103. What’s in a name?
“Goeie morgen, mannen. Wat is het hier stil?”
Het was inderdaad stil in de Ingooi en de woorden van Haagse Karel, die op zijn bekende luidruchtige wijze Amsterdams oudste supporterscafé betrad, bleven als het ware in de ruimte hangen maar dat was maar kort omdat hij meteen een vervolg aan z’n begroeting breide.
“Even Frits, voor je wat inschenkt. Heb ik iets gemist, is er iemand van ons groepje overleden? Vooruit heer, praat een aanstaande volksvertegenwoordiger eens bij. Je weet hoe wij het contact met de burger op prijs stellen.”
De blik waarmee Frits en Mehmet de binnenkomer bekeken sprak boekdelen maar nadat hij hem een pilsje van het huismerk had voorgezet zette de uitbater toch aan voor een antwoord.
“Luister, kereltje, over wat jij allemaal mist in je leven heb ik geen oordeel en er is ook niemand overleden van de vaste groep. En bij mijn weten ben je ook nog geen volksvertegenwoordiger en het is ook maar helemaal de vraag of je dat ooit zult worden omdat je je met feilloze precisie altijd bij de verkeerde groepering aansluit. Maar dat het hier stil is kunnen wij niet ontkennen. Te stil en dat is al een paar maanden zo. Geen klandizie en jij bent zelfs de eerste van de ouwe groep die hier sinds nieuwjaar komt. Het lijkt wel of de jongens geen behoefte meer hebben aan een goed gesprek. Hopelijk trekt het van het voorjaar weer wat aan maar als ik het eerlijk mag zeggen heb ik ook daar een hard hoofd in. D’r zit geen geld meer onder de mensen. Alles gaat op aan de zorg, aan het gas en aan de vakantie, die ze tegenwoordig drie keer per jaar nemen.”
En zuchtend schonk hij zich zelf een glaasje Spa rouge in om de slechte smaak die hij bij zijn repliek in de mond had gekregen, weg te spoelen.
“Dan wil ik als je klaar bent toch wel iets inbrengen tegen al dat geklaag,” nam de vertegenwoordiger van de Hofstad het woord weer over. “Toevallig las ik vanochtend in de krant een artikeltje over een bedrijf en wat die doen zou voor de Ingooi ook wel eens de oplossing kunnen zijn. Hier, lees maar,” en bereidwillig overhandigde hij de krant aan z’n sceptische toehoorders.
“Niemand wil dikke bult-zorg,” las Mehmet een kop uit de opengeslagen krant voor gevolgd door “Islam rechtvaardigt agressie tegen ongelovigen.”
Met een ‘nee, koekenbakker’ trok Karel de krant weer naar zich toe. “Hier, pagina 7, bij de economie, rode brievenbus wordt koninklijk oranje. De brievenbus, van meneer PTT. Kijk, die jongens hebben door het Emailen een aardig stuk markt verloren maar die gaan niet bij de pakken neerzitten zoals jullie. Die zien daar juist een uitdaging in en wat doen die dus? Die gaan zich op een andere wijze positioneren in de markt. Kiezen een andere naam en een ander uiterlijk. TPGpost noemen ze voortaan TNT en nog belangrijker, ze vervangen hun huiskleur. Brievenbussenrood wordt voortaan oranje. Laat dat nou eens even goed tot je doordringen. Asjeblieft, lees wat hier staat,” waarna hij met een groot gebaar de krant weer aan z’n toehoorders toe schoof.
Gedurende enige minuten was er afgezien van het geluid van een passerende tram en het ritselen van de krant niets te horen in de Ingooi tot Mehmet met een peinzende blik hardop begon te denken.
“Jij bedoelt dat we wat aan de Ingooi moeten veranderen?”
Met een ’ík wist wel dat jullie nog niet helemaal zijn ingeslapen’ gaf Karel z’n instemming te kennen. “Precies, jongen en wat betekent dat dan in concreto? Die ouwe troep hier d’ruit, dat bruin kan sowieso niet meer en er moet een andere naam komen. Laten we nou eerlijk zijn, de Ingooi. Wat moet een mens met die naam? Dat kan toch niet meer? Een eigentijdse naam, dat is wat de mensen vragen, waar ze op afkomen.”
“Weet je dat die flauwekul bij de post tien miljoen gaat kosten?””onderbrak Frits de alleenspraak van Karel. “Waar denk jij het geld voor een renovatie van de Ingooi vandaan te halen?”
Maar bij z’n collega waren de woorden van Karel toch in goeie aarde gevallen. “Met dat pandje van hiernaast erbij kunnen we er een soort grand café van maken,” zei hij dromerig. “En als supporterscafé stellen we toch al jaren niets meer voor.”
“Dat bedoel ik,” zei Karel, “En nu moet ik er toch echt weer vandoor. Effe bij die jongens van de post langs. Die hebben zoiets van 25000 rode brievenbussen in de aanbieding. Handel jongens, het moet toch wel heel gek lopen als ik daar geen liefhebber voor vind. Jaren geleden heeft een kennis van me goud verdiend door alle rode telefooncellen op te kopen. Heeft ie voor het tienvoudige verkocht als tuinobject.”
En met een ‘de mazzel’ liet hij twee mannen in de Ingooi achter, die allebei met een nadenkende blik in de ogen voor zich uit keken.
“De Ingooi forever,” mompelde Frits maar het vraagteken waarmee hij dit zinnetje uitsprak, sprak boekdelen.
Gajus