11. De rotskerken van Lalibela
Donderdag 1 december. De rotskerken van Lalibela behoren tot de meest spectaculaire monumenten van Afrika. Uitgehakt in vulkanische steen zijn ze buitengewoon goed bewaard en een bezoek meer dan waard. In de spelonken van het rotscomplex leven nonnen en in het geel gehulde priesters die op de binnenplaatsen met een bijbel in de hand hun gebeden prevelen.
Waar het gebruikelijk is om een kerk op een plaats te bouwen die hoger ligt dan de omgeving zodat je haar al van ver kunt zien, zijn de kerken in Lalibela juist in de rotsachtige bodem uitgehakt. Ze liggen dus als het ware verzonken in de grond, compleet met deuren, ramen en decoraties. De reden van deze bijzondere bouwwijze is me niet duidelijk geworden tijdens ons bezoek. Maar in de literatuur zal er ongetwijfeld wel een verklaring voor te vinden zijn.
De periode waarin ze zijn gebouwd ligt ergens tussen 1150 en 1200. Initiatiefnemer was de heer Lalibela die de aanleg liet uitvoeren nadat hij tot koning van het toenmalige Ethiopie was gekroond. Sommige deskundigen zijn van menig dat hij dat liet doen als herinnering aan de periode dat hij door zijn oudere broer verbannen was naar het Heilige Land. Andere kenners geven de voorkeur aan de verklaring dat hij dit deed om te voorkomen dat Ethiopische pelgrims naar het pas door de moslims veroverde Jeruzalem zouden trekken. De kerken, er zijn er elf, vormen namelijk een replica van Jeruzalem en het Heilige Land en er stroomt zelfs een riviertje doorheen dat de naam Jordaan heeft gekregen.
Hoe het ook zij, het is een wonderlijke ervaring om door dit labyrint te dwalen. Wel goede schoenen aan want er moet flink geklommen en geklauterd worden om alles te zien.
Na m’n droom van de afgelopen nacht kom ik maar moeilijk op gang. ’t Is maar goed dat we niet vroeg op hoeven te staan en op ons gemak kunnen ontbijten. Zo krijg ik tenminste even tijd om m’n dipje te boven te komen. Een positieve bijdrage aan m’n stemming is dat Lia weer helemaal is opgeknapt. En het is wederom prachtig weer. Bij daglicht ziet dit hotel er beter uit dan ik gisteravond dacht.
Na het ontbijt raak ik nog even in gesprek met twee Fransen die hier ook op rondreis zijn. De jongste spreekt goed Engels en zij volgen ongeveer dezelfde route als wij.
Wat een werk moet dat geweest zijn was m’n eerste reactie toen ik rondliep in de Bete Medhane Alem, het Huis van de verlosser van de wereld. Het was ook heel bijzonder, door de afmetingen en door de dikke zuilen aan de buiten- en binnenzijde die het dak moeten dragen. Op het moment dat ik dit schrijf bevinden we ons al bij de derde of vierde kerk van de cluster die we bezoeken en ik zit op m’n gemak buiten, op de stoep om te kijken naar de dingen die om me heen gebeuren. De rest van de groep is binnen met de gids en hun schoenen zijn door de schoenenwacht in een nette rij gezet. Hij draagt een prachtig uniform waarvan de kleur door veelvuldig wassen tot oudroze verschoten is. Voor twee Birr wil ie wel even voor me poseren zodat ik een foto kan nemen. Dit is wel een heel bijzondere wereld waarin we ons bevinden. Grotere en kleinere kerken zijn via smalle en brede gangen met elkaar verbonden. In kleine nisjes zitten hier en daar priesters te bidden.
Aan de andere kant van het pleintje waarop ik me bevind, zit een jonge non die bezig is om zichzelf in te smeren met as. Ik neem tenminste aan dat het as is. Wat zou het anders moeten zijn? Het zit in een klein zakje dat naast haar staat en zo nu en dan neemt ze er een handje uit. Het is hier stil en ik kan horen dat ze zachtjes wat prevelt. Iedere keer als ze wat as pakt maakt ze daaraan voorafgaand dezelfde sierlijke gebaren. Na haar benen neemt ze haar armen onder handen, eerst de linker en daarna de rechter. Wat ze prevelt kan ik niet verstaan, toch al niet omdat het wel Amhaars zal zijn. Maar het moet wel een gebed zijn. Haar armen zijn klaar en ze gaat verder met haar hoofd nadat ze eerst haar sluier heeft afgelegd. Laag na laag brengt ze aan op haar kaalgeschoren hoofd dat grijzer en grijzer wordt van kleur. Ondertussen komt de rest van mijn groep naar buiten en er snelt een jongen toe om iedereen te helpen bij het aantrekken van z’n schoenen. Dat klinkt misschien wat overdreven maar dit is een dag waarbij je voortdurend uit de schoenen moet als je de kerken wilt betreden. M’n non is trouwens klaar met haar asritueel en zoekt een plaatsje in de schaduw, om uit te rusten neem ik aan. Even raakt ze daarbij in gesprek met een naderende priester waarbij zij erg veel plezier heeft om iets wat hij zegt. Hij loopt daarna weer verder en blijft bij een deur staan waarna hij een boek openslaat en begint te lezen. Bij de ingang van de kerk zit een oud vrouwtje dat ook in diep gebed verzonken is. Volgens onze gids krijgt iedereen die deze kerken met een zuiver gemoed bezoekt kwijtschelding van al zijn zonden. Ik heb er wel vertrouwen dat het bij haar het geval is. Van mezelf ben ik niet helemaal zeker.
Een stukje verder duikt de rest van m’n groep nog even een andere kerk in, na uittrekken van de schoenen uiteraard. Ik installeer me op een muurtje maar krijg onmiddellijk bezoek van een jonge knaap. Of ik geen interesse heb in een mooi kruisje. Hij laat me een aantal uitvoeringen zien en nadat ik m’n voorlopige keuze op een exemplaar heb laten vallen begint de onderhandeling over de prijs. Na loven en bieden verwisselt het kleinood voor 10 Birr van eigenaar. Mooi voor de thuisverzameling van souvenirs.
”Heb je ze zelf gemaakt?” vraag ik nadat ik het heb opgeborgen in m’n tas.
“No, no,” is z’n antwoord. “Deze kruizen worden door mijn vader gemaakt. He is a monk.”
“A monk?” probeer ik een toelichting bij hem los te peuteren maar hij reageert niet en probeert me een ander kruisje te verkopen. Alsof we niet net een lange onderhandeling achter de rug hebben.
Na de kruizenverkoper krijg ik bezoek van de schoenenjongen die wil weten waar ik vandaan kom. “Holland,” is mijn antwoord waarop hij waarderend met z’n hoofd knikt.
“Ah, Holland. I like it.”
Ik sla wat vliegen weg. Vergeefs, het zit hier vol met die beestjes en ze behoren tot een zeer vasthoudende soort.
Wij gaan weer verder. De groep is terug van de laatste kerk in deze cluster en over een smal paadje langs een aantal hutjes lopen we in ganzenpas naar de volgende bezienswaardigheid. We worden verwacht, dat is duidelijk. Minstens twintig kreupele, blinde en invalide oudjes zitten hier te wachten op een gift. Ik geef links en rechts een paar Birr in de uitgestoken handen. Druppels op een gloeiende plaat maar wat kan ik anders.
Na mijn aankoop van een kruisje ben ik inmiddels de favoriet van alle andere kruizenverkopers. “Silver ,sir. Very old.”
Sorry boys, maar ik heb al.
“Sir, sir, just look.”
Jongens, ik heb al. Je kunt het veel beter bij de anderen proberen,
“Very old, sir, look.”
Ik geef het op en houd me verder doof.
We wandelen verder naar een volgende verzonken kerk. Een jongen van een jaar of zestien met een mooi oranje shirt en een keurig groen jasje komt naast me lopen.
“Hallo, how are you, where you come from?”
“Ah, Holland,” is zijn reactie na mijn voor de hand liggende antwoord. “Holland, I like it.”
Voor de verandering vraag ik hem maar eens waarom hij dan wel zo van Holland houdt.
Hij barst meteen los in een lang verhaal dat erop neer komt dat hij een arme student is waarvan de ouders in een simpel hutje buiten de stad wonen. Het shirt en het groene jasje, “my schooluniform”, had hij gekregen van een Nederlandse toerist dat wil zeggen, ze hadden het samen in de stad gekocht. Reden genoeg om van Holland te houden, vond hij en als blijk van waardering wil hij mij een klein kruisje aan een touwtje schenken.
Omdat ik wel vermoed welke kant het gesprek zal opgaan als ik het aanneem weiger ik vriendelijk maar beslist. We arriveren trouwens bij de kerk en hij verdwijnt samen met alle andere verkopers en jongetjes.
Daar ben ik gemakkelijk afgekomen, denk ik maar ik heb hem onderschat. Na het bezoek aan deze kerk duikt hij weer op en vraagt na de begroeting wat m’n beroep is. Ah, engineer, yes, dat wil hij ook wel worden. En hij laat me een schoolboek zien om te tonen dat het hem echt menens is. Moet je dan niet naar school is mijn voor de hand liggende vraag. Yes, no, yes, maar niet nu. Vanmiddag. Morgen.
Het pad waarop we ons bevinden loopt op een gegeven moment stijl omhoog en hij wil me helpen om te voorkomen dat ik zal uitglijden.”Laat maar jongen,” zeg ik in het Nederlands. “Dat kan opa echt zelf nog wel.”
“Bad road” is daarop zijn antwoord gevolgd door “Bad shoes”. En hij steekt een voet omhoog om me de onderkant van z’n schoen te laten zien. Er zit een klein scheurtje in. Moet met wat handigheid nog wel te repareren zijn.
Of ik wel weet hoe duur een paar schoenen is. Honderdvijftig Birr en omdat z’n ouders erg arm zijn en in een hutje ver buiten Lalibela wonen heeft ie een probleem. Zoveel geld heeft hij niet.
Ik adviseer hem om een baantje te zoeken. “Try to find work like the shoeboys,” opper ik maar daar is ie niet enthousiast over.
Het zou veel eenvoudiger zijn als ik ze voor hem koop. Of wat geld geef. Fifty Birr en als een paar anderen uit de groep dat ook doen is z’n probleem opgelost?
Ik doe er maar het zwijgen toe. Hij ziet aan m’n gezicht wat ik denk van z’n voorstel, zakt via vijfentwintig naar tien Birr als bijdrage van mijn kant en geeft het dan op.
De kerken die we ’s middags bezoeken zijn moeilijker te bereiken. Het wordt een klauterpartij over smalle trappetjes, door tunnels, alles uitgehakt in de rotsen.
En de dikke oude boeken en andere relikwieën ontbreken ook al niet. Ik vind het wat teveel worden van het goede en m’n aandacht verflauwt bij de verhalen van onze gids. Die wel aardig op de hoogte is van de geschiedenis en daar aardig over weet te vertellen.
Tegen een uur of vier zijn we terug in het hotel. Iedereen is tevreden maar ook moe, niet zo verwonderlijk na deze dag. Ik neem een douche, zowaar aardig warm deze keer, en installeer me met een bodempje Irish van meneer Paddy, op m’n bed.
Is dat dan lekker? Dat is heerlijk, na zo’n dag lopen, kijken, praten, schoenen uit, klimmen, zitten, schoenen aan en weer verder lopen. Niets beter dan een uurtje liggen voor je gaat eten. Tijdschriftje of boek onder handbereik, beetje lezen, even met open ogen naar binnen kijken en de gedachten laten gaan, wat schrijven in het dagboek.
Ondanks dat we de volgende dag niet vroeg op hoeven te staan, vinden we het om tien uur, na de avondmaaltijd, voldoende. Lekker naar bed, een goed bed in een kamertje dat nog steeds geen enthousiaste beoordeling bij me kan losmaken.
Welterusten.