17. Bezoek aan het Mago National Park.
Woensdag, 7 december. We maken een uitgebreide excursie in dit nationale park om te genieten van olifanten, gazellen en andere wilde dieren. Tevens brengen we een bezoek aan de Mursi die vooral bekend zijn door de schotels die vrouwen in hun onderlip dragen.
Sommige dagen zien er tijdens deze reis toch wat anders uit dan in het reisprogramma wordt voorgespiegeld. Neem nu de dag van vandaag. We waren er al om zes uur uit omdat je nu eenmaal vroeg moet zijn als je dieren wilt zien. Ik had lekker geslapen en het ontbijt met gebakken eitjes en vers geperst vruchtensap deed z’n best om het goeie gevoel waarmee ik de dag was begonnen, nog eens te versterken.
Voor de zekerheid had ik nog maar even een briefje voor de receptie gemaakt en onder het opschrift Complaint melding gemaakt van de niet werkende boiler met het verzoek om die te repareren.
Achter de receptiebar stond een andere jongedame dan gisteren; ze begreep niet goed wat ze met mijn klacht moest doen maar beloofde om het briefje aan de manager te geven. Toen ik dat later voor de zekerheid doorgaf aan Tesfaye, onze tourleader, vertelde hij me dat hij het al vernomen had van de manager. De boiler in onze kamer was al een tijdje kapot en moest gerepareerd worden. Daar hadden ze dan wel wat eerder iets aan mogen doen was mijn voor de hand liggende reactie. Dat zou echter vandaag gebeuren verzekerde hij me. Ik had m’n twijfel verdreven met de voorspelling van onze gids Kofi. “You will arrive in paradise.”
Deze lodge ziet er best aardig uit met geschakelde bungalowachtige kamers. Ik heb me net gemandied met een grote emmer warm water en zit nu op de waranda voor de kamer te schrijven. Overal staan bomen en groen en twee jongens en meisjes zijn bezig om die water te geven. De tuinslang is nog niet geïntroduceerd in deze streek en daarom halen ze het water in emmertjes. Een scheutje water hier, een scheutje water daar en als de emmer leeg is gaan ze een minuut of vijf zitten. Beetje uitrusten, beetje kletsen met elkaar. Slowly, slowly.
Zoals ik al zei ziet het er hier best aardig uit maar op het punt afwerking is nog wel wat aan te merken. De verlichting in de kamers is onvoldoende met 15Wattlampjes, in de badkamer staat wel een mooie toiletpot maar de bril erop is een maat of tien te klein, haken om iets op te hangen ontbreken, plankjes om iets op te leggen eveneens, er staan geen stoelen of tafel in de kamers.
Maar ik zou iets vertellen over onze belevenissen deze dag. Dat het allemaal wat anders was uitgevallen dan ik had begrepen uit het programma. Half acht waren we vanochtend op weg gegaan naar het park. Over een weg die aanvankelijk nog redelijk berijdbaar was maar na het passeren van de ingang van het park bar en boos werd. Dat werd dus een paar uur hobbelen en schudden door de stofwolken van voor ons rijdende wagens. Het landschap was ruig, te ruig kennelijk ook voor de beloofde dieren want met uitzondering van een geschrokken dikdik kwamen die niet opdagen.
Nadat we een paar uur zo gereden hadden kwamen we de eerste bewoners van deze streek tegen, de Mursi. Een paar jongens en wat naakte mannen die volledig met witte strepen en stippen waren beschilderd. Bij de mannen was zelfs de penis niet aan de aandacht ontsnapt en met fraaie witte ringetjes beschilderd. Wel aardig omdat onze Kofi ’s ochtends tijdens de briefing had verteld dat we veel mensen zouden zien die naakt rondliepen maar dat de mannen hun ‘m-m-m’ in ieder geval met een lendendoek of iets dergelijks bedekten.
Omdat we op weg waren naar een Mursidorp werd er echter niet gestopt zodat ik het jammer genoeg niet kon vereeuwigen. Geen pictures dus. Dat zouden we echter doen bij dat dorp.
Gewoon, lekker in alle rust foto’s maken, als je die mensen een paar Birr geeft poseren ze ook nog voor je. En als we dan de camera’s opbergen brengen we daarna een bezoek aan de hutten in het dorp. Aldus de afspraak die onze Kofi ‘s ochtends met ons gemaakt had.
En misschien was dat allemaal best gelukt maar vlak voor wij arriveerden was er een jeep met een paar Duitse toeristen bij het ontmoetingspunt met de Mursi gestopt. Wij kwamen terecht in een chaos met krijsende Mursivrouwen, die met getrek en gepluk je aandacht probeerden te trekken. Gefotografeerd worden tegen betaling was hun bedoeling, liefst zo veel en zo vaak mogelijk waarbij ze elkaar het geld bijna uit de handen rukten. Wat een herrie maar ik slaagde er met enige moeite toch in om twee vrouwen te foto-graferen. Hoewel twee, misschien was de tweede wel haar echtgenoot. Hij of zij was in ieder geval schotelvrij. Ik overhandigde een verfrommeld biljetje van twee Birr maar dat wilden ze niet accepteren. Het moest een nieuw biljet zijn.
M’n tweede foto was van een moeder die zichzelf scheutig met witsel had beschilderd. Toen ik wilde betalen kwamen vier andere Mursidames naderbij die probeerden om het geld uit m’n handen te grissen. Wat doe je dan in zo’n geval? Ik dacht niet lang na en gaf een paar petsen op hun graaiende handen. Gillend gelach was m’n beloning en ik slaagde er in om m’n geld aan de witte madonna met kind en geweer te overhandi-gen. Eigenlijk had ik er daarna wel genoeg van. Voor tien Birr kocht ik een originele handgemaakte schotel en verder had ik het van een afstandje bekeken. Ongelooflijk zo lelijk als die vrouwen zijn met die schotels in de onderlip. Het schijnt echter een teken van opperste schoonheid te zijn in deze streek en de grootte van de bruidschat is recht evenredig met de diameter van de schotel. Vandaar dat ze al als meisje met een kleine opening in de lip beginnen. Die wordt dan in de loop der jaren geleidelijk groter gemaakt. Overigens schijnen er de laatste tijd meisjes te zijn die weigeren om mee te doen. Hoe dat dan moet met de bruidsschat weet ik niet.
Waarom de dames zich ook nog met allerlei wapentuig hadden omhangen was me ook niet duidelijk geworden. Er liepen namelijk wat mannen rond die een oogje in het zeil hielden. Volgens mij werd bij hen het geld dat met de foto’s werd verdiend, ingeleverd.
Van het bezoek aan het dorp kwam daarna niets meer. Bijna iedereen had na een minuut of tien de buik vol van deze voorstelling. Ik begreep waarom het groepje Belgen dat we een aantal dagen geleden waren tegenkomen, zweeg toen we ze desgevraagd vertelden dat we nog niet bij de Mursi waren geweest. Die hadden dezelfde ervaring opgedaan als wij. In ieder geval werd dit bezoek een beetje een deceptie. Het deed me overigens sterk denken aan bezoeken die we brachten aan de Masai in Kenia, de UrosIndianen op de drijvende eilanden in het Titikakameer, de kaasdragers op de kaasmarkt in Alkmaar en de vissers in Volendam. Allemaal commerciële voorstellingen die met de werkelijkheid niet veel meer te maken hebben.
We besloten om weer terug te rijden naar een riviertje waar we aan een lommerrijke oever zouden neerstrijken om ons lunchpakker te nuttigen. Eenmaal op weg daarheen kwam ons na een minuut of vijf een groep andere toeristen tegemoet. Lopend, een paar op hun tandvlees en ze keken er daardoor niet echt vrolijk bij. Het was maar goed dat ze nog niet wisten wat ze te wachten stond. Weer tien minuten verder zagen we de oorzaak van hun wandeling. De jeeps waarmee zij waren gekomen, waren van een lichter type dan de onze, zonder fourwheel-aandrijving waardoor ze op een moeilijk punt van de route waren vastgelopen.
De lunch bij de rivier bleek daarna niet mogelijk omdat een groep Mursi zich bij de brug had verzameld om dat te verhinderen. Omdat er verder geen schaduwrijke plaatsen waren bleef er weinig anders over dan doorrijden. De bestemming was een grote blokhut die op een hoog punt van het park stond. Daar hadden we ons lunchpakker opgegeten met koude frisdrank afkomstig uit een koelkast. Het ding werkte perfect op een aggregaatje dat buiten zachtjes pruttelend voor stroom zorgde.
De rest van de rit terug naar onze lodge zou in gepaste rust zijn verlopen ware het niet dat onderweg bij een van de auto’s de motor afsloeg en niet meer wilde starten. Vier chauffeurs bogen zich over de motorkap waarna de conclusie snel was getrokken. Lege accu. Helaas had niemand startkabels om op de accu van een van de andere auto’s te starten. Op initiatief van de chauffeur van onze auto werd daarop een accu uit een van de wagens gehaald en in de weigerachtige auto geplaatst. Duurde allemaal even omdat de goede maat dopsleutel niet meteen voorradig was. Maar nadat alles was vastgedraaid sloeg de motor zonder problemen aan en konden we onze toch, terug naar de lodge, vervolgen.
Vier uur waren we weer in Jinka. Ik besloot om eerst even te kijken of de boiler in onze kamer gerepareerd was voor ik op het terras wat met de anderen ging drinken. Wat ik al half en half verwachtte werd bewaarheid. Die was nog steeds stuk. “I will look for the manager,” was daarop de wat bozige reactie geweest van Tesfaye die ik erbij had gehaald.
Die bleek in zijn kantoor te zitten en putte zich uit in verontschuldiging. Yes, no, yes, ze hadden echt hun best gedaan to repair the boiler maar er was iets stuk en de reparateur was nog naar de stad geweest om een vervanging voor het defecte onderdeel te kopen maar daar hadden ze geen spareparts en alle kamers waren bezet en het was een big problem. Ik was een beetje moe van al die verhalen geworden en bedacht toen zelf maar een pragmatische oplossing. Jullie brengen maar vijftig liter hot water in grote emmers naar onze kamer.
Dat was natuurlijk de oplossing. Yes, we will bring you a lot of hot water. Zo geschiedde het dus ook. En mengde ik het koele water uit de douche met kommetjes warm water uit de grote emmer die gebracht was. Ging dat dan? Dat ging perfect en tevreden zit ik nu op de waranda voor onze kamer om het allemaal even rustig op te schrijven.
Rest me nog het verhaal over de dieren die we hadden moeten zien. Met uitzondering van twee dikdiks en wat vogels waren we die namelijk niet tegengekomen. Waren wij op de verkeerde plaats geweest of waren ze naar Kenia vertrokken? Toen ik het aan Tesfaye vroeg schudde hij ontkennend met z’n hoofd als antwoord. “There are no animals in this park. Not now, not the past years. En ik herinnerde me de uitspraak van onze chauffeur tijdens de reis die we in Kenia maakten. “No shit. No animals.” In dit park zag ik geen enkele keutel.
Zo, dat staat er allemaal weer in. Tijd om naar de anderen te gaan. Lekker wat drinken op het terras. Blaadje mee om wat te lezen. Me even proberen voor te stellen dat ik in het paradijs zit.
Alleen die boiler blijft een zwak punt. Ik ben bang dat die nooit wordt gerepareerd. Maar zo gaat dat nu eenmaal.