10. Nog een dag in de bus
Woensdag 30 november.”Vandaag staat een lange, maar schitterende tocht naar Lalibela op het programma,” zegt ons programma. ”Driehonderdtien kilometer. Onderweg zien we herders met koeien, schapen en ezels, die langs de weg lopen maar ook soms midden op de weg opduiken. Ook kan langs de weg een priester zitten onder een parasol met een heiligenbeeldje of een afbeelding van een heilige in een kastje. Weggebruikers kunnen bij hem in een klein potje hun donatie kwijt.”
Als je zoiets leest krijg je toch meteen zin om op weg te gaan? En dat doen we dus, vroeg in de ochtend, want de weg schijnt hier en daar niet helemaal te zijn wat je van een weg mag verwachten.
Lia is niet helemaal lekker. Het eten van gisteren is niet goed gevallen en een paar Diacuretabletjes zijn nodig om te hevige aandrang onderweg te voorkomen. Ik ben er ook niet helemaal vrij van en bij het ontbijt hoor ik dat er nog twee of drie mensen met problemen zitten.
De rit begint met asfalt. Op dit soort dagen realiseer ik me pas hoe verwend we zijn in Europa. Met brede asfaltwegen waarop je bijna geluidloos voort zoeft. Akkoord, je staat wel eens een uurtje stil als gevolg van een file maar ik maak me sterk dat zelfs die beter zijn.
Maar wel zonder apen, spreekt m’n alter ego me toe. OK, die slag is voor jou, er zijn geen baboons bij ons en waar we nu rijden lopen ze plotseling in grote groepen rond. Moeders met kleintjes, opgeschoten apen van apenjongens en indrukwekkende mannetjes met een blik in de ogen die aangeeft dat er niet met ze te sollen valt.
Na een half uur rijden is het budget voor wegenonderhoud kennelijk uitgeput en we gaan over op een met steenslag verharde weg. Veel s-bochten want we zitten weer in bergachtig gebied.
Half tien een stop in een dorp om wat te drinken. Even uit de hobbelbus. Morgen wordt het beter hoor ik van Asnake. Dan blijven we de hele dag in Lalibela en de rotskerken die ze daar hebben zijn zo bijzonder. Dat zie je nergens.
Met die mededeling ga ik gesterkt verder, we komen zelfs weer op een geasfalteerd stuk weg waarop je tenminste kunt opschieten mits er geen kuddes koeien en geiten gepasseerd moeten worden. Die lopen bij voorkeur midden op de weg en moeten met een pets hier en veel geschreeuw daar naar de kant gedreven worden.
Ik kan me van India nog herinneren dat overal heilige koeien liepen. Ook bij voorkeur midden op de straat. Dit is vergelijkbaar.
Twaalf uur doemen er weer huizen op aan de horizon. Aan bepaalde dingen kan ik al zien of het een dorp wordt of een stad waarin we arriveren. In de grotere plaatsen wordt de straatweg bij nadering van het centrum dubbel zo breed met een middenberm van een paar meter. Met hek om te voorkomen dat iedereen maar oversteekt waar het hem of haar goeddunkt. In die middenberm staan op z’n minst struiken en als de gemeente maar welvarend genoeg is ook bloeiende planten.
In kleine dorpen is de weg vaak juist slechter, soms met diepe kuilen. Ik denk om te voorkomen dat het verkeer met onverminderde snelheid door jakkert.
We stoppen bij een hotel om te drinken en onze lunchpakketten op te eten. Lia heeft geen trek en installeert zich op een bank om wat te slapen. Ze voelt zich niet lekker, weet dat ze nog een hele middag in de bus moet zitten wat het er niet beter op maakt.
Dit hotel is in te delen in de categorie sjofel. Tot nog toe hebben wij onze overnachtingen in een wat betere klasse doorgebracht maar het is natuurlijk afwachten wat er nog komt.
We zijn bezig met onze achtste dag van de reis. Tot nog toe valt het me niet echt mee. Veel rijden in een bus met kleine plaatsen zonder reserveplaatsen. Het wisselen van zitplaats om te bereiken dat iedereen z’n beurt op de beroerdste plaatsen achterin krijgt, verloopt ook niet vlekkeloos. Lia en ik verhuizen straks naar de twee plaatsen achter de chauffeur. Die bieden nog minder ruimte dan de rest.
De middagrit is niet gemakkelijk.
Het landschap is ruig en de weg past zich daar naadloos bij aan. Voor de liefhebbers wel veel gelegenheid om mooie plaatjes te schieten.
De bewonersdichtheid is hier gering. Hier en daar een paar hutten, enkele dorpen. Waar mogelijk is land in cultuur gebracht om graan en maïs te verbouwen. Maar mensen, wat een armoede in dit grijsbruine landschap.
We arriveren pas om half zeven in Lalibela. Als we het stadje binnenrijden raakt Tesfaye even de kluts kwijt en slaat een verkeerde straat in. De bus komt vast te zitten bij een hoge drempel in de weg en we moeten allemaal uitstappen. Onmiddellijk komen de bewoners toegesneld om te kijken wat er aan de hand is. Tijdens zijn manoeuvres aan het stuur lopen wij maar een stukje verder. Uiteindelijk lukt het hem om de barrière te nemen en kunnen we weer instappen. Ik moet erbij zeggen dat hij de afgelopen dagen heeft laten zien dat hij een uitstekende chauffeur is. Ondanks de slechte weg en bochtige routes door de bergen heb ik me geen moment onveilig gevoeld.
Het is al donker als we het terrein voor het hotel oprijden. Achter twee grote ronde blokhutten in Afrikaanse stijl kan ik vaag de omtrekken zien van een aantal lage gebouwen. De verlichting is beperkt tot drie of vier lantaarns en nadat we de sleutels voor de kamers hebben ontvangen zoeken we half struikelend de weg naar onze kamer. Room number sixty ziet er niet echt aantrekkelijk uit. Klein zonder tafel of kast om iets op te bergen. Het badkamertje stelt ook al niet veel voor met een gammele WC en een douche die er goor uitziet.
Lia voelt zich nog steeds niet lekker en gaat naar bed. Ze heeft geen trek in eten. Ik ga om half acht toch maar naar de eetzaal in een van de ronde gebouwen. Zal ik vandaag weer vis bestellen of vlees? Ik laat ze maar allebei aan me voorbij gaan en geef de voorkeur aan lasagna. Samen met Jaap ook maar een fles rode wijn erbij die we vervolgens terugsturen omdat ie bedorven is.
De baas van het gebeuren weet daar niet goed raad mee en al helemaal niet omdat we een andere fles willen. Om hem te overtuigen bied ik hem daarom maar een glaasje aan en dat blijkt te werken. Hij deinst terug bij het idee en de bedorven fles verdwijnt waarna we een andere krijgen die goed smaakt. Ik heb wel eens gelezen dat er bij 1 op 7 flessen wijn iets mankeert aan de inhoud. De wijn smaakt dan naar kurk, is zuur of bedorven doordat er zuurstof bij gekomen is. Vaak durven de mensen dan niet te weigeren.
Als ik in bed lig kan ik maar moeilijk in slaap komen. De douche was niet warm en m’n darmen zijn weer onrustig. Tegen twaalven sukkel ik langzaam weg, ik rijd weer maar nu in een open wagen. Overal hangen de stofwolken en priesters (ik heb ze tijdens de rit overdag niet gezien) bonken op de zijkant van de auto waarbij ze uitnodigend op hun potjes wijzen. “Give, give!!”
’s Jonge, jonge, dat Ethiopië is wel een bar land.