15. Het einde van de onderduikperiode.
Aan dit hoofdstuk is 1 naschrift toegevoegd.
Naschrift 1. De zaak Vosveld
Over de rol van de illegale CPN en de arrestatie van de leiding in het voorjaar van 1943 is veel geschreven. Uiteraard in de geschiedschrijving van Dr. L. de Jong maar daarnaast ook in andere boeken en artikelen die naar aanleiding van de gebeurtenissen tijdens de jaren ’40-’45 zijn uitgegeven. Zo verscheen er in Elseviers Magazine in 1986 een uitgebreid artikel onder kop “Hoe de Duitsers de CPN oprolden”. In een ander tijdschrift een artikel waarin werd beschreven hoe die gebeurtenissen na de oorlog onder invloed van Paul de Groot door de leiding van de CPN werden herschreven.
Ik bezit een kleine verzameling van deze uitgaven en bovendien diverse fotoboeken, die een beeld geven van Nederland en de Nederlanders tijdens vijf bezettingsjaren. Bij het schrijven van dit verhaal waren ze een welkome hulp om de feiten en gebeurtenissen in de juiste volgorde te plaatsen.
Hoewel de inhoud dus niet nieuw voor me was vond ik het ook dit keer weer boeiende lectuur om door te nemen. Toch groeit m’n verwondering nog steeds. Dat is overigens al jaren het geval en neemt toe naarmate de oorlog zich verder in de tijd verwijdert. Wat er toen allemaal is gebeurd, hoe het is gebeurd, hoe men het heeft laten gebeuren, het heeft voor mij steeds meer weg van een film met een bijna ongeloofwaardig scenario.
Het verzet.
Na de capitulatie in de meidagen van 1940 werd er al vrij snel op individuele basis verzet tegen de bezetters geboden. De Duitse politie sloeg dat aanvankelijk waarschijnlijk geamuseerd gade. Een van de opmerkelijke zaken was daarbij dat ze vaak op vrijwillige hulp van de Nederlandse politie kon rekenen. De basis voor die samenwerking was al jaren voor de oorlog gelegd. Voor de Haagse politie werd bijvoorbeeld al vanaf 1935 door een aantal personen met de politie in Wuppertal samengewerkt waarbij dossiers werden aangelegd van personen die de NSB en het Duitsland van Hitler niet vriendelijk gezind waren.
Tijdens de bezetting traden verschillende van deze Hagenaars in Duitse dienst. Zij betrokken hun Nederlandse collega’s in het opsporingswerk naar communisten, geallieerde agenten en verzetsgroepen.
De illegale CPN stond vanaf het begin van z’n oprichting onder leiding van een driemanschap: Paul de Groot, Jan Dieters en m’n vader. Deze leiding richtte onder meer een organisatie op voor sabotagewerk. Deelnemers werden gerekruteerd uit oud dienstplichtige leden, oud Spanjestrijders en andere leden. In groepjes van vijf personen probeerden deze sabotagegroepen strijd te leveren tegen de bezetters. Om ontdekking te voorkomen moest daarbij onder zo groot mogelijke veiligheidsmaatregelen worden geopereerd.
In Amsterdam, dat een belangrijk centrum was in het verzet, bleek de SD aanvankelijk niet tegen z’n taken opgewassen. Voorjaar 1941 kwam daar verandering in toen de beruchte Willy Lages arriveerde om orde op zaken te stellen. Onder zijn leiding werden bijvoorbeeld na de Februari-staking honderden mensen door de Gestapo gearresteerd.
Daarna vorderde de SD maar langzaam bij hun werk om achter de namen en de verblijfplaatsen van de diverse verzetsgroepen te komen. Toch slaagden ze erin om met behulp van infiltranten in de illegale organisatie door te dringen. Op deze manier viel op 1 april 1943 Piet Vosveld, die koerier was tussen de organisatie van de illegale CPN in Amsterdam en het bovenvermelde driemanschap, in handen van de Gestapo in Amsterdam.
De Duitsers slaagden er in, met ondermeer dreigementen om zijn echtgenote en kinderen naar een concentratiekamp te zenden, om zijn weerstandsvermogen te breken en kwamen zo achter een afspraak die hij voor 3 april had gemaakt met Jan Dieters. In gezelschap van de SD reisde hij daarna op de bewuste datum naar Apeldoorn waar in hotel Ruimzicht de ontmoeting zou plaatsvinden.
Zoals afgesproken kwam Dieters op de afgesproken tijd aanlopen. Vosveld zag hem komen maar deed niets. De Duitsers wel en op deze manier viel Dieters in hun handen.
Het toeval wilde dat de Groot op deze dag onverwacht met Dieters was meegekomen. Als standaard veiligheidsmaatregel had hij Dieters echter niet vergezeld maar deze op een ruime afstand gevolgd. Niet opgemerkt door de Gestapo was hij er daardoor getuige van hoe Dieters overweldigd werd.
Uiteraard vluchtte hij en schijnt daarna via de bossen naar Zutphen gelopen te zijn. De schrik zat er daarna zo bij hem in dat hij zich gedurende de rest van de oorlog onbereikbaar voor iedereen verborgen heeft gehouden. Op een of andere wijze heeft hij legaal, uiteraard onder een andere naam, in Zwolle het einde afgewacht.
Maar de slag die de Duitsers toebrachten werd door de volgende nalatigheid van de Groot nog groter dan hij al was. Hij verzuimde namelijk om het derde lid van hun driemanschap te waarschuwen; een ongeschreven plicht in dergelijke gevallen.
Afspraak was dat in het geval dat één van de drie opgepakt zou worden, deze gedurende minstens drie dagen geen informatie over de verblijfplaats van de anderen zou prijsgeven. Drie dagen was de termijn die ze voor de anderen voldoende hadden geacht om te ontkomen. Dieters doorstond de ondervragingen en verstrekte het adres van m’n vader pas na drie dagen in de veronderstelling dat deze tijdig had kunnen vluchten. Door het verzuim van de Groot was dat echter niet gebeurd.
Blijft de vraag of dat mogelijk was geweest. Was er bijvoorbeeld telefoon in de villa Calluna Alba? Ik kon me er niets van herinneren maar via Delpher slaagden we erin om het telefoonboek in te zien. De gids van Gelderland waarin Eerbeek was opgenomen.
Er bleek dus telefoon aanwezig te zijn. Nummer 233 t.n.v. M. Versteeg van Leeuwen.
Het bevolkingsregister Amsterdam. Verwoest na een aanslag van het verzet..
Hoe de Gestapo toesloeg in Eerbeek
De Gestapo arriveerde op 6 april 1943 in het holst van de nacht. Zoals ik al vertelde in het vorige hoofdstuk, woonden we voor de tweede keer bij tante Mieke in Eerbeek. Ik sliep licht want ik hoorde hun stemmen vanaf het moment dat ze binnenkwamen. Later hoorde ik dat tante Mieke nog had geprobeerd om ze weg te sturen maar de heren waren zeker van hun zaak en drongen zonder veel omhaal het huis binnen. Het verhaal wil dat ze verwachtten Paul de Groot te vinden. De reactie van mijn vader dat hij geen de Groot kende had geen succes net zomin als een eerdere poging om door een openstaand venster te ontsnappen.
Was ik bang? Dat was ik zeker. Eigenlijk lag ik angstig te wachten tot ze m’n slaapkamertje zouden binnenkomen en dat gebeurde na een minuut of tien. Twee kwamen er naar binnen, gekleed in lange zwarte leren jassen. Eén vertrok al vrij gauw, de ander, een Nederlander begon te vragen hoe m’n broer heette en wie er nog meer in huis waren.
Instructies aan de jongsten voor dit soort gevallen waren nooit gegeven. Ik wist alleen dat ik m’n oudste broer Ferdinand moest noemen. M’n twee zusters zaten al een tijd bij een “tante” in Velp en ik had wel begrepen dat ik daar over zwijgen moest. In het huis in Eerbeek waren we op dat ogenblik dus maar met 5 Jansens, tante Mieke en Bep, een jonge vrouw van een jaar of vijfentwintig uit Arnhem.
Wat m’n achternaam was wilde de zwartjas weten. Dat wist ik niet. Dat wil zeggen, ik wist niet onder welke illegale achternaam we door het leven gingen en ik deed dus maar of ik het echt niet wist. En die Ferdinand die heette echt zo? Ja, Ferdinand, dat wist ik heel zeker.
Ik weet niet meer hoe lang dit gesprek heeft geduurd maar meer dan vijf minuten zal het niet geweest zijn. Daarna verdween de zwartjas weer en bleef ik een beetje angstig bibberend achter.
Na zo ongeveer een half uurtje moest ik me aankleden en werden alle bewoners van het huis weggevoerd.
M’n vader, Fred en tante Mieke werden waarschijnlijk naar Amsterdam gebracht.
M’n moeder, Bep, m’n jongste broer en ik maakten per auto een nachtelijke rit door de donkere bossen. Zo nu en dan werd het grote licht van de auto even aangedaan omdat het zicht bijna nul was. Waar we naar toe gingen wist ik niet.
Okkie of Piggelmee in het huis van bewaring
De uiteindelijke bestemming bleek het huis van bewaring in Arnhem te zijn, waar we in een vrij grote kamer werden ondergebracht. Ik herinner me nog goed het stinkende toiletemmertje en de bewakers of bewaaksters, die zo nu en dan binnenkwamen. En natuurlijk het wat angstig en gespannen wachten op wat er verder zou gebeuren.
Geslapen hebben we gedurende de rest van die nacht nog maar nauwelijks door alle opgedane emoties. Wonderlijk genoeg gedroegen m’n moeder en Bep zich heel rustig en kalm.
De ochtend daarna gebeurde er nog niets. Ik kreeg van een bewaakster een paar boekjes van Piggelmee of Okkie. In m’n herinnering waren ze van Leonard Roggeveen maar ik vraag me af of die toen al schreef. Nou ja, misschien waren ze wel van een ander. Maar dat mannetje Piggelmee dat in een ton leefde, zie ik nog heel goed voor me.
Boekjes van Okkie en Daantje (die zijn zeker van Roggeveen) roepen na die tijd bij mij altijd onmiddellijk associaties op met stinkende toilettonnetjes en huizen van bewaring.
’s Middags werden m’n jongste broer en ik weggehaald. Tijd om afscheid te nemen van m’n moeder werd ons nauwelijks gegund. ‘Die Kinder’ werden met een koffertje kleding meegenomen door drie zwartjassen.
Paniekgevoelens natuurlijk, wat ging er met ons gebeuren? Buiten moesten we instappen in een open militaire auto en met een van de drie als chauffeur reden we weg.
Onderweg waren die drie druk met elkaar in gesprek in een mengeling van Duits en Nederlands. Een paar keer ving ik iets op over ‘de kinderen’ maar het meeste bleef abacadabra voor me.
De plaats van bestemming bleek na een klein uurtje rijden tot m’n verrassing Eerbeek te zijn. De rit eindigde na enig zoeken bij een groot landhuis dat aan de rand van het dorp lag. Het huis Eerbeek waarin een grote groep kinderen uit Scheveningen was ondergebracht, werd kennelijk ons nieuwe onderdak. Maar dat wist ik op dat ogenblik natuurlijk nog niet.
Hoe het ons daar verging is een verhaal apart en bewaar ik nog even voor het volgende hoofdstuk.
Het ‘verraad’ van Vosveld wordt in een aantal boeken waaronder dat van Lou de Jong beschreven. Merkwaardig is dat de versies over de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden, op een aantal details van elkaar verschillen. Ik heb alle bekende feiten vanaf 1935 daarom nog eens in een overzicht verwerkt en daar een apart verhaal van gemaakt dat je kunt vinden in de website www.dewereldvangajus.nl.
Een samenvatting daarvan volgt hierna als Naschrift.
Naschrift 1. De zaak Vosveld (uittreksel uit www.dewereldvangajus.nl Verhalen – De zaak Vosveld)
In deze aflevering beschrijf ik de gebeurtenissen die tussen 1 en 6 april 1943 plaatsvonden met daarop aansluitend de rol die Piet Vosveld daarin heeft gespeeld.
Hoe hij in 1940 begon als deelnemer aan het verzet, daarna vanaf april 1943 optrad als handlanger van de SD.
Hoe hij na de bevrijding vluchtte naar Engeland en daar na een verblijf van vijf jaar aan de Nederlandse justitie werd uitgeleverd.
De processen die tegen hem werden gevoerd vanwege zijn rol als verrader/handlanger van de SD en het uiteindelijk de doorslag gevende advies van de Ereraad voor de illegaliteit.
Als afsluiting zijn mogelijke rol in het zakenleven. Het verhaal over een P.O.C. Vosveld die met zijn beleggingsadviseur in 1972 – 1973 terecht stond vanwege corruptie. Doordat hij overleed ontliep deze Vosveld zijn straf.
Het is een samenvatting van de verhalen van Lou de Jong, J.W. Stutje, Ger Verrips, Hansje Galesloot, Verslag van de Ereraad, verslagen in kranten en tijdschriften en eigen ervaringen.
Wie was Piet Vosveld? Welke rol had hij in het verzet?
P.O.C. (Piet) Vosveld werd op 5 november 1911 in Amsterdam geboren; ouders Pieter Otto Christiaan Vosveld, geboren 2-1-1890 in Den Haag, op 21-6-1911 gehuwd met Geertje Kooistra uit Franeker.
Vader Vosveld verdiende de kost ondermeer als glazenwasser, venter en caféhouder. De familie woonde op diverse adressen in Amsterdam. Daarna in de Birkstraat 17 in Soest. Vervolgens in Amsterdam, Assendelft, Krommenie en weer Amsterdam. Vader Vosveld overleed 15 maart 1956.
Zoon P.O.C. Vosveld trouwde op 24-8-1932 met Agnes Maria Dorothea; het echtpaar kreeg twee dochters geboren in respectievelijk 1933 en 1937. Na op verschillende adressen te hebben gewoond verhuisde het gezin op 6-4-1939 naar Beverwijk. Een derde dochter werd geboren in 1942
In één van de door mij aangehaalde boeken (de Jong) wordt Piet Vosveld beschreven als een ruim dertigjarige beveiligingsman uit Beverwijk. In een ander boek wordt bij de beschrijving van de periode 1942-1943 over een 32-jarige inwoner van Beverwijk gesproken. Met ouders die een café in Soest runden.
Een foto uit die periode heb ik nergens van hem kunnen vinden. Wel een foto uit de periode zestiger jaren dat hij directeur was van het Selected International Fund SIF.
In het verslag van de ereraad wordt vermeld dat hij na de Lagere School de MULO doorliep en tot 10-09-1932 bij zijn ouders thuis woonde. Verder dat hij werd afgekeurd voor Militaire Dienst.
In krantenverslagen werd zowel hij zowel Vosveldt als Vosveld genoemd. Voorletters in verslagen van de Telegraaf P.O.Ch. in plaats van P.O.C. Het vrije Volk noemde hem een keer volledig Pieter Otto Christiaan Vosveldt.
De naam Vosveld komt relatief vaak voor. In het bevolkingsregister van Amsterdam vond ik twee mannen met de naam P.O.C. Vosveld. Een geboren op 2-1-1890 en een tweede op 5-11-1911. Laatst genoemde zou in 1943 de leeftijd van 32 hebben bereikt. Het is duidelijk dat het hier om de Piet Vosveld uit het verzet en zijn vader gaat.
In het bevolkingsregister staan bij P.O.C. Vosveld, geboren op 5-11-1911, namelijk de volgende data vermeld:
24-08-31 Verlaat het ouderlijk huis. Kaart vermeldt dat zijn beroep kok bij de My Nederland is.
05-02-32 Terug naar zijn ouders. Daarna inwonend Wilhelminastraat 67.
25-08-32 Ambonplein 28.
06-04-39 Beverwijk
23-09-41 Kaart van zijn echtgenote vermeldt een postbusadres
17-12-43 Soest, Birkstraat 17
08-09-45 Kaart van echtgenote vermeldt Kanaalstraat in Amsterdam
04-02-46 Kaart van echtgenote vermeldt Kanaalstraat in Amsterdam
02-03-46 VOW (afkorting voor Vertrokken Onbekend Waarheen)
10-06-51 Kaart van echtgenote vermeldt Londen, Woodstockroad
24-04-52 Kaart van echtgenote vermeldt Roggevaartstraat in Amsterdam
23-07-52 Kaart van echtgenote vermeldt Tugelaweg
10-09-52 Havenstraat Amsterdam. Huis van Bewaring
09-03-53 Kaart van echtgenote vermeldt Kijkduinstraat
23-04-54 Kijkduinstraat
02-10-58 Haarlemmermeer
02-05-60 Roden, Drenthe Kaart bevolkingsregister vermeldt dan als beroep: vertegenwoordiger, fabrikant, directeur
13-01-62 Amsterdam
31-08-62 Nieuwer Amstel, Populierenlaan 503
04-05-64 Huwelijk ontbonden
03-01-65 ZWIT (onbekende afkorting)
12-01-66 Amstelveen, Populierenlaan 503
03-10-66 Echtgenote hertrouwd, bleef met haar nieuwe man wonen in Amstelveen
23-12-69 Amsterdam, Stadionweg
17-10-70 Amstelveen, Matterhorn
Piet Vosveld was al voor de oorlog lid van de CPN, woonde toen in Beverwijk en assisteerde tussen 1934 en 1937 Daan Gouloze – de verbindingsman van de CPN met de Komintern – bij het verzenden van berichten. Eén van de radiozenders van Gouloze stond in zijn woning.
Volgens het verslag van de Ereraad was hij tot 1934 vertegenwoordiger, verhuisde hij in 1938 naar Beverwijk waar hij een radiozaak begon. Tot 1940, daarna begon hij een fabriekje van theesurrogaat.
Hij zou in 1933 lid van de CPH zijn geworden en in 1937 hebben bedankt omdat de partij hem naar Spanje wilde sturen. Om een aantal redenen, waaronder ziekte van zijn vrouw, weigerde hij en zegde zijn lidmaatschap op. In 1940 zou de partij contact met hem opgenomen om Jan Dieters en Piet Vooren in zijn bedrijfje op te nemen.
In het begin van de oorlog behoorde hij tot de verzetslieden van het eerste uur. Onder dekking van een lucratieve handel in theesurrogaat werd hij met de metaaldraaier Piet Vooren, die kort voor het uitbreken van de oorlog na een jarenlang verblijf in de Sovjet-Unie in Haarlem was teruggekeerd en bij hem als vertegenwoordiger in dienst trad, instructeur van de landelijke partijleiding en koerier van Jan Dieters. Toen Vooren zich terugtrok werd die functie belangrijker. Onder de schuilnaam ter Heide verzorgde Vosveld ondermeer de valse persoonsbewijzen en onderduikadressen voor het driemanschap.
Vosveld werd beschreven als een man met een wat schraal postuur, donker achterovergekamd haar en met een dun streepsnorretje à la Clark Gable. Bij sommigen kwam hij over als een wat nerveuze man, die zijn ambitie niet altijd in de hand had. Die mening was onder anderen Piet Vooren toegedaan. Vooren voelde zich naar eigen zeggen door Vosveld met zijn ellebogentactiek opzij gezet. Gevoegd bij de ervaringen die Gouloze voor de oorlog met Vosveld had gehad, doet het achteraf de vraag rijzen of de promotie van Vosveld tot belangrijkste verbindingsman met het driemanschap wel zo verstandig was.
In hoofdstuk 15 beschreef ik in het kort hoe het driemanschap de Groot Jansen Dieters door de SD werd geëlimineerd.
Eerst nog even een stukje voorgeschiedenis.
Midden oktober 1942 viel de SD het onderduikadres van Paul de Groot in Zutphen binnen. De Groot wist door een manoeuvre van zijn dochter te ontvluchten. Zijn vrouw en zijn dochter werden echter gearresteerd en op 30 oktober naar Auschwitz gedeporteerd waar ze werden vergast.
De Groot dook onder in Dieren en daarna weer in Zutphen.
In de tweede helft van 1942 werden door de Sicherheitspolizei steeds meer illegale werkers opgepakt. Er ging van al deze acties een enorme dreiging uit naar het verzet. Voor het driemanschap werd het steeds moeilijker om effectieve leiding te geven, vooral doordat zich vaak koeriers onder de arrestanten bevonden.
Het duurde soms maanden voordat er nieuwe verbindingen waren gelegd met afgesneden groepen. Het gevolg was dat het driemanschap begin 1943 alleen nog regelmatig contact had met de districten Amsterdam, Haarlem, de Zaanstreek, Twente en Tilburg.
Op 3 februari 1943 werd Jan Janzen, organisator van de illegale krant de Waarheid en leider van het district Amsterdam gearresteerd. Tegelijkertijd werden ook J. Posthumus en C. Aernouts opgepakt. Laatstgenoemde twee werden zes maanden later gefusilleerd.
De ondervragingen van Janzen begonnen op 4 februari 1943. De SD reageerde daarmee op de regel in de illegaliteit dat arrestanten twee maal vierentwintig uur dienden te zwijgen om contacten de gelegenheid te geven te verdwijnen.
De ondervraging was ongemeen zwaar maar zoals de ondervragers in hun verslag vastlegden, onthulde hij op 6 februari om 23.50 uur de naam en het adres van Lou Jansen. De SD deed onmiddellijk een inval op de Schoutenweg in Deventer. Lou Jansen ontsprong de dans omdat hij zich bij toeval in Amsterdam bevond schrijft de Jong. Een verhaal dat niet klopt omdat in dat geval wij, de familie gearresteerd zouden zijn. Wij waren echter al vertrokken, waarschijnlijk naar het onderduikadres in Eerbeek.
Bertus Webeling – voor de oorlog buurman van de Jansens in Amsterdam, die zich in mei 1940 met zijn gezin als een onbekende stille man in Deventer vestigde om de CPN-leider van een veilig onderkomen te verzekeren – wist zich te redden omdat hij de indringers toevallig aan zag komen rijden. Hij wist zich nog net op tijd tussen het plafond van de woonkamer en de vloer van de bovenverdieping te verbergen en zich daar bijna twee etmalen lang in de winterse kou stil te houden. Zijn vrouw en hun dochtertje van drie werden naar de SD in Rotterdam afgevoerd. (Voor de familie Webeling is alles uiteindelijk goed afgelopen. Zie de bijlage over de Schoutenweg
Door de arrestatie van Janzen voelde het driemanschap zich nog meer bedreigd als daarvoor al het geval was omdat veel van hun activiteiten aan hem bekend waren. Arrestatie dreigde, de verbinding met de partij was onvoldoende, het krantenapparaat was door de arrestatie van Jan Janzen ontregeld en ze lieten hun oog vallen op drie reserves om hun werk voort te zetten.
Kort na de gebeurtenissen in Zutphen en Deventer was er sprake van het oprichten van een commissariaat voor de partijbeveiliging onder leiding van Vosveld. Dat was ze echter waarschijnlijk niet voldoende. Ze besloten om nieuwe onderduikadressen op te zoeken en tussen zichzelf en de illegale partij een nieuwe tussenschakel aan te brengen. De directe partijleiding zou worden overgedragen aan Jaap Brandenburg en Gerrit van den Bosch (had vanaf het begin van de oorlog als koerier voor het driemanschap gefunctioneerd); die zou met het driemanschap uitsluitend in verbinding blijven door middel van één vertrouwde koerier, P.O.C. Vosveld. Hierbij zou Vosveld uitsluitend besprekingen voeren met Dieters die in Apeldoorn was ondergedoken; Dieters zou dan zijnerzijds de Groot en Jansen informeren.
In de tweede helft van februari 1943 werd tijdens een bespreking in restaurant De Poort van Cleeff in Apeldoorn het volgende door Jan Dieters aan Piet Vosveld meegedeeld. Dat het driemanschap had besloten om zich terug te trekken en dat een nieuwe leiding moest worden geformeerd bestaande uit Jaap Brandenburg, Gerrit van den Bosch en Piet Vosveld zelf.
De nieuwe leiding moest zelfstandig werken maar via Jan Dieters in contact blijven met het driemanschap dat de leiding klaarblijkelijk niet definitief uit handen wilden geven. In afwijking van de gebruikelijke gang van zaken werd Dieters tijdens deze bespreking vergezeld door Lou Jansen
Afgesproken werd dat Vosveld Dieters op telkens apart vast te stellen data in of bij Apeldoorn zou ontmoeten.
Wat er gebeurde in de daarop volgende maand wordt nergens beschreven. Ik kan me niet goed voorstellen dat de oude leiding vijf – zes weken duimen heeft zitten draaien in afwachting van een reactie.
Eind maart (de Jong) zou echter een afspraak zijn gemaakt dat Vosveld Dieters op 2 april om twee uur ’s middags zou bezoeken voor een bespreking in café Ruimzicht in Apeldoorn. Vosveld zou bij deze gelegenheid een nieuw persoonsbewijs voor de Groot meebrengen. Op diezelfde dag zou hij ’s ochtends om 9 uur een afspraak hebben met de nieuwe leider van het district Amsterdam Jan Postma. Om de afspraken voor die dag niet te vergeten had hij ze samen met andere afspraken in cryptische aanduidingen genoteerd op een papiertje dat hij in de rand van zijn hoed had verborgen; de datums stonden daar niet bij.
Tijdens het proces na de oorlog (1952) en voor de Ereraad hield Vosveld vol dat de afspraak met Postma voor donderdag 1 april was. De vriendin met wie Dieters samenleefde, verklaarde dat Dieters haar op woensdag 31 maart had verteld dat hij Vosveld op 2 april zou ontmoeten. In het geval dat de door Vosveld genoemde datum van 1 april ook voor de afspraak met Dieters had gegolden zou Dieters dus voor drie op elkaar volgende dagen – 1,2 en 3 april – een afspraak hebben gemaakt. De Jong achtte het onwaarschijnlijk dat een ervaren illegaal werker als Dieters dit had gedaan en bovendien in strijd met de veiligheidsregels die binnen de CPN waren afgesproken.
Terug naar 30 maart. Op die dag en de 31e kwam de nieuwe leiding voor het eerst bijeen ten huize van de ouders van Vosveld in Soest die daar een café dreven. (Verrips)
Er bestaan twijfels aan de bereidwilligheid van de opvolgers om de taak van het driemanschap over te nemen. Brandenburg zou zich afgevraagd hebben waarom de Groot gereserveerd moest worden voor het werk na de oorlog terwijl hijzelf goed genoeg werd geacht om als held in de strijd te sneuvelen.
Dat verhinderde echter niet dat ze de hun toegewezen taak aanvaardden. Wel werd afgesproken dat Vosveld aan het driemanschap zou meedelen dat ze met geen enkele bemoeienis van de oude leiding genoegen zouden nemen.
Er werd afgesproken dat men op 6 april weer bijeen zou komen in Soest om de reactie hierop te bespreken.
Vosveld zou bij z’n afspraak met Dieters gelijk twee blanco persoonsbewijzen meenemen met zegels en materiaal voor vingerafdrukken. Verrips noemt in zijn boek geen datum voor deze afspraak.
Vreemd is het dat Vosveld maar twee blanco persoonsbewijzen zou meebrengen. Maar het is mogelijk dat een voor Dieters en de tweede voor de Groot was bestemd. Voor Lou Jansen zouden er ook exemplaren voor zijn familie nodig zijn geweest.
Op donderdag 1 april werd Vosveld echter ’s ochtends vroeg om zes uur in Beverwijk door de SD gearresteerd. Die waren op zoek naar Jan ter Heide, wiens naam voorkwam in een brief van de tijdens de voorgaande nacht in Amsterdam gearresteerde Zaanse instructeur Henk Schonhagen. In dat epistel werd geschreven over sabotage op de munitiefabriek de Hembrug en over parijs-groen, een chemische verbinding gebruikt bij de vervaardiging van springstof.
In de versie van de Jong moest Vosveld zich aankleden en werd hij meegenomen naar de Euterpestraat in Amsterdam. Hij had zijn hoed opgezet. Die werd door de SD onderzocht en ze vonden het briefje waarop hij zijn afspraken had genoteerd. Weliswaar versleuteld en hij zweeg ondanks de bedreigingen dat hij zou worden doodgeschoten over de betekenis van de aantekeningen op het briefje. De hele donderdag hield hij dat vol en ook een deel van de vrijdag. Volgens zijn verklaringen tijdens het proces na de oorlog brak zijn weerstandsvermogen pas toen hem in de kelders van het bureau Euterpestraat het lijk werd getoond van een hem bekende communist die zichzelf na de ondervragingen had opgehangen. Hij gaf een verklaring voor de aantekeningen op het briefje in zijn hoed en vertelde er tevens bij dat de afspraak met Dieters zou plaatsvinden op zaterdag 3 april om twee uur in Deventer. (Tijdens het proces tegen hem in 1952/53 beweerde hij dat de afspraak met Dieters op 1 april zou plaatsvinden en dat hij hoopte dat Dieters uit het feit dat hij noch op die datum noch op 2 april was verschenen, de conclusie zouden hebben getrokken dat er iets mis was.)
Voor de Ereraad legde hij een andere verklaring af. Hij zou op 1 april naar het huis van Bewaring aan de Weteringschans zijn gebracht. Op 3 april werd hij plotseling naar de Euterpestraat vervoerd waar hij werd geconfronteerd met zijn hoed waarin hij in de band kleine briefjes had opgeborgen met de gegevens over zijn afspraken.
Na een confrontatie met een hem bekende communist die zelfmoord had gepleegd na de verhoren sloeg Piet door en gaf zijn afspraken met Jan Dieters prijs. Ondermeer in Apeldoorn om twee uur die dag.
Door SDers begeleid reisde hij op zaterdag naar Apeldoorn. Afspraak was dat Dieters altijd vooraf van een afstand de treinen gadesloeg en verifieerde of Vosveld arriveerde. Volgens zijn verklaring voor de Ereraad was Vosveld na z’n bekentenis snel naar Apeldoorn gebracht en moest eerst, gevolgd door een aantal SDers, naar het station lopen en daarvandaan naar café Ruimzicht. Onderweg was hij nog Paul de Groot tegengekomen die hem niet herkend had. Normaal volgde Dieters hem altijd vanaf het station. Vosveld verwachtte dat dit deze keer niet zou gebeuren en dat hij ook niet naar het café zou komen. Veertig minuten na het tijdstip van de afspraak was Dieters echter binnengestormd om na een kort gesprek weer te verdwijnen. Vosveld liet na om deze te waarschuwen. Hij zou door de ramen van het café gezien hebben dat Dieters buiten door de SD werd opgepakt. Voor de ogen van Paul de Groot die de gebeurtenis een eindje verder vanachter een raam zou hebben gadegeslagen. Dezelfde avond werd Vosveld door de SD vrij gelaten.
Blijft de niet verklaarbare aanwezigheid van de Groot over. Deze zou met Dieters hebben afgesproken dat hij hem in Ruimzicht zou ontmoeten. Waarschijnlijk om het hem beloofde persoonsbewijs te ontvangen. De Groot verliet na de arrestatie van Dieters zo snel als hij kon de plaats van waar hij de gebeurtenis had waargenomen. Vermoedelijk in paniek vluchtte hij Apeldoorn uit, dacht er niet aan om Lou Jansen te waarschuwen of was daartoe niet in de gelegenheid, en vond nadat hij door partijgenoten in de IJsselstreek was geholpen via een aantal onderduikadressen ten slotte in maart 1944 onderdak in Zwolle bij een vrouw die nooit iets met de CPN van doen had gehad. Daar zou hij tot de bevrijding zijn gebleven en onder de naam de Vries werk als ambtenaar hebben verricht op het distributiekantoor, afdeling aardappelen.
Fritz Reuter laat in zijn boek de Groot na de bevrijding op 10 mei weer opduiken bij een vergadering van de oud-illegale leiding van de partij waarbij hij zelf ook aanwezig was geweest. (De communistische partij van Nederland in oorlogstijd. Herinneringen). Daar werd door een van de leden aan de orde gesteld of de Groot niet als deserteur uit de partij moest worden verwijderd. Rekening houdend met de omstandigheden vonden de aanwezigen dat overdreven en het onderwerp kwam daarna nooit meer aan de orde.
In de versie van de gebeurtenissen van Verrips gaf Vosveld al na de eerste verhoren in de beruchte kamer 39 in de Euterpestraat zijn afspraak met Dieters prijs. Het is onduidelijk of Verrips daar 1 of 2 april mee bedoelde. Als gevolg daarvan kon Dieters de dag daarop – 2 of 3 april? – worden gearresteerd. De Groot die met Dieters had afgesproken dat deze hem na afloop van het gesprek met Vosveld in het Centrum van Apeldoorn zou ontmoeten om hem het blanco persoonsbewijs met toebehoren te overhandigen zag daar met eigen ogen hoe Dieters geboeid uit het hoofdbureau van politie werd geleid. En zoals eerder aangegeven vluchtte hij zonder Jansen te waarschuwen.
Stutje beschrijft het nog anders.
Ook bij hem werd Vosveld in de vroege ochtend van 1 april opgepakt. Al in zijn eigen huis was het verhoor begonnen. Overgebracht naar de Euterpestraat en verhoord in kamer 39 gaf hij, zijn zenuwen niet meer de baas, zijn afspraak met Dieters prijs. (Stutje vermeldt niet of dat 1 of 2 april was)
De volgende dag was de laatste kans om Dieters te ontmoeten omdat de eerste tref door zijn arrestatie niet was doorgegaan.
De SD rook zijn kans. Op zaterdag 3 april werd Vosveld onder begeleiding van de SD per auto naar café Ruimzicht in Apeldoorn gebracht waar Dieters wat later ook arriveerde. Na een half uurtje overleg had de niets vermoedende Dieters aan Vosveld gevraagd nog dezelfde middag door te reizen naar Enschede om een nieuw onderduikadres voor de Groot te regelen. De Groot was namelijk ook in Apeldoorn ondergedoken maar kon daar niet langer blijven.
Dieters verliet daarna het café om naar een afspraak met de Groot te gaan, niet ver van het onderduikadres waar deze woonde. Hij had namelijk afgesproken om hem daar het blanco persoonsbewijs te overhandigen dat door Vosveld was meegenomen.
Met de fiets ging hij op weg waarbij de SD hem op een afstand volgde.
Dieters was vòòr de ontmoeting met Vosveld erg nerveus. De avond ervoor had hij aan een kennis verteld dat iemand niet was verschenen op de afspraak die ze hadden gemaakt. Hij zou Apeldoorn onmiddellijk moeten verlaten als de vervolgafspraak op 3 april niet zou doorgaan.
Dieters had de gewoonte om bij de afspraken met Vosveld altijd vooraf naar het station te gaan om te verifiëren of die met de trein arriveerde. Zo ook dus op deze zaterdag waarbij hij ’s middags naar het station ging om te kijken of Vosveld met de laatst mogelijke trein van die dag, om één uur ’s middags, aankwam. Maar opgehouden door een ontmoeting met bekenden arriveerde hij te laat op het station om alle passagiers te zien uitstappen. Nog niets vermoedend ging hij toch naar café Ruimzicht waar hij Vosveld trof die geen enkel signaal gaf waaruit kon blijken dat er iets aan de hand was.
Na zijn gesprek met Vosveld fietste Dieters naar de afgesproken plaats met de Groot die echter niet aanwezig was. Toen hij daarop zijn fiets keerde reed hij regelrecht in de armen van vier SD-agenten die hem gevolgd waren. Hij werd vastgegrepen, geboeid en meegevoerd.
De Groot die iets later dan afgesproken was gearriveerd zag van een afstand hoe Dieters gearresteerd werd en maakte zich uit de voeten. Hij vertrok uit Apeldoorn, verzuimde om Jansen te waarschuwen en verliet het verzetstoneel om pas in mei 1945 weer voor het voetlicht te treden.
Jan Dieters zweeg na zijn arrestatie drie dagen tijdens de verhoren voor hij het adres van Lou Jansen prijs gaf. Op 6 april – Stutje noemt hier 5 april en laat Dieters maar twee dagen zwijgen – werden Lou Jansen en zijn familie vervolgens gearresteerd. Tussen elf en twaalf uur ’s avonds arriveerde de SD bij de woning van Rita Versteeg in Eerbeek waar Jansens vrouw en vijf kinderen al ruim twee maanden vertoefden. (Hier klopt het verhaal van de deskundigen niet. De twee dochters logeerden bij een kennis van mevrouw Versteeg in Dieren maar er was wel een koerierster in huis). Lou Jansen zelf woonde al een tijdje op een ander adres maar moest een nieuw onderkomen zoeken omdat zijn beschermers het te gevaarlijk vonden. Die avond was hij bij zijn vrouw en kinderen in de villa van mevrouw Versteeg aanwezig. Deze had nadat er was aangebeld niets vermoedend de deur opengedaan omdat ze dacht dat het Paul de Groot was om Lou Jansen te spreken. Vijf mannen stormden daarop naar binnen, het huis bleek omsingeld te zijn. Jansen probeerde nog via een zijraam te vluchten maar zag staande in de vensterbank het hopeloze in van de situatie waarin hij verkeerde. Na de oorlog verklaarde zijn vrouw dat een der SDers tegen haar man zei: “Zo Paul, beken nu maar. Je bent een Jood, je bent ons driemaal te glad af geweest maar dit is de laatste keer.”
Jansen had gereageerd met een ontkenning. “Ik ben Paul niet,” en had zijn persoonsbewijs laten zien dat op naam stond van Jan Jansma. Maar de SD herkende hem en verder ontkennen dat hij Lou Jansen was had geen zin.
Nachts om twee uur werden Lou Jansen, zijn vrouw en de drie jongens, de koerierster en mevrouw Versteeg naar het huis van bewaring in Arnhem gebracht. Daarvandaan vertrokken Jansen, zijn oudste zoon en Rita Versteeg nog dezelfde nacht naar Amsterdam waar Jansen werd ingesloten in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans. Zijn oudste zoon werd naar het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg gebracht, waar hij enige tijd in dezelfde cel zou hebben gezeten als de vader van Vosveld.
Dieters en Jansen waren niet opgewassen tegen de druk van de verhoren waaraan ze onafgebroken door de SD werden onderworpen en bekenden hun aandeel in het illegale werk, gaven informatie over de partijorganisatie, inclusief de militaire groepen en gaven vele namen prijs. De met de bestrijding van de CPN belaste SS-Sturmscharführer Wehner concludeerde triomfantelijk dat ”nach 3jährigen Bestehen es gelungen ist durch die Festnahme von Jansen, Dieters die inneren Zusammenhänge dieser Organisation einwandfrei zu erklären.”
Murw gemaakt door de indringende ondervraging en vertwijfeld door de talloze arrestaties waren de twee topleiders aan angst en demoralisatie ten prooi.
Jansen distantieerde zich van zijn oude idealen, noemde het communisme “einer falscher und gefährlicher Weg” en na acht dagen tekende hij bij de SD zijn bekentenis.
De letterlijke tekst in het verhoorverslag van Lou Jansen luidde als volgt:
“Ich bin der Ansicht dass alte und ehrlich gemeinte Idealen auf andere Weise verwirklicht werden müssten.
Auf dieser Erknntniss , dass der vom Kommunismus eingeschlagene Weg falsch und gefährlich ist, habe ich mich entschlossen, dieses umfassende Geständnis abzulegen in der Hoffnung, damit manches wieder gutmachen zu kônnen.
Aufgabe der deutschen Behörden ist es jetzt, meine Taten zu beurteilen und das Mass meiner Strafe fest zu setzen.
Ich bin mir bewusst, dass ich die Folgen meiner Handlungen zu tragen habe.
Meine Hoffnung ist jedoch, dass ich der Menschheit und Arbeiterschaft weiter dienen kann”.
Net als Dieters voelde hij zich gebruikt door de Groot omdat deze “es verstand uns zu immer schärferem Vorgehen in der Parteiarbeit zu treiben, während er sich dabei immer mehr in den sicheren Hintergrund zurückzog”. Ongetwijfeld zal de confrontatie met de verklaringen van Dieters over het verloop van de afspraak op 3 april daarbij een rol hebben gespeeld.
Op 24 augustus werden beide mannen tijdens een bijzondere zitting van de Duitse rechtbank wegens sabotage veroordeeld tot de doodstraf en de proceskosten. In het Anklageschrift van de Duitse procureurgeneraal werden de hun aangerekende activiteiten bij de voorbereiding van de Februaristaking als “Hoogverraad” gekenmerkt.. Tijdens de rechtszitting was Jansen en Dieters uitsluitend contact toegestaan met Duitse advocaten. De SD gebruikte hun verklaringen met formuleringen die op geen enkel punt door enige Nederlander met hen waren besproken.
Een drievoudig gratieverzoek werd door Seys-Inquart na lang beraad op 6 oktober 1943 afgewezen. Het hoofd van de Gnadenabeilung gaf bij een ontwerp voor een persbericht over de doodvonnissen en de terechtstellingen van Jansen en Dieters in overweging om voorlopig af te zien van enige publicatie. Hij wees erop dat bij dit streng geheim gehouden proces buiten de twee aangeklaagden voor het eerst geen enkele andere Nederlander betrokken was geweest; niet alleen de rechters zelfs de advocaten van de twee beklaagden waren Duitsers. Bovendien achtte hij het denkbaar dat de vijand tot conclusies zou kunnen komen met betrekking tot de heropbouw van de partij, dit temeer daar “de Jood de Groot” nog altijd niet gegrepen was.
Op 9 oktober 1943 werd beide mannen om half zes meegedeeld dat hun gratieverzoek was afgewezen. Hun laatste wens, het schrijven van een afscheidsbrief en roken, werd ingewilligd.
Om half acht werden ze daarna op de Waalsdorper vlakte door een Duits vuurpeloton gedood.
Van Vosveld werd na de arrestatie van Jan Dieters op 3 april nog ter plaatse in Apeldoorn geëist dat hij een nieuwe afspraak zou maken met Postma op 5 april. Nadat hij dit had toegezegd werd hij volgens eigen zeggen – wel met een meldingsplicht – vrijgelaten. “De SDers,” zo verklaarde hij na de oorlog, “zijn zonder mij vertrokken uit Apeldoorn”.
Of hij overwoog om te vluchten weten we niet. Maar onder druk van dreigementen van de SD om in dat geval zijn vrouw en drie kinderen te arresteren deed hij dit niet.
Op 5 april bleef Postma echter van de gemaakte afspraak weg. Vosveld dook daarop op 6 of 7 april onder omdat hij volgens zijn verklaring na de oorlog de mensen wilde bewijzen dat hij geen verrader was. Hij vertrok met zijn gezin naar een vakantiehuisje in Nunspeet. De SD reageerde daar op met de arrestatie van zijn ouders en een aantal familieleden.
Op 16 april werd hij in de Amsterdamse Watergraafsmeer, in een café waar hij met zijn gezin een nacht mocht blijven slapen, opnieuw gevangen genomen.
Hij werd verhoord in de Euterpestraat, volgens zijn eigen verklaringen gruwelijk mishandeld en zou ook geconfronteerd zijn met Jansen en Dieters die geen enkele weerstand aan de SD leken te hebben geboden. De SD liet hem ook zijn vrouw, kinderen en andere familieleden zien die door de SD gearresteerd waren. Toen hem werd verteld dat die naar Buchenwald gestuurd zouden worden als hij geen medewerking zou verlenen aan de SD verklaarde hij zich bereid om te helpen bij de arrestatie van de Groot, Brandenburg en van den Bosch.
Hij slaagde daar in met v.d. Bosch die op 23 april werd gearresteerd. Op last van de SD-chef werd Vosvelds jongste kind vrijgelaten. Voor de rest van zijn familie werd een grotere tegenprestatie van hem verlangd waarbij de namen van de Groot, Brandenburg en Vooren werden genoemd. Daarna gaf hij verschillende adressen door waaronder van de militaire groep van de CPN. Brandenburg en Vooren kon hij ondanks een aantal pogingen niet te pakken krijgen.
De SD vond het echter kennelijk voldoende en begin mei werden zijn gezin en de rest van de familie vrij gelaten.
Van den Bosch overleed een jaar daarna in Dachau. Vosveld verhuisde met hulp van de SD naar de Bilt waar hij er in slaagde om nog een aantal mensen aan de SD over te dragen. Tot hij er een illegale jeneverstokerij op ging nahouden – hij distilleerde wekelijks 6 à 7 liter wijn – betaalde de SD hem maandelijks een bescheiden bedrag om in zijn levensonderhoud te voorzien.
Met zijn gemoedsrust was het echter gedaan. Hij wist dat men in communistische kringen zijn rol kende, in de wereld van de illegaliteit was hij voorgoed getekend en de kans dat hij geliquideerd zou worden liet hem niet los. Ondermeer Jan Bonekamp en Hannie Schaft hebben geprobeerd om hem om het leven te brengen. Zonder succes en in het laatste oorlogsjaar is hij onder schuilnaam met z’n vrouw en kinderen naar Friesland vertrokken.
Daar kwam hij in aanraking met een aantal mensen waaronder een dominee die hem adviseerde na de oorlog zo gauw mogelijk naar Engeland te vertrekken om te voorkomen dat hij geliquideerd zou worden.
Volgens gegevens van de communistische partij zouden 22 man door Vosveld zijn verraden.
Lou de Jong noemt in zijn boek een getal van 6.
Ik ontving zelf een paar maal een Email n.a.v Voordat ik het vergeet waarin namen worden genoemd van mensen uit het verzet die door Vosveld waren verraden.
Hoe ging het verder na de oorlog?
Vosveld slaagde erin om na de bevrijding als steward aan boord van een schip naar Engeland te vluchten waar hij op 21-6-1945 arriveerde. Op grond van de door hem opgegeven redenen voor zijn vertrek uit Nederland kreeg hij een verblijfsvergunning. Wel met de verplichting om zich regelmatig te melden.
Omdat hij nog steeds bang was voor ontdekking veranderde hij in september 1945 zijn naam in Nielsen.
Op 11 juni 1946 stond er in de Waarheid onder de familieberichten een kleine advertentie waarin werd aangekondigd dat P. Vosveld en G. Vosveld-Kooiski, wonende in de Transvaalstraat 12-1, op 21 juni 35 jaar getrouwd waren. Namens kinderen en kleinkinderen.
Uit de eerder vermelde gegevens uit het Bevolkingsregister blijkt dat het hier om de ouders van Piet Vosveld gaat. De verbastering van de naam Kooistra zal wel een zetfoutje zijn. Ik neem aan dat Piet niet zelf aanwezig was tijdens het feest.
Op 2 augustus 1946 stond er in de Waarheid een bericht dat Vosveld door volhardende speurders in Engeland gesnapt was. Er kwam geen vervolg op dat bericht.
In Engeland begon hij met iemand een fabriekje in houtwaren. Juli 1949 gaf hij zijn vrouw opdracht om hun bezittingen in Nederland te verkopen en met hun kinderen naar Engeland te komen. Met een bezoekersvisum zijn die daarop in Engeland gearriveerd.
Problematisch was dat hij geen paspoort had en zich regelmatig moest melden. Volgens zijn verklaringen voor de Ereraad werd hij daarmee gechanteerd door de mede-eigenaar van het bedrijfje – een NV – dat hij had opgericht. Om die te betalen was hij in de boekhouding gaan knoeien.
Januari 1950 werd hij echter in Bournemouth gearresteerd omdat hij zich na een verhuizing niet meer meldde. De rechter veroordeelde hem tot 31 dagen gevangenisstraf (er wordt ook 21 dagen genoemd) en uitwijzing uit Engeland.
Volgens zijn eigen verklaring was hij gearresteerd omdat hij in de boeken van het bedrijf had geknoeid.
Gevraagd in de Tweede Kamer om zijn uitlevering verklaarde de minister van Justitie dat Engeland hem nog vasthield omdat hij eerst terecht moest staan ter zake van verduistering. Hij kreeg daarvoor twee en een half jaar gevangenisstraf.
Overigens was hij na de bevrijding als politiek delinquent in het opsporingsregister opgenomen. Volgens zijn eigen verklaring was hij uit Nederland gevlucht omdat hij verwachtte door de communisten gedood te worden.
Over de definitieve datum dat hij uitgeleverd werd aan de Nederlandse justitie werd verder in de kranten niet bericht. In ieder geval werd hij uiteindelijk door de Engelse autoriteiten in Harwich op de boot gezet. Bij aankomst in Hoek van Holland stond de politie klaar om hem te arresteren.
Het duurde daarna tot eind oktober 1952 voor hij voor de rechtbank werd geleid. Tien jaar was de eis en hij ging in beroep.
Juni 1953 stond hij voor de tweede keer terecht. De zaak speelde deze keer niet alleen in de rechtbank maar ook werd er een oorlogje uitgevochten tussen de Waarheid en het Vrije Volk.
De uitspraak was 8 jaar maar de zaak was daarmee nog niet geëindigd. Zijn raadsman ging in beroep bij de Hoge Raad. Deze richtte zich in oktober 1953 tot de Landelijke Ereraad der Illegaliteit en vroeg deze instantie een advies uit te brengen.
Een commissie onder voorzitterschap van W. van Norden bestudeerde de stukken en sprak met Vosveld. De Ereraad liet de Hoge Raad daarna weten dat Vosveld door hen niet als een intentionele verrader werd beschouwd en dat zij van opvatting waren dat het beroep op overmacht diende te worden gehonoreerd. Zij achtten clementie ten aanzien van de strafmaat gerechtvaardigd.
Met betrekking tot de arrestatie van Dieters en de pressie die de SD had uitgeoefend, merkte de Ereraad op dat Vosveld te dezer zake niet anders gehandeld had dan vele illegale werkers die onder soortgelijke omstandigheden waren gearresteerd.
De Ereraad achtte het prijsgeven van de afspraak en het meegaan naar Apeldoorn van Vosveld naar verzetsmaatstaven niet verwijtbaar. Zij sprak zich ook uit over Vosvelds tweede verweer, de houding van Dieters en Jansen: “Voorts werd hij met deze twee mensen, die hij terecht als zijn leiders zag, geconfronteerd, waarbij zij opmerkten dat Vosveld maar alles moest zeggen, omdat het toch niets meer gaf. Het relaas dat Vosveld hieromtrent aan de Ereraad gaf, had dusdanige accenten in de weergave, dat dit betrouwbaar werd geacht.”
De Hoge Raad besloot de straf terug te brengen tot twee jaar met aftrek.
Op 16 april 1954 was Vosveld weer vrij man, op de dag af elf jaar nadat hij in kamer 39 in het SD-hoofdkwartier in Amsterdam voor zijn Duitse beulen door de knieën ging.
Eigenlijk zou het verhaal daarmee klaar moeten zijn ware het niet dat de naam P.O.C. Vosveld nog een aantal keren in de krant werd genoemd.
Eind 1960 gebeurde dat voor de eerste keer bij de oprichting van een bedrijf in Roden. Deze plaats komt overeen met de gegevens van Piet Vosveld in het bevolkingsregister. Daarin staat namelijk vermeld dat hij in 1960 naar Roden was verhuisd.
Maart 1971 trad een P.O.C. Vosveld opnieuw in de publiciteit. Deze keer in verband met de liquidatie van SIF (Selected Int. Fund Holland). Een groot aantal spaarders werd gedupeerd en de verliezen liepen in de miljoenen.
Begin 1973 werd in een rechtszaak die tegen SIF was aangespannen, de inmiddels overleden P.O.C. Vosveld door de officier van Justitie als hoofdschuldige genoemd in het onderhavige proces. Het lijkt me aannemelijk dat het ook in het laatste geval om de Piet Vosveld gaat die we kennen van zijn activiteiten tijdens de oorlog hoewel de link met de gebeurtenissen in die periode nergens werd gelegd.
Hoe dan ook een omstreden figuur tot het einde van zijn leven.
En tot mijn verrassing ook daarna. In 2019 arriveerde een Email van J.S.(om privacy redenen alleen initialen) uit Nieuw Zeeland.
J.S. was de zoon van een dochter van Vosveld, die midden jaren 60 naar New Zealand was geemigreerd. Vosveld was dus zijn grootvader.
IK geef de mail hieronder volledig weer.
“I was in total shock when I read your book of his history.
He passed away in either late 1971 or early 1972. Not 1973.
He was visiting us in NZ after my youngest sister was born april 1971.
He had a heeart attack and died in NZ.
I understand you might have a hatred for him because of what happened as I heve said.
I knew nothing of his past, he was a good grandfather to me. Although I was only 9 or 10 at the time of his death.”
Om zo een stuk verleden van je opa te ontdekken. Ik had wel een beetje met hem te doen. We hebben nog een of twee keer een Email gewisseld na deze eerste. Hij wilde nog een paar foto’s sturen maar ik geloof niet dat zijn moeder dat echt wilde. Die kon zich desgevraagd door haar zoon maar weinig van de oorlog herinneren. Als zij de jongste dochter was – geboren in 1942 – lijkt dat me goed mogelijk.