhuis.
Opm. Geen beenbreuk dus.

Waren er nog meer gevallen van bijna ontdekking? Oh ja, ik heb de mooiste voor zover je hier van mooi kunt spreken tot het laatst bewaard. Die keer in Deventer dat de politie ’s avonds aan de deur kwam.
Johan van Veen vond het volgende in de archieven.

Ongewenst licht in de duisternis
Deze gebeurtenis speelde zich af op een avond dat er een toespraak was voor de radio. Ik denk Radio Oranje, de vrije zender die uitzond vanuit Londen.
De Duitsers hadden al vrij snel na de bezetting van ons land een verbod uitgevaardigd om te luisteren naar Engelse zenders. Omdat dat verbod massaal werd overtreden moest iedereen in opdracht van Rauter vanaf 15 mei 1943 zijn radio inleveren. Daardoor was men aangewezen op de zogenaamde radiodistributie die alleen programma’s uitzond, die de goedkeuring van Seyss Inquart c.s. konden wegdragen.
In dit geval ging het dus duidelijk om een uitzending waarnaar het strikt verboden was om te luisteren. Waarover de toespraak ging weet ik niet maar hij was kennelijk zo belangrijk dat m’n vader een paar andere mensen uit het verzet op bezoek had om hem te helpen met het stenografisch vastleggen. Ik neem aan met de bedoeling om hem af te drukken in de illegale krant van de CPN, de Waarheid.
Concentratie en stilte waren dus vereist en daarom waren m’n jongste broer en ik in de keuken neergezet met m’n jongste zuster om op ons te passen.
Ik moet er nog even bij vertellen dat het verhaal zich afspeelde in de winter. ’t Was dus al vroeg donker. Aardedonker buiten omdat vanaf het begin van de bezetting in alle bezette landen een verduisteringsorder was ingesteld. Dat hield in dat er geen openbare verlichting brandde, trams en auto’s alleen een minimaal blauw lichtje voerden en vanuit woonhuizen en bedrijven absoluut geen licht naar buiten mocht schijnen.
Het gebeurde denk ik om een uur of halfnegen. We zaten in de keuken wat te lezen. Op de achtergrond gedempt geroezemoes in de kamer. Plotseling ging de huisbel. Wij keken elkaar verschrikt aan. Wie zou er nog zo laat aan de deur zijn? Na een paar seconden ging de huiskamerdeur open en kreeg m’n zuster opdracht van m’n vader om open te doen.
Toen ze dat deed kreeg ze de schrik van haar leven. Voor de deur stonden twee politieagenten, die .….kwamen om te melden dat er licht naar buiten scheen via een kier in een verduisteringsgordijn. Of we maar wilden zorgen dat dat gat werd dichtgemaakt. Goedenavond.
In de kamer moeten zuchten van verlichting zijn geslaakt. De radio die gehaast was verstopt werd weer tevoorschijn gehaald en aangezet. De toespraak was nog niet afgelopen en wij moesten weer naar de keuken.
Wat ze met het ontbrekende stuk uitzending hebben gedaan weet ik niet. Maar het Bismutverbruik zal door dit onverwachte bezoek ongetwijfeld zijn toegenomen.
“Politie, goedenavond, er schijnt licht bij u naar buiten door één van de ramen”. Sommige gebeurtenissen staan gebeiteld in m’n geheugen. Dit is er één van.

Vriendjes
In Deventer had ik tijdens ons tweede verblijf vriendschap aangeknoopt met een jongen van m’n leeftijd, die in het huis tegenover ons woonde. Ik was zijn naam vergeten maar Johan van der Veen die het verhaal over de sleutel van de achterdeur schreef hoorde van een vriend dat de jongen Bernardus Verhofstad heette. Bernard had twee zusjes en een broer die iets ouder was. De familie Verhofstad woonde in het huis tegenover het onze. Vader Verhofstad was directeur van de RK-ULO.
De betreffende vriend bezat zelfs een foto waar Bernard op.stond. Hij zou linksonder op de foto staan.
Het zou mooi geweest zijn als ik hem had herkend maar dat was niet geval. In het groepje jongens op de foto hadden ze het allemaal kunnen zijn. In ieder geval speelde ik met hem op straat, stookte fikkies op een braakliggend landje een paar straten verder en deed al die andere dingen die jongens gewoonlijk doen.
Z’n ouders hadden een echt aquarium in hun huis en omdat ik dat zo mooi vond kreeg ik op een keer een grote glazen pot van hem met waterplanten en een echt visje. Lang heeft het beest in het veel te kleine potje niet geleefd maar mooi vond ik ’t wel.
Ergens waren m’n vader en moeder niet enthousiast over die vriendschappen omdat ze de veiligheid van het gezin in gevaar konden brengen maar ja, een huis in de stad is natuurlijk geen onbewoond eiland. Er kon dus een probleem ontstaan omdat m’n vriendje natuurlijk wel eens vroeg naar welke school ik ging, wat m’n vader deed en waar we vandaan kwamen.

verhofstad

In die tijd kreeg ik dus m’n eerste “lessen” in geheimhouding want zoals al eerder verteld ging ik niet naar school. De instructie was simpel. Als de jongens weer met vragen kwamen moest ik maar zeggen dat ik wel degelijk naar school ging maar dat die aan de andere kant van de stad lag.
Op een gegeven moment werden er zelfs plannen gemaakt waarbij ik ’s ochtends echt het huis moest verlaten om zogenaamd naar school te gaan maar de problemen losten zich vanzelf op omdat Deventer kennelijk een te grote risicofactor werd. De SD was erin geslaagd om een paar mensen uit het CPN-verzet op te pakken waarvan er een op de hoogte was van het adres Schoutenweg.
Voor mij kwam on vertrek als een verrassing. Er was geen tijd om aan Bernard te vertellen dat we weer weg gingen.
Ik denk dat we ’s ochtends vroeg naar het station zijn gegaan. Beladen met bagage. Een mogelijkheid is dat Bertus ons met een bakfiets heeft geholpen. Of de familie werd opgesplitst weet ik niet. Waarschijnlijk reisde m’n vader alleen.
Achteraf kan ik me niet voorstellen dat Bernard, z’n oudere broer en z’n ouders alles wat ik over ons had verteld, voor zoete koek hebben geslikt. Doordat ze tegenover ons woonden was ons doen en laten zo eenvoudig te controleren dat ze de tegenstrijdigheden in m’n verhalen wel moeten hebben opgemerkt.
Eventueel hadden ze bij de familie Webeling kunnen informeren waar we naar toe waren gegaan.

Het einde van de Schoutenweg als onderduikadres
Op 8 februari 1943 deed de SD een inval op de Schoutenweg. Bertus had ze zien aankomen en wist zich te verstoppen in een schuilplaats die hij onder de vloer had gemaakt. Zijn vrouw en dochtertje werden meegenomen voor verhoor. Reina verklaarde dat er een familie Jansma bij haar had ingewoond. Die zouden op 3/6 februari vertrokken zijn. Ik herinner me dat we eerder vertrokken waren naar Eerbeek en daar kerstmis hadden gevierd met een klein kerstboompje uit het bos.
Na die inval was het volgende met de familie Webeling gebeurd. Hun dochtertje werd ondergebracht bij haar moeder of schoonmoeder in Amsterdam. Reina werd op transport gesteld naar Ravensbrück. Bertus bleef in zijn schuilplaats tot de SD na 2 of 3 dagen het huis verliet en afsloot. Bertus kroop daarna stoffig en ongeschoren uit zijn schuilplaats en besloot om het huis te verlaten nadat hij zich had opgeknapt. Gekleed in een jas en met een hoed van mijn vader verliet hij het huis aan de achterzijde en fietste vervolgens naar Eerbeek om mijn vader te waarschuwen. Ik kan me niet herinneren hem toen gezien te hebben. Ook niet of hij mijn vader gesproken heeft
Daarna is hij met de trein naar Amsterdam gegaan en bleef de rest van de oorlog ondergedoken.
Reina overleefde het concentratiekamp Ravensbrück en eind goed al goed werd ze na de oorlog met haar man en dochter herenigd.

Naschrift 1: Ons bezoek aan Deventer in 2002.
Met m’n zuster en Lia heb ik in 2002 een bezoek aan Deventer gebracht. We maakten die dag een soort nostalgische tocht langs al die plaatsen van vroeger. Het was even zoeken maar we hebben het huis uiteindelijk toch gevonden. Het aardige was dat het er van buiten nog bijna precies zo uitzag als ik ’t me herinnerde.
Tijdens ons bezoek werd het bewoond door een jong stel waarvan de hij buiten bezig was met een klus aan de voordeur. Uiteraard merkte hij onze nieuwsgierige aandacht voor het huis en we raakten in gesprek. Nadat we de reden van ons bezoek in een paar zinnen hadden uitgelegd riep hij z’n echtgenote erbij en ze nodigden ons uit om binnen te komen. Aardige mensen die graag wilden weten wat zich tijdens ons verblijf in dit huis allemaal had afgespeeld.
Binnen hadden ze natuurlijk het nodige gemoderniseerd maar de indeling was beneden nog helemaal hetzelfde. En aan het schuurtje achter in de tuin was helemaal niets veranderd.
Of ik de zolder niet even wilde zien vroegen ze op een gegeven ogenblik. Ik heb het niet gedaan, zag om de een of andere reden plotseling op tegen de confrontatie met het verleden.
Achteraf heb ik geen spijt het niet gedaan te hebben. Het weerzien van herinneringen leidt vaak tot teleurstellingen.

Naschrift 2 bij hoofdstuk 12. d.d. 1-8-2019
Ons onderduikadres in Deventer

Inleiding
Zoals al in het begin van dit hoofdstuk aangegeven brachten we in Deventer net als in Eerbeek twee perioden door. De eerste van ongeveer augustus 1941 tot maart 1942. De tweede van juni 1942 tot december 1942. Beide keren woorden we daar aan de Schoutenweg 2, een vrijstaand huis in een buitenwijk van de stad. Met een kleine tuin voor en achter stond het in een straat met meer soortgelijke huizen.
Het vervolg op het verhaal over ons onderduikadres in Deventer begon midden 2017 toen ik een mail van Johan van der Veen uit Deventer ontving. Johan die zichzelf omschreef als onderwijsmens in ruste was weer met zijn oorspronkelijke studie Geschiedenis aan de slag gegaan. Hij woonde in Deventer en was bezig met een artikel over de Schoutenweg 2a in die plaats. Na een omnummering was dat nummer gewijzigd in 93.
Het noemen van dat adres riep natuurlijk gelijk allerlei herinneringen bij mij op omdat het twee keer gedurende een aantal maanden ons schuiladres geweest. We woonden er als onderduiker bij een gezin dat als hoofdbewoner stond ingeschreven. De familie Webeling.
Eind februari 1943 had de SD met een onverwachte inval een einde aan deze schuilplaats gemaakt.
Johan schreef daarover het volgende: “Agent Antoon de Vries die bij de arrestatie van Guurijna Hoeijenbos (Rein Webeling) betrokken was, heeft het pand na haar arrestatie in de gaten gehouden en vervolgens de deur op slot gedraaid. De stukken die op deze arrestatie betrekking hadden waren uiteindelijk in het Stadarchief terechtgekomen. Daarbij zat ook de sleutel van het betreffende pand.
Op enig moment had hij – Johan – die sleutel in handen gekregen. Zoals hij schreef”: ‘Bijna een relikwie.’
Mijn familie was overigens al een paar maanden voor de beschreven inval in februari 1943 vertrokken naar een ander onderduikadres. Begin december 1942 werd dat de villa Calluna Alba in Eerbeek.
Tijdens zijn onderzoek naar aanvullende gegevens stuitte Johan via Google op mijn website en het verhaal over onze oorlogsbelevenissen in Voordat ik het Vergeet. Na zijn eerste mail en mijn reactie daarop ging de bal aan het rollen en ontstond gaandeweg het verhaal over de Sleutel van de Achterdeur dat in het Deventer Jaarboek 2018 is opgenomen. Eind mei 2018 vond de presentatie van het verslag door Johan plaats in de Grote Kerk in Deventer.
Grootste verrassing voor twee aanwezigen was dat ze elkaar daar na bijna 80 jaar weer terugzagen. Tineke Webeling en Ruud Jansen. Figuurlijk gesproken kwamen zij elkaar via de achterdeur op de Schoutenweg 2A tegen. Dankzij een sleutelbewaarder die niet tevreden was voor hij het slot had gevonden waarop deze sleutel paste. Johan van der Veen.
Zijn verslag heb ik als bijlage opgenomen in Voordat ik het vergeet

Bijna leek het daarna of alles over deze geschiedenis was verteld totdat ik op 6 mei 2019 een Email ontving van Els D. Els is een kleindochter van Willem Webeling sr, de vader van Bertus Webeling. Zij had bovendien een andere kleindochter, Nancy v. O, op het verhaal over hun familie attent gemaakt en er kwam een uitgebreide briefwisseling tot stand met beide dames.
In mijn boek vertel ik dat de familie Webeling boven ons woonde in de Mercatorstraat 155 III. Zij waren op 1 Augustus 1933 op dat adres komen wonen, een paar maanden voor wij daar op de tweede etage arriveerden vanuit de Jan van Galenstraat 307 II. Dat vond om precies te zijn plaats op 12 oktober 1933. Of de families met elkaar omgingen weet ik niet maar ik neem aan van wel.
Op 9 juni 1936 verhuisden de Webelings naar de Bennebroekstraat 29 waar zij een paar jaar bleven wonen om vervolgens op 12 december 1938 naar de Woestduistraat 146 1e etage te vertrekken. Op 1 april 1946 verhuisde de wed. Webeling naar de Haarlemmermeerstraat 128 waar zij bleef wonen tot 20 mei 1952. Haar volgende adres werd Sloterweg 34hs. Op 11 januari verhuisde zij naar de Sloterweg 5 hs waar ze op 6 november 1964 overleed
De familie Webeling bestond uit 8 personen. Willem, zijn echtgenote Christina Alberta Beenke, 3 jongens en 3 meisjes.
Zoon Albertus Christiaan (Bertus) Bertus was op 4 juni 1913 geboren en trouwde in 1937 met Guuryna Hoeyenbos (Reina). Het echtpaar betrok op 11 september een tweede etage in de van Spilbergenstraat 62.
Bertus stond in het kaartensysteem van de burgerlijke stand ingeschreven als timmerman, kunstschilder en timmerman-aannemer.
De rol die hij met zijn echtgenote in het verzet speelde staat in het verslag van Johan van der Veen en in dit boek beschreven.
oom Bertus en tante Reina.2.20190508_180413

Bertus en Reina
Nieuw voor mij was de actieve rol van Willem sr. in het verzet waarop zijn kleindochters mij attent maakten. Uit een stuk van de Stichting 1940-1945 dat zij mij stuurden, citeer ik het volgende verhaal.
“Willem Webeling, geboren 19 maart 1887 in Nieuwer-Amstel, gewoond hebbende Haarlemmermeerstraat 128 I, was van 1908 tot aan zijn arrestatie als machinezetter werkzaam bij het Algemeen Handelsblad in Amsterdam. Hij was lid van de Communistische partij en werkte vanaf het begin van de bezetting actief mee aan het verzet door het verspreiden van De Waarheid en het aanplakken van tot verzet aansporende manifesten. Verder zamelde hij gelden in voor het Solidariteitsfonds. Hij stelde zijn woning beschikbaar om vergaderingen te houden van de verzetsgroep van de Waarheid. Hij werkte samen met de heer G. Rus, die in de Bennebroekstraat 27 in Amsterdam woonde.
Verzetswerk waarbij een zeker risico op ontdekking aanwezig was. Dat gebeurde dan ook op 28 juli 1941.
Met de heer Rus was hij op die datum bezig met het huis aan huis verspreiden van illegale lectuur in de Haarlemmermeerstraat in Amsterdam. Eén van de illegale bladen die hij in een brievenbus had gedeponeerd kwam in handen van een dochter des huizes, die omgang had met een Duitser, die op dat tijdstip aanwezig was. Op aanwijzing van deze vrouw werd de heer Webeling vlak daarop door de betrokken Duitser gearresteerd en overgebracht naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans. Via concentratiekampen te Schoorl en Amersfoort werd hij overgebracht naar het concentratiekamp te Neuengamme, waar hij op 27 januari 1942 is overleden.”
Uit de documentatie die ik van de kleindochters ontving bleek dat er na zijn arrestatie nog een aantal keren contact met hem is geweest met de laatste berichten op 28 oktober en 3 november uit het Durchgangslager in Amersfoort.
Na zijn arrestatie ontving zijn echtgenote op 1 augustus 1941 een briefkaart uit het Huis van Bewaring aan de Weteringsschans. Latere berichten kwamen op 19 Augustus, 28 Augustus en 4 September uit Schoorl.
Willem arriveerde op 19 november 1941 in Neuengamme (Hamburg). In de website Traces of War vond ik dat hij bij het eerste transport Nederlanders hoorde, dat vanuit kamp Amersfoort richting Neuengamme vertrok. Er zouden er nog vele volgen. Tijdens die transporten werden er ook gevangenen ‘íngeladen’ in Assen, Leeuwarden en Groningen.
Als een gevangene het kamp binnenkwam moest hij eerst douchen, al het lichaamshaar werd verwijderd en de burgerkleding werd ingeruild voor de gestreepte kampkleding met de bekende driehoek met nationaliteitsaanduiding (voor Nederlanders een H). Tevens kreeg iedere gevangene een kampnummer op jas en broek. In een andere website over Neuengamme vond ik dat het kampnummer van Willem Webeling 06566 was.
Door het zware werk dat de gevangenen moesten verrichten in o.a. de steenfabriek veranderden ze geleidelijk in levende wrakken die ‘Muselmannen’ werden genoemd. Dagelijks stierven er honderden gevangenen.
Willem overleed op 27 januari 1942
Na de oorlog werd hij op de erebegraafplaats bij Hamburg begraven.
Over zijn arrestatie op 28 juli 1941 vond ik in de politierapporten 1940-1945 het volgende verslag in het Stadsarchief

Tekst d.d. maandag 28 juli 1941:
“Afschrift in vijfvoud naar Halls”
“Brengen de a.p.s. Spijker (4301) en Hoofdman (3784) op aanwijzing van Cornelia Deleana Touw, geb. Adam 19-3-22, kapster, Aalsmeerweg 6 III en Jan Siebesma, geb. te Leeuwarden den 15 Mei 1907 Adminstrateur, Stolkwijkstraat 6huis alhier, een persoon genaamd Willem Webeling, geb. Amsterdam 19-03-87, machinezetter, Woestduinstraat 146 1hoog alh. van wien zij hadden gezien dat hij een biljet, inhoudende anti Duitsche propaganda, in den brievenbus van perceel Aalsmeerweg 6 stopte.
Siebesma erkende dit feit en verklaarde 48 biljetten in brievenbussen aan den Aalsmeerweg te hebben verspreid, Deze biljetten had hij ter verspreiding van een hem onbekend persoon op de Aalsmeerweg ontvangen, even tevoren had hij een bericht aan zijn woning gehad dat hij op den Aalsmeerweg – Hoofddorpweg moest komen, eveneens van een onbekend persoon.
De inhoud van deze biljetten is hem onbekend. Twee biljetten die door Webeling tijdens zijn vlucht had verscheurd, zijn gedeeltelijk door a.p. Spijkers gedeponeerd en worden bij dit rapport gevoegd.
Webeling blijft in bewaring. Fouill. F.56.O25.
In verband met bovenstaand heeft B.P. van Dijk een onderzoek in de woning van Webeling ingesteld hetgeen tot niets heeft geleid. Twee biljetten zijn door bp van Dijk uit een brievenbus van perceel Aalsmeerweg 123 gehaald, een dezer biljetten gaat bij dit rapport.
Afschrift in 5voud HB Kamer 42
Wat natuurlijk opvalt is dat de twee rapporten op een aantal onderdelen van elkaar verschillen.
Bijvoorbeeld de straat waarin de pamfletten in de bus werden gegooid.
In het artikel van de Stichting 40-45 werd Willem Webeling door de Duitsers gearresteerd en naar de Weteringschans gebracht. In het politieverslag werd dat door twee politieagenten gedaan die hem naar het politiebureau brachten. Hij zou een vluchtpoging hebben ondernomen.
En wie is die Jan Siebesma? Toch niet die tweede persoon die in het verslag van de Stichting wordt genoemd. Gooide hij zonder de opdrachtgeven te kennen zomaar biljetten in de brievenbus?
Ik vond hem op genealogieonline. Jan Siebesma was inderdaad op 15 mei 1907 in Leeuwarden geboren. In 1932 in Amsterdam getrouwd met Justina Petronella Holzmann. Als beroep wordt filiaalhouder vermeld.
Hij komt ook voor in de personenlijst van het Stadsarchief met als beroepen: kruidenier, administrateur. Contoleur CCD en kant bed.
Het is onduidelijk wat er precies tijdens de arrestatie van Willem Webeling is gebeurd. Eveneens waarvoor hij werd gestraft. Mogelijk vinden we hier later meer over.
Augustus 2019
opa Webeling gevonden in fotoboek van mama.20190508_173417grafsteen opa Webeling.11066536_979330902079296_1044547348800896334_n
Zie ook de bijlage achter in het boek. De sleutel van de achterdeur. Schoutenweg 2a


[begin]