13. Speld in de hooiberg
Of we zin hadden om ’s avonds mee te doen aan de TamTam cookingclass vroeg mevrouw Phi gisteren na afloop van ons schoolbezoek. We hadden er wel oren naar en spraken af voor de avondcursus. Het werd onder haar leiding een leuke avond waarin we crispy fried shrimps, vegetable springrolls, fishsoup, grilled fish in bananaleaves en grilled meat in banana leaves klaarmaakten. Dat klinkt niet alleen lekker maar smaakte ook heerlijk met een glaasje wijn er bij. Tijdens onze vorige reis hadden we ook een kookles gevolgd, alleen was de groep toen veel groter. Nu waren we met zes ‘leerlingen’ en had ik het gevoel dat ik onder leiding van Jamie Oliver bezig was om m’n koksdiploma te behalen. Maar erg leuk en aan te bevelen voor iedereen die van plan is naar Vietnam te gaan.
Voor de liefhebbers van een gemakkelijk klaar te maken vissoep neem ik aan het einde van dit hoofdstuk het recept op.
Na afloop hadden we op het balkon nog even geborreld en nagepraat over de Le Do school en hoe je daar wat voor kunt doen.
We zijn inmiddels acht uur verder in de tijd en ik word wakker met een pijnlijke nek en een nog pijnlijker schouder. Waarschijnlijk een gevolg van een te zacht hoofdkussen of ik heb niet goed gelegen. Alles aan m’n lichaam voelt aan als oud hout. Was die aardige assistente uit dat ziekenhuis in Hanoi maar in de buurt met haar kleipotjes. Die zou er echt wel raad mee weten. Zou het hotel ook zo’n knijpster in dienst hebben?
Wat voor dag is het vandaag, is het eigenlijk al Kerstmis? Een blik op m’n horloge leert me dat ik nog even geduld moet hebben, het is pas de vierentwintigste. Wel zitten we vanavond aan bij het kerstdiner. Zal me benieuwen wat ze dit keer doen. Verleden keer was het erg goed. Voor nu lijkt gewoon opstaan en daarna een goed ontbijt me de beste therapie.
We hebben afgesproken om vandaag te gaan fietsen maar na het gekookte eitje, verse broodjes en yoghurt met muesli breng ik eerst nog wat wasgoed weg. M’n wasvrouw zit op haar gebruikelijke plaats naast de toegangspoort en tovert haar meest brede lach voor me te voorschijn als ze me met een plastic tas ziet naderen. Yes, laundry, is vanmiddag om drie uur klaar. Ongelooflijk, vraag niet hoe het kan maar profiteer ervan. Als de zon nou ook nog te voorschijn zou willen komen maar de gordijnen zijn boven dichtgetrokken. Beetje klammig weer en of het droog blijft is maar de vraag. Maar afspraak is afspraak en de regenponcho’s zijn tenslotte niet voor niets meegenomen.
Fietsen, hoe komen we aan een stel goeie fietsen? Ons verhuuradres van vorige keer is er mee gestopt. De reden blijkt simpel, we kunnen ze gratis bij ons hotel lenen. Plezierige service, als ze nu ook nog een fietspomp hebben maar helaas, die is er niet. Dan maar met zachte banden op weg. Na honderd meter passeren we al een fietsenreparatiebedrijfje en kunnen we wat lucht bijtanken.
Onze bedoeling is om te beginnen met een route waarvan we een beschrijving ontvingen bij ons reisbureau. Dat wordt geen succes. De beschrijving zal vast wel kloppen maar na een paar honderd meter lopen we al vast dat wil zeggen, we weten niet of we linksaf, rechtaf of rechtdoor moeten. Dan rijden we de route van twee jaar geleden nog maar een keer. En kijk, dan is een goed geheugen nooit weg. Alsof ik al jaren in deze plaats woon fiets ik het stadje uit.
Na een half uurtje naderen we het drijvende restaurant, voor ons liggen de uitgestrekte rijstvelden.
Eerst koffie besluiten we. En Ton wil gelijk informeren of iemand de man kent aan wie hij twee jaar geleden een bril gaf. Een oude man die met een karbouw langs de rijstvelden liep.
Het lijkt me het zoeken van een speld in een herberg, zelfs als hij een foto laat zien waar de gezochte persoon op staat. Speciaal meegenomen om aan die man te geven, vertelt hij aan de juffrouw van de bediening die er een paar collega’s bij haalt om te kijken of ze hem kennen maar net zoals bij de meeste Opsporingsprogramma’s op de televisie levert dit schot in de ruimte niets op.
Terwijl de anderen met het personeel praten probeer ik me de beelden van een paar jaar geleden voor de geest te halen. Was het eigenlijk wel een karbouw waarmee de man liep? Was het geen Vietnamese koe of een buffel? Het laatste doet me denken aan de Max Havelaar, het beroemde boek van Douwes Dekker. In een van de hoofdstukken, dat over Saidjah en Adinda, begint de schrijver z’n verhaal met de volgende zinsnede: “Saidjah’s vader had een buffel waarmede hij zijn land – rijstvelden – bewerkte.” Ik las het voor de eerste keer toen ik negen of tien jaar oud was en weet nog dat het een enorme indruk op me maakte. Het liep slecht af met Adinda in dat verhaal. Het dorp waarin ze woonde, verzette zich tegen het Nederlandse gezag en werd daarom door het Nederlandse leger in brand gestoken. De bewoners werden gedood en Saidjah, die om allerlei redenen een aantal jaren afwezig was geweest, keerde uitgerekend op die dag terug om zijn Adinda in de armen te sluiten. Helaas, “als een spook waarde hij rond in de huizen die nog niet geheel verbrand waren, en vond het lijk van Adinda’s vader met een klewang-bajonetwonde in de borst. Naast hem zag Saidjah de drie vermoorde broeders van Adinda, jongelingen, bijna kinderen nog, en een weinig verder het lijk van Adinda, naakt, afschuwelijk mishandeld …
Er was een smal strookje blauw lijnwaad ingedrongen in de gapende borstwond, die een eind scheen gemaakt te hebben aan een lange worsteling …
Toen liep Saidjah enige soldaten tegemoet, die met geveld geweer de laatstlevende opstandelingen in ’t vuur dreven van de brandende huizen. Hij omvademde de brede zwaardbajonetten, drukte zich zich voorwaarts met kracht, en drong nog de soldaten terug met een laatste inspanning, toen de gevesten stuitten tegen zijn borst.”
Ik vertel niets nieuws al ik zeg dat de geschiedenis de gewoonte heeft om zich eindeloos te herhalen. Over een paar dagen brengen we een bezoek aan My Lai, de plaats waar veertig jaar geleden een soortgelijke slachting werd aangericht door Amerikaanse soldaten, tegen burgers, meest vrouwen en kinderen. De afloop is in zoverre verschillend dat de daders van My Lai hun straf niet ontliepen terwijl het in het vroegere Nederlands Indië gebruikelijk was dat militairen met een onderscheiding beloond werden voor gevallen zoals door Douwes Dekker beschreven.
Terug naar het verhaal van Saidjah en Adinda, dat eerste zinnetje is me altijd bijgebleven. Saidjah’s vader had een buffel. Geen karbouw dus. Het lijkt me bij nader inzien dus veel waarschijnlijker dat onze man met een buffel door de rijstvelden liep. Niet dat dat het zoeken gemakkelijker maakt maar je kunt in je beschrijving van kenmerken niet precies genoeg zijn. Moet dat als we weer thuis zijn toch eens nakijken. (Opmerking: De heer Kramer beschrijft in zijn Nieuw woordenboek een karbouw als waterbuffel).
Wij vervolgen onze fietstocht en besluiten om verder te rijden in de richting van de plaats waar we de man met de buffel twee jaar geleden tegen kwamen en volgen een smalle asfaltweg die tussen de rijstvelden doorloopt. Op veel plaatsen wordt geploegd en gemodderd in de onder water staande velden. Voorbereidingen voor het zaaien of uitplanten van de rijst, dat is duidelijk. De stilte wordt alleen maar verbroken door een paar passerende vrachtwagens en wat brommers. De speld in de hooiberg is hier veranderd in de gouden rijstkorrel in een oneindige vlakte. Die dan toch gevonden wordt want een van de mannen in de velden herkent de man op de foto, die Ton hem voor houdt. Yes, yes, die meneer woont daar en hij wijst op een rijtje huizen dat een paar honderd meter verder aan het einde van de velden staat. Er loopt een zeer smal, modderig paadje naar toe, tussen de velden door. Is dat te doen op de fiets? Dat is het niet, we moeten lopen en we zetten onze rijwielen daarom maar op slot in overeenstemming met de instructies van het hotel.
Het wordt een moeizame wandeling. In het begin probeer ik nog tussen de modderkuilen en plassen door te laveren en m’n schoenen een beetje te ontzien maar als ik bijna tot m’n enkels in de prut wegzak geef ik dat maar op. Als we de rij huisjes naderen komen wat kinderen ons al tegemoet. Zijn we er al? Nee, we moeten doormodderen, naar number five aan het einde van de rij. Naar de plaats waar de muziek vandaan komt. Popular Vietnamese Music, dat is duidelijk.
Toch nog onverwacht staan we dan plotseling voor de woning van de gezochte man. De deuren naar het woonvertrek staan wijd open en het is geen vraag waar de muziek vandaan komt. Die schalt uit vier luidsprekers van een grote radio-installatie met een televisie erboven. Maar het mooiste is natuurlijk dat de bewoner breed grijnzend voor zijn huis staat op te wachten. Is het hem? Wis en zeker, hij is alleen nog kleiner dan ik hem in gedachten had en ook wat jonger. Het ijs is daarna snel gebroken, Ton geeft hem de foto van een paar jaar geleden, met alleen maar yes en no voeren we een gesprek en we krijgen thee in kopjes die er twijfelachtig uitzien. Het huis van onze man is vrij groot. In de betegelde woonkamer staan naast wat stoelen een bed, in een hoek is een huisaltaar ingericht. Het rechter deel van het huis is van een verdieping voorzien en de achterkant wordt waarschijnlijk als stal gebruikt. Op een stoel zit z’n zoon van een jaar of veertien ons verlegen toe te lachen en al met al is het een bijzonder weerzien. De bril heeft onze man niet meer.
Hoe vraag je of zijn echtgenote er ook is? Met your wife lukt het niet en we proberen het met een vragend ‘mama’. Het antwoord is een zwaai met z’n arm die van alles kan betekenen. Overleden, gescheiden of gewoon aan het werk op het land. Even daarna arriveert z’n tweede zoon die wat ouder is dan de eerste. Afgekomen op de muziek en het onverwachte bezoek denk ik. Ik kan me voorstellen dat de jongens verbaasd zijn. Vragen zich misschien af wat Pa nu weer heeft uitgehaald dat hij die vier mensen op bezoek krijgt.
Er worden adressen opgeschreven en foto’s gemaakt en daarna moet Pa weer aan het werk. Hij maakt namelijk aanstalten om te vertrekken en we nemen handenschuddend afscheid.
Wat rest is de terugtocht naar de fietsen. Weer wandelen we over de modderige paden, de muziek speelt niet meer en al die onder water staande velden doen me een beetje denken aan een gebied dat net door een overstromingsramp is getroffen. Een troosteloze boel die er echter over een paar maanden heel anders uitziet. Dan is het veranderd in een prachtige lichtgroene vlakte.
Wat een leven eigenlijk dat zo wordt beheerst door de oneindige cyclus van ploegen, zaaien en oogsten van de rijst. Het doet me denken aan een periode vlak na de oorlog 40-45 waarin ik een aantal vakanties doorbracht bij boerenfamilies in het Oosten van het land. Ook daar hing de dagindeling af van het met de seizoenen wisselende werk dat op de boerderij gedaan moest worden. Altijd moesten de koeien ’s ochtends en ’s avonds gemolken worden. En in de perioden dat ik er was moest het graan van de velden, een werkje waaraan de hele familie meewerkte. Bijna alles handwerk, alleen het maaien werd met een 1-PK maaimachine gedaan. En het was heel gewoon dat de jongste zoon, die maar een paar jaar ouder was dan ik, op de maaimachine zat met de leidsels van het trekkende paard vast in handen. Uiteraard werkte ik mee. Nee, niet op die maaimachine, ik mocht met de dochters van de boer de bundels gemaaid koren bij elkaar binden. Gouden herinneringen. Aan een tijd waarin lange vakanties naar het buitenland nog niet bestonden. Zeker niet voor die boerenfamilies. Hun jaarlijkse vakantie bestond uit een dagje uit.
Ook hier gaat het handwerk op de natte velden gewoon door. Mannen en vrouwen staan te scheppen en hakken in de modder. Op een plaats is een vrouw bezig om iets op de velden te gooien. Zou het kunstmest zijn? Nee dus, als ze even op het paadje staat om een nieuwe voorraad te pakken, zie ik dat het voorgekiemde rijstkorrels zijn. Iets anders is dat ze geen schoenen of laarzen draagt maar op blote voeten haar werk doet. Modderig uiteraard maar wel met rood gelakte teennagels. Onze gastheer liep trouwens ook op blote voeten. Deze mensen moeten wel voetzolen van leer hebben. Ik zie het mezelf nog niet doen.
Als we weer bij onze fietsen zijn besluiten we richting hotel te fietsen maar eerst wat te eten in het drijvende restaurant. Dat is gebouwd in de vorm van een drijvend schip, biedt ruimte aan een paar honderd gasten maar die laten het op dit ogenblik afweten. Op het grote parkeerterrein geven we onze fietsen aan de wachter af die ze netjes naast elkaar zet. We zien er na de tocht door de rijstvelden niet echt als goed gesoigneerde gasten uit en hij wijst na een blik op de modderige schoenen van onze vrouwen naar een collega in een kantoortje die ze wel schoon zal maken.
Onze binnenkomst in het restaurant mag er daarna zijn. De vrouwen op blote voeten omdat hun schoenen schoongemaakt worden en de mannen op schoenen waar de ergste modder van af is gespoten. De jongens en meisjes in de bediening vertrekken echter geen spier van hun gelaat bij deze entree en wijzen gedienstig de weg naar de toiletten. Met gewassen handen en, voor zover mogelijk, gerestaureerde kleding kunnen we daarna aan tafel. Of we onze man nog gevonden hebben vragen ze nadat we onze bestelling geplaatst hebben. Lachend luisteren ze naar het verslag van de zoektocht. Naar het waarom van onze zoektocht wordt niet gevraagd. Wel naar het land waar we vandaan komen. Holland, Europe. Yes, yes.
Als we na de thee en koffie en een kop soep een half uur later richting hotel fietsen, begint het een beetje te motteren maar wat maakt het allemaal nog uit. Vanavond een gezellig kerstdiner en morgen reizen we weer verder. Op weg naar het Honeymoon Island.
22 maart 2009
erJeetje