153. Vrienden voor het leven
Of ie al naar de Ingooi was geweest om z’n vrienden van de vaste supporterskern een gelukkig Nieuwjaar te wensen had Gajus junior aan z’n vader gevraagd en nadat deze wat had gebromd over geen tijd, druk-druk-druk, verjaardagen en het verven van de binnenboel had zoonlief z’n vader met zachte doch besliste gebaren in een jas gehesen en waren ze met z’n tweeën op weg gegaan naar Amsterdams oudste café.
Eerst met de tram richting Centraal Station, vervolgens met de 5, de 3 met een stukje lopen als afsluiting.
De verrassing die hun komst in de Ingooi veroorzaakte was groot. “Moet je nou toch eens kijken wie er binnenkomt,” had ome Bram gestameld. En het “ziet, hij is weder opgestaan’ van meneer Piet gaf ook al aan dat de binnenkomst van de stamvader van het groepje oersupporters naast verbazing ook voor zowel vreugde als blijdschap zorgde.
“Jonge, jonge, Gajus. Kom hier zitten, man, kan je je effe warmen bij de verwarming. Frits, breng wat te drinken voor die man,” maar de uitbater was al bezig om een dubbel espressootje met bijpassend likeurtje klaar te maken.
Nadat de algemene uitwisseling van beste wensen voor het nieuwe jaar had plaatsgevonden wilde iedereen natuurlijk weten waar Gajus de afgelopen maanden geweest was. Dat ze ‘m gemist hadden in de Ingooi, zich een beetje ongerust hadden gemaakt, zich hadden afgevraagd of het met de Ingooi definitief finito was.
Hoezo finito was daarop de reactie van Gajus geweest nadat hij met een kort gebaar Frits een rondje voor hun groep had ingeseind. “Wie is finito? Wat is finito? De Ingooi?” Het leek wel of de stilte die hij na deze woorden liet vallen minutenlang duurde voor hij verder ging. “Luistert dan. Aan veel dingen komt een einde, sterker nog, alles heeft een einde. Zelfs het kabinet Rutte heeft een einde, de here zij geprezen, ons leven is eindig maar een ding weet ik zeker, de Ingooi zal ons allemaal overleven. Kom er maar bij, Frits, de jongelui zijn wel aan een drankje toe”.
Waarna ze alsof het afgesproken was allemaal hun glas hieven en een meerstemmig uitgebracht ‘de ingooi forever’ door de zaak klonk.
Waarom ie een paar maanden niet in de Ingooi was geweest wilden ome Bram wat later onder vier ogen nog even van Gajus weten. Met een verontschuldigend gebaar had deze de ouwe bloemenkoopman verteld dat daar geen opzet bij had gezeten of iets anders aan de hand was geweest. Dat ie een weekie was weggeweest, Sinterklaas had gevierd, wat bezoekjes had afgelegd en voor ie het wist was het 31 december geweest. “De tijd vliegt voorbij, Bram. En het lijkt wel of hij elk jaar sneller gaat.”
Aan onderwerpen voor een gesprek was er daarna zoals gebruikelijk geen gebrek. En toen Nico had gevraagd hoe met de persoonlijke fiscal cliff van meneer Piet stond kwam er een gesprek op gang waarin zaken als de crisis in Europa, de Griekse Eurotragedie, de keuze tussen een overheid die bezuinigt of een overheid die investeert in tijden van crisis, de zakkenvullerij van een aantal heren in de publieke sector en pensioenen die gekort gingen worden zoveel los maakte dat Frits er vele uren later met een nadrukkelijk uitgesproken ‘we gaan sluiten, heren’ een einde aan moest maken.
Of ie zich geamuseerd had vroeg junior terwijl hij z’n vader naar de laatste bus richting huis bracht.
“ Altijd, jongen,” had z’n vader daarop geantwoord.”Ik was overigens al van plan om weer een keertje langs te gaan. Maar leuk dat je meeging, moet je meer doen.”
“’t Is wel goed,” zei z’n zoon hoofdschuddend. “Stap jij nou maar in en vergeet niet uit te checken straks.”
En ‘vrienden voor het leven’ fluitend ging hij op weg naar huis.
5-1-2013
Gajus