21 jul 2011

114. Het geheim van Twente

0 Reacties

Ken je Twente? Ja, van de voetbalclub met die naam maar kom je er wel eens? Of vind je als echte Randstedeling dat het een beetje achtergebleven gebied is waar boeren en textielarbeiders de godganse dag bij gebrek aan ander vertier op midwinterhoorns blazen en Paasvuren stoken. Een gebied waar je beter niet naar toe kunt gaan als je er niets te zoeken hebt.
Ik moet bekennen dat ik tot voor enige jaren ook niet echt veel van dat deel van Nederland wist. Dat was niet zo verwonderlijk omdat ik er afgezien van een bezoek dertig jaar geleden tijdens een voetbaltoernooi van een van m’n zonen nooit geweest was. In feite was m’n kennis daardoor beperkt tot zaken als dat Stork er een fabriek had en de van Heeks er als een soort onderkoningen jaren geregeerd hadden.In deze situatie kwam vijf jaar geleden verandering doordat we tijdens een groepsreis door China veel met een echtpaar uit Hengelo optrokken. Het contact bleef na afloop van die reis bestaan en ze nemen nu een vaste plaats in onze vriendenkring in. Ik weet daardoor bijvoorbeeld dat het ruim 150 kilometer rijden is met de auto naar hun huis. Omgerekend in tijd betekent met de huidige drukte op de weg door de week al gauw twee uur rijden. Op zondag met minder vrachtverkeer gaat het wat sneller.
Afgelopen weekend brachten we ze weer eens een bezoek. Onze pogingen om vroeg weg te gaan lukten ook deze keer niet maar een kwartiertje na negenen zaten we toch op de A9. Daarna was het met de blik op oneindig en een muziekje aan lekker doorrijden op de A1 en passeerden we het bekende rijtje Hilversum, Amersfoort, Apeldoorn, Deventer en Twello. Ik noem die laatste plaats omdat ze een belangrijke rol in de stamboom van mijn vaders kant speelt. Twello is namelijk het dorp waar onze roots liggen. En we hadden daar tot op de dag van vandaag nog kunnen wonen als m’n overovergrootvader Willem Jans een paar honderd jaar geleden niet de kriebels had gekregen en wat anders wilde dan het boerenbestaan waarvoor de hele familie leek voorbestemd. Hem trok de stad en na lang twijfelen tussen de keuze voor een plaats in Twente of juist de andere kant op, de Randstad dus, besloot hij om naar Amsterdam te vertrekken. Maar voor hetzelfde geld was hij naar Hengelo gegaan om bij een van de vele textielfabrieken een baan te zoeken en dan was dit stuk nooit zo geschreven.
Misschien is het voorgaande wel de reden dat Twente ons zo goed bevalt. Onze vrienden verrasten ons tijdens dit bezoek met een ritje door de omgeving. Het landschap in Twente is een afspiegeling van de bewoners en omgekeerd zijn de Twenten een afspiegeling van de streek. Een mengsel van rustige degelijkheid en tradities in een omgeving die zich kenmerkt door een mooi lichtgolvend landschap met veel groen, bospartijen, her en der wat paarden of witrose koeien en bij ieder dorp vanwege Pasen nog nagloeiende resten van het jaarlijkse paasvuur. Met last but not least z’n inwoners met dat aardige Herman Finckers spraakje.
Een mooi gebied om te fietsen of te wandelen. Of een stukje over de rustige straatwegen te rijden waarbij wij bijna ongemerkt plotseling in Duitsland zaten. Een kilometer of vijf voorbij de grensovergang arriveerden we bij de eerste stop van de dag, een café restaurant dat door z’n centrale ligging in een web van wandelroutes altijd op veel aanloop kan rekenen. Niet alleen van Duitsers, een groot bord bij de ingang maakte in het Nederlands reclame voor het kopje koffie met appelgebak.
We brachten er een gezellig half uurtje door op het terras met een broodje en dronken er een glaasje droge witte bij. Volgens goed Duitse gewoonte niet zo’n lullig bodempje in een oversized glas zoals je in Amsterdam voorgezet krijgt maar een fors glas met 20 centiliter wijn op de juiste temperatuur.
Om dat een beetje te compenseren maakten we daarna weer terug in Nederland een wandeling langs de Dinkel. Op die plaats een smal riviertje dat rustig voortmeanderde in een diep uitgesleten bedding onder het groene bladerdak van statige beukenbomen. Diezelfde Dinkel kan overigens ook in een kolkende watermassa veranderen bij een te overvloedige toevoer van Duits regenwater. Met overstromingen van het omringende land als minder plezierig gevolg. Land dat nu als gevolg van de al weken durende droogte wel een drupje water kon gebruiken
Iets anders, zijn jullie wel eens in Ootmarsum geweest? Precies, oud stadje, dat tegenwoordig vooral bekend is om z’n kunstenaars. Ton Schulten is wel de bekendste en heeft nu zoveel schilderijen voor boven het bankstel verkocht dat hij een eigen museum gaat bouwen. Toen ik het bord zag waarop dat werd aangekondigd moest ik even denken aan dat andere museum. Ik bedoel van die meneer in Wognum. Maar dat kon natuurlijk niks worden. Bankiers hebben geen verstand van kunst. Van bankieren ook niet zeiden deskundigen een paar jaar geleden maar dat schijnt voor sommigen van die heren toch geen belemmering te zijn om nu al weer flink de zakken te vullen.
Wat heeft Ootmarsum, dat volgens de VVV folder naast z’n rijke historie vooral de ligging in een van de mooiste gedeelten van Twente bezit, te bieden aan de verwende toerist? Veel maar ik wil me in dit geval toch beperken tot een wel heel merkwaardig lentegebruik, het vlöggelen.
Vlöggelen of vlöggeln zoals de Twenten het uitspreken, is de naam van een paastraditie in Ootmarsum. Vooral voor rooms-katholieken in deze plaats is het een belangrijk onderdeel van de festiviteiten rondom het Paasfeest en het vindt zowel op Eerste Paasdag als de Tweede Paasdag plaats.
Een eensluidende theorie voor het ontstaan van het vlöggelen ontbreekt, oude geschriften uit de 19e eeuw maken al melding van dit gebruik maar aangenomen wordt dat het veel ouder is.
Een uitvoering begint in Ootmarsum met een rondgang rond de katholieke kerk door de Poaskearls, een groep bestaande uit acht vrijgezelle mannen, die gekleed gaan in een lange regenjas met een gleufhoed.
Om voor poaskearl in aanmerking te komen moet je in Ootmarsum geboren en getogen zijn. Je moet rooms-katholiek zijn en ongetrouwd. En je moet vier jaar beschikbaar en tijdens die periode vrijgezel. Ieder jaar treden de twee poaskearls met de meeste dienstjaren af. Van die twee is de oudste in leeftijd de beheerder van het geld. Als enige poaskearl in Ootmarsum heeft hij een, zeer toepasselijke, naam: Judas.
Bij de rondgang rondom de kerk wordt Rondgang om de Whene gezongen. Later in de middag begint het vlöggelen. Hierbij lopen inwoners van Ootmarsum en andere aanwezigen met de Poaskearls voorop in een sliert hand-in-hand door het stadje naar het marktplein, waarbij afwisselend twee paasliederen, Christus is opgestanden en Allelujah, den blijden toon, worden gezongen. De eerste, oudste Poaskearl rookt daarbij traditiegetrouw een sigaar.
De wandeling gaat niet alleen over straat maar ook door gebouwen, boerderijen en cafés. Voor de poaskearls staat daar een glaasje jenever klaar. Die wordt in ’n gaank (al lopend) genuttigd.
Aan het einde worden  er een aantal kinderen driemaal opgetild, waarbij driemaal “hoera” wordt geroepen. Dit optillen symboliseert de verrijzenis van Jezus Christus. Op Eerste Paasdag is er daarna ’s avonds rond half negen het paasvuur waarbij ook de Poaskearls weer aanwezig zijn.
Als je zoals wij dan toch met tweede Paasdag in de buurt bent mag je je dit merkwaardige gebruik natuurlijk niet laten ontgaan en na de Dintel reden we dus naar Ootmarsum waar we ondanks het afschaffen  van betaald parkeren toch nog een plaatsje voor de auto vonden. Vijf uur zou het beginnen en vol verwachting begaven we ons naar het marktplein waar de optocht als ik het zo noemen mag, langs zou komen.
De drukte viel me mee en even dacht ik dat het al afgelopen was maar dat was niet het geval. Dat vlug in vlöggeln heeft niets met snel te maken. Het werd kortom half zes voor de stoet zingend op kwam dagen. De paoskearls in kleding die aan de dertiger jaren van de vorige eeuw deed denken met lange regenjassen uit die tijd en een gleufhoed. Daarachter een staart van vrijgezellen waarbij ik me niet aan de indruk kon onttrekken dat sommigen zich al moed hadden ingedronken.
Je kunt veel van de Roomse kerk zeggen maar ze gunnen een mens tijdens hun feesten z’n alcoholische versnapering.
Zo maakten wij weer kennis met een van die vele plaatselijke gebruiken waarvoor je voor de oorsprong waarschijnlijk heel ver terug in de tijd moet. Tot ver voor het begin van onze jaartelling misschien.
Ik moet me toch maar eens in de geschriften over Twello verdiepen om na te gaan of ze daar bij speciale gelegenheden ook zo uit de bol gaan. Kunnen we iets terugdoen voor onze lieve vrienden in Hengelo. Amitié oblige toch?.

29-4-2011
erJeetje


[begin]