12. Fever in the morning
Maandagochtend, 18 december. Half zes ’s ochtends arriveren in een hotel is een ongewone ervaring. Bijna alles slaapt nog. Niemand om je vertellen dat ze blij zijn met je komst. Er blijft niets anders over dan een plaatsje zoeken in de lounge en wachten. Maar dat geeft in ieder geval veel tijd voor zelfreflectie.
Is kwart over vijf in de ochtend niet wat vroeg om door Hanoi te rijden? In ieder geval niet voor de lokale bevolking want die is op brommer en fiets al in dikke rijen onderweg. Naar het werk, of op weg naar huis omdat ze een nachtdienst hebben gedraaid.
Maar deze modale toerist die net ruim acht uur door elkaar is geschud in de trein, is er niet echt blij mee. Nog een geluk dat er ondanks het vroege tijdstip een busje bij het station klaar stond om hem naar het hotel te brengen.
Onderweg zie ik visioenen van een warme douche en een bed dat al uitnodigend is opengeslagen. Een uurtje slapen, dat zou me pas goed doen maar het droombeeld blijkt een fata morgana te zijn. De enige man die in de hal van het hotel aanwezig is, vertelt me dat het hotel helemaal vol is, alle kamers zijn bezet en er blijft weinig anders over dan dat we ons installeren in de lounge. Wachten tot er een kamer vrij komt.
Tot m’n vreugde kan je al vanaf zes uur ontbijten. We doen het zeer uitgebreid om de tijd te korten maar om zeven uur vind ik het genoeg. Wat kunnen we eigenlijk al doen op dit tijdstip? De stad inlopen is een mogelijkheid maar daar vind ik het nog veel te vroeg voor. Ik wil me gewoon even wassen en scheren. Schone kleren aantrekken, dat is waar ik behoefte aan heb. Zijn er al gasten die hun kamer hebben verlaten om te ontbijten? Dat valt niet tegen. Er zitten al vijf mensen in het eetzaaltje. Die willen vast vroeg op pad. Als het personeel dan meteen aan de slag gaat met die kamers kunnen wij er over een uurtje in.
Buiten heeft de dag inmiddels volledig beslag op de straat gelegd. Met veel druk verkeer en op het pleintje tegenover ons vier mensen die een net spannen om een potje badminton te spelen. Wat een vreemde plaats eigenlijk, ik zie dat nog niet gebeuren midden op het Leidseplein. Maar misschien wonen ze in de buurt en is het de enige geschikte plaats. Voor zover ik het kan beoordelen slaan ze in ieder geval een aardig shuttletje weg. Een beetje zon vandaag, dat zou me na Sapa wel lekker lijken. Voorlopig is de hemel nog betrokken maar volgens de krant die net door een krantenjongen is gebracht, wordt het vandaag 19 graden. Overigens 32 in Saigon, dat belooft dus nog wat over een paar weken.
Half acht inmiddels, dat schiet nog niet echt op. Ik voel me een beetje dizzy van de schommelende trein. Zal ik proberen om een uurtje weg te sukkelen, die banken zitten best lekker hier. Niet doen fluistert m’n alter ego me in. Daar word je alleen nog maar gammeler van. En ik besluit om het Engelstalige VietnamNews nog een keertje te lezen. Zoiets levert soms nuttige informatie op voor m’n reisverhaal. M’n nationale gevoelens worden meteen geprikkeld door een artikel over Dutch lady. Even denk ik dat het over Maxima gaat maar het is wat anders. Dutch lady is de naam van een bedrijf dat zuivelproducten op de markt brengt en om de afzet te verhogen is in aanwezigheid van de Nederlandse ambassadeur een nieuwe vestiging geopend in Hanoi.
Dutch lady, een soort Frau Antje op z’n Vietnamees. Ik weet niet of ik daar blij mee moet zijn. Daarom probeer ik maar om me te vermaken met het komen en gaan van allerlei mensen in het hotel. Mensen die willen ontbijten, mensen die de stad ingaan, mensen die op een taxi wachten. Een meisje van het hotel verschijnt met een bezem en gaat aan de slag om de vloer nog schoner te maken dan ie al is. Een keer aanvegen lijkt me genoeg maar haar opdracht houdt zo te zien meer in. Ze maakt er een uurtje vegen van en alsof het een of andere trainingsvorm betreft trekt ze met grote regelmaat rondjes van 65 seconden in de grote hal.
Achter de receptiebalie zijn inmiddels de dames gearriveerd die zich met de afhandeling van telefoontjes bezig houden. Zij zijn ook verantwoordelijk voor het in- en uitboeken van de gasten en ik besluit om ze een kort bezoekje te brengen. Informeren of er al schot zit in het schoonmaken van de kamers. M’n good morning, ladies tovert iets van een flauwe glimlach op de gezichten. Of onze kamers al gereed zijn is de boodschap die ik voor ze neer leg.
Your rooms? Yes, no, daar wordt al hard aan gewerkt. We zijn zo langzamerhand wel moe, voeg ik aan de eerste boodschap toe maar het levert niet meer op dan de belofte dat ze een seintje zal geven zodra we erin kunnen.
Ik installeer me weer op m’n bank. De badmintonners buiten hebben hun partij beëindigd en ruimen het net op. Zijn misschien ook moe of ze moeten naar hun werk. Is de hoofdportier er al? Natuurlijk is die er al en hetzelfde geldt voor zijn assistent. Ze hebben het druk met het openen van de deur en dragen de koffers van de gasten die vertrekken. Het veegmeisje laat de vloer plotseling voor wat hij is en stort zich op de tafeltjes met een spuitfles en een duizenddingendoekje. Niet lang echter want er komen een paar mensen binnen en roets, roets, daar gaat de brede veger weer over de vloer. Van links naar rechts en van rechts naar links. Het doet me even denken aan het schaatsen in m’n jeugd. Nog voor de klimaatverandering, toen er altijd wel een week of wat ijs lag op de Boerenwetering en er altijd een mannetje was dat ervoor zorgde dat je niet vastliep met je schaatsen in sneeuw en ijsschraapsel. De baanveger dus. In Thialf hebben ze daar tegenwoordig veegmachines voor maar ik praat over de tijd dat ze in Friesland heel andere dingen aan hun hoofd hadden zodra er ijs op de kanalen en meren verscheen. Voorbereidingen voor de Elfstedentocht met rayonhoofden die vier keer per dag een gaatje in het ijs boorden om de dikte te kunnen opmeten. Terug echter naar de baanveger en de tijd van houten schaatsen, die altijd los gingen zitten en ijsmutsen tot over je oren. De man die er met zijn sneeuwschuiver voor zorgde dat we konden blijven schaatsen waarbij hij regelmatig met een schor uitgeroepen ‘centje voor de baanveger’ de aandacht op z’n inspanningen vestigde. Een ongetwijfeld welkom centje want de uitkeringen stonden nog op een minimum niveau in die dagen. Hoeveel zou dat meisje verdienen met haar werk? Ik heb geen idee wat het personeel in dit hotel verdient. Kan haar moeilijk wat geld in haar handen duwen als centje voor haar werk.
Wat gebeurt er nu? Daar komen zowaar nieuwe gasten met koffers binnen. Waarschijnlijk met het vliegtuig gekomen. Vastberaden begeven ze zich naar de balie. Hé hé, boys girls, wij zijn eerst hoor. A beautyful day op m’n Ipod zorgt ervoor dat m’n bloeddruk weer wat daalt. Nou ja, beautiful, daar stel ik me toch iets anders bij voor, jongens.
Ik vraag me af of we niet een foutje hebben gemaakt met onze reisplanning. Een Duits stel in de trein waar ik nog mee had gesproken, had het anders gedaan. Zij waren ook naar hun hotel gegaan, een ander, om te douchen en om te kleden en daarna naar het vliegveld voor hun vlucht naar Hue. Wij vliegen morgen pas.
Er komen wat mensen tegenover me zitten. Een Vietnamees echtpaar met twee zoontjes van een jaar of twaalf. Pa en ma gaan onmiddellijk met hun mobiele telefoons aan de gang. In een andere hoek heeft een Europees echtpaar met kinderen van omstreeks vijf jaar een plaatsje gezocht. Wachten ze net als wij op een kamer of op een taxi om te vertrekken? Het laatste denk ik. Aan hun kleding te zien zijn het toeristen. Die dragen meestal de meest vreemde combinaties. Het stel tegenover kan ik nu indelen bij de groep vertrekkers. Er is nog een derde man bij ze komen staan en ze zijn druk in de weer met stapeltjes bankbiljetten waarna er eentje naar de balie loopt om te betalen.
Het is inmiddels half negen. Pfff, we zitten hier al drie uur. Dit hebben wij, weliswaar met behulp van ons reisbureau, niet goed voorbereid.
Fever in the morning zingt dat leuke witte muziekdoosje van Apple nu in m’n oor. Dat mag je wel zeggen brom ik zachtjes voor me heen. En helemaal als Miss Peggy Lee me zachtjes ‘You give me fever’ via de oordopjes toefluistert. Good old Peggy Lee. Altijd present als ik haar nodig heb. De beste van alle jazzzangeressen van de afgelopen eeuw. Sarah Vaughan, ook goed, niks mis mee, Ella, mag ik graag naar luisteren, Anita O’Day, zong als ik me niet vergis nog een tijdje bij de big band van Stan Kenton, Billy Holliday, swingend als een trein, prachtig, en dan vergeet ik er nog vier of vijf maar van al die toppers was er voor mij eentje de beste. Zoals die “Is that all there is” kon zingen. Wat zeg je? Rita Reijs? Kom jongens, even serieus blijven, ik heb het over de top, het beste. Peggy Lee, zoals die kan zingen. Kon bedoel ik natuurlijk want als ik me niet vergis is ze vijf jaar geleden overleden. Maar haar nummers blijven. Vastgelegd op platen, banden en CD’s totdat ook die tot stof vergaan. Hoe is het ook alweer? Dust thou are enz.
Buiten op het plein is het drukker geworden. De herdenking van 60 jaar Vietnam wordt vandaag geopend met een kranslegging bij het monument. Straks maar even kijken want ….. hé, een van de dames geeft een seintje dat onze kamers gereed zijn. Zie ik iets van een glimlach op haar gezicht? Jazeker, zie ik dat en wij gaan naar boven waar dank zij die brave hoofdportier de koffers al klaar staan en de douche overvloedig warm water produceert. En het bed me uitnodigt om nog even de ogen te sluiten. Een uitnodiging die niet aan dovemansoren is gericht. You give me fever, mompel ik nog en dan ben ik weg. Heerlijk.