19. DAGJE KUNMING
Heerlijk, uitslapen in een perfect bed. Niet te hard, niet te zacht. Om half negen toch maar opgestaan. Ik was een beetje snotterig geworden. De andere mannen in het gezelschap hadden daar trouwens al last van. Het leverde een interessante discussie op met Lietje over de vermeende superioriteit van het sterke geslacht.
Wat voor dag stond ons te wachten? Geen urendurende tochten met de bus. Daar hadden we voorlopig genoeg van. Beetje relaxend bezig zijn, daar gingen mijn gedachten naar uit. Wat dingen in een rustig tempo bezichtigen, tempeltje, museumpje. Wat voor dag was het vandaag eigenlijk? Hmm, zondag. Misschien geen gek idee om heel toepasselijk wat te genieten van de zon in een parkje. Toen ik in m’n enthousiasme over deze bespiegelingen naar buiten keek wist ik gelijk dat ik daar beter nog even mee had kunnen wachten. Het regende namelijk.
“Dit is toch niet te geloven, hè,” foeterde ik tegen Lietje, die nog niets vermoedend bezig was om uit haar slaap te ontwaken. “Waar wij arriveren begint het gelijk te regenen. Dat begint nu toch echt op een achtervolging te lijken.”
Maar ze had geen zin om zich er kwaad over te maken en gaf me het advies om me eerst maar eens lekker te scheren en te wassen. “Dan gaan we daarna lekker uitgebreid ontbijten,” voegde ze er aan toe. En een beetje knorrig gooide ik m’n pyjama op het bed en pakte daarna m’n scheerapparaat. Me niet kwaad maken omdat dat niet hielp. Nee, dat wist ik ook wel. Moest ik het dan soms positief benaderen? Dat zo’n buitje er tussendoor diende om het stof weg te spoelen?
Een half uurtje daarna begaven we ons met z’n tweetjes naar de ontbijtzaal en daar stond gelukkig zoveel lekkers te wachten dat ik de regen gelijk vergat. Vijf soorten brood, beleg voor een weeshuis, fruit, vruchtensappen en nog veel meer. “Dat is nog eens wat anders dan droge crackers,” zeiden we tevreden tegen elkaar na het tweede rondje langs de counter. En vol goede moed verzamelden we ons na daarna in de lobby van het hotel.
“Waar gaan we vandaag naar toe?” was de eerste vraag van ons klasje aan de reisleider die er zo fris gewassen en monter uitzag alsof hij een algehele revisie had ondergaan.
“Om te beginnen,” vertelde Gerard, “Om te beginnen gaan we naar de tempel met de gouden Boeddha en de big Bell”.
“De hoeveelste Boeddha zal dit zijn?” vroeg ik mezelf zachtjes af na deze mededeling. Maar ik gaf de telling na een paar minuten al op. Honderden Boeddha’s had ik gezien, grote en kleine maar toen we na een klein half uur bij de tempel arriveerden moest ik toegeven dat dit gouden exemplaar de moeite waard was.
Het gebouwencomplex, dat tot stand was gebracht in het tijdperk dat de Mingdynastie het voor het zeggen had, lag op een heuvel en vanaf de parkeerplaats was het maar een klein eindje lopen naar de entree. Daar passeerden we de eerste van drie zogenaamde hemelse poorten en betraden een parkachtige ruimte met vijvers, poortjes en meer van dat moois. Prachtig aangelegd en de fotografen en filmers onder ons hadden het druk met opnamen maken van de mooiste plekjes voor zover de regen dat toeliet. Maar wat dat betrof was er goede hoop op verbetering.
Onze gids rekende het zichzelf al een paar dagen aan dat we zo door het weer geteisterd werden. Bij de ingang van de tempel had hij daarom een wens voor mooi weer uitgesproken nadat hij erin geslaagd was om een muntje in de bek van een daarvoor opgestelde stenen vis in een waterbassin te gooien. Niet dat het daarna meteen beter weer werd maar er was toch hoop. Je moet wonderen ook even de tijd gunnen, spraken we elkaar opbeurend toe.
De grote bronzen klok hing op de bovenste verdieping van een apart gebouw. Een enorm gevaarte dat maar liefst 14 ton woog en je kon ‘m niet alleen zwijgend bewonderen maar tegen betaling van vijf yuan mocht je er met een houten hamer ook een klap op geven. Ik kon de verleiding niet weerstaan om dat een keertje te doen en nadat Lietje de camera in de aanslag had gebracht pakte ik de hamer, die gelukkig minder zwaar was dan ie er uitzag.
Wat een heerlijke gelegenheid om me even af te reageren en nadat ik de hamer een paar keer had heen en weer gezwaaid gaf ik ‘m met een flinke uithaal een klap. Boiiiiiiiiiiinnnnnnngg. En terwijl een gevoel van opperste tevredenheid me doorstroomde stierf de galmende toon langzaam weg. …Iiiiiiinnnggggg. Bij welke filmmaatschappij had je vroeger ook al weer zo’n soort Hercules in een lendendoekje die met een hamer op een kolossale gong sloeg? Als introductie voor de film begon? Nou, dat gevoel had ik even.
Verder lopend passeerden we onder een soort overdekte galerij een groep Chinese toeristen die zich daar hadden geïnstalleerd om te gaan picknicken. Picknick op z’n Chinees. Het zag er allemaal lekker uit wat ze aan het uitpakken waren en ik had eigenlijk wel een tijdje willen staan kijken hoe dat allemaal zou gaan. Of een vorkje/stokje meepikken. Jammer genoeg moesten we verder. Eén van de nadelen van de groepsreis.
Gerard maakte Lietje en mij tijdens de verdere bezichtiging nog attent op een klein winkeltje waar ze originele dat wil zeggen antieke Boeddhabeeldjes verkochten. Als ik haar zin had gedaan had ik een houten exemplaar, dat niet alleen erg groot was maar een prijs droeg van 275 gulden, gelijk gekocht. Maar ik twijfelde of dit het exemplaar was dat we voor onze oudste zoon moesten meenemen en bovendien was de prijs me veel te hoog. Een tweede veel kleiner beeldje dat ons getoond werd, was zwaar beschadigd. Laten we eerst maar eens kijken hoeveel ze van de prijs willen afdoen was m’n eerste gedachte. Dat viel al gauw negatief uit. De verkopers hadden geen zin om op m’n afdingpogingen in te gaan en dus werd er niet verder gehandeld. En niet gekocht.
Van Gerard hoorde ik later dat zoiets wel meer voorviel. “Chinezen,” vertelde hij ons, “Stellen aan het begin van een dag vast hoeveel ze minstens moeten verdienen op die dag. Als ze dat bedrag ’s middags bijvoorbeeld al bereiken, stoppen ze voor de rest van die dag met het onderhandelen over de prijs. Met die beeldjes van jou was dat kennelijk het geval. De heren hadden al goeie zaken gedaan en ze vonden het mooi voor die dag. Je kon die dingen meenemen voor het gevraagde bedrag onder het motto ‘graag of niet’.”
Het liep daarna al tegen twaalven en toen we in de richting van het stadscentrum terugreden bracht Gerard ons naar een lokale markt. “Dit mag je onder geen beding missen,” gaf ie glunderend te kennen. “Hier komen ook geen andere toeristen.”
De markt was vanaf de weg, waar onze bus ondertussen gestopt was, niet te zien. Het open terrein waar ze werd gehouden was namelijk rondom bebouwd met bedrijfsgebouwen, eethuisjes en winkeltjes. Via een grote toegangspoort op een hoek konden we echter naar binnen. Er liepen aardig wat mensen rond hoewel volgens Gerard de grootste drukte al voorbij was. De honderden grote en kleine kramen verkochten groente, vlees en fruit. In de bebouwing aan de rand waren talloze eethuisjes en winkeltjes met kleding, keukenspullen, wol en ander moois ondergebracht. De Chinese Albert Cuyp en het was een heerlijke ervaring om er een half uurtje zoek te brengen. Ik weet ook eigenlijk geen plaats te bedenken waar je het dagelijks leven mooier kunt waarnemen dan op een markt? Zo ook hier. Het doen en laten van de Chinezen speelde zich voor je af als een film. Bovendien was de wens van onze gids verhoord en het was droog geworden. Vol verbazing over wat er te zien was liepen een aantal van onze groep rond. Zoals gebruikelijk was het overal een enorme rotzooi en de bestrating zou ooit wel eens in orde zijn geweest maar op dat ogenblik overheersten de modderige plassen.
De dode rat waar Lies ongemerkt op was gaan staan toen ze op Dick wachtte voor een foto, paste geheel in dit decor. Dit moest toch wel puur China zijn en als bevestiging van Gerards opmerking dat op deze plaats nooit toeristen kwamen, trokken we de nodige belangstelling. Lachen, handen schudden, de kinderen bewonderen. Alleen een klein Chinees jongetje van een jaar of zes wilde niet aan de wederzijdse vriendelijkheid meedoen. Ik probeerde hem aan het lachen te maken maar elke toenadering werd stug door ‘m afgewezen. Zelfs pogingen van de Chinezen om hem heen hadden geen succes. Mij pak je niet in, scheen hij te zeggen en we berustten uiteindelijk maar in onze nederlaag.
Wat gingen we daarna doen? Eén uur al. Een beetje trekkerig. Lunchen dus. Dat deden we in een klein restaurantje niet ver van de markt. Het eten was matig maar als verrassing werden we vergast op een flesje van de Chinese variant op Coca Cola. Namaak dus hoewel het flesje sterk op het bekende Cola ontwerp leek. De smaak van het drankje ook maar, en dat was origineel, het had geen kleur en zag er uit als water. Ik gaf toch de voorkeur aan het Chinese bier.
Aan het eind van de maaltijd kregen we van Gerard te horen dat we het grootste deel van de middag naar eigen keuze konden doorbrengen.
“Maar jullie mogen de dierenmarkt absoluut niet missen en eigenlijk wil ik ook nog een bezoek met jullie brengen aan een kliniek die gespecialiseerd is in acupunctuur en homeopathie,” voegde hij eraan toe. Dat leek ons wel aardig en na een ritje met de bus begonnen we aan het laatste onderwerp.
In het grote gebouw dat we daarvoor bezochten werden we met veel egards ontvangen. In een klein zaaltje vertelde een meneer in een witte jas daarna in uitstekend Engels iets over de medische behandelingen die in deze kliniek mogelijk waren. Voor de leden van ons gezelschap bleek hij er daarna tegen een geringe vergoeding enige in de aanbieding te hebben. Ondertussen werden we vergast op een kopje kruidenthee en als intermezzo werden wat kunstjes met elektriciteit en brandende lampen vertoond die niets maar dan ook absoluut niets met geneeskunde te maken hadden. Een kermisattractie uit de vijftiger jaren.
De aanbieding voor acupunctuur lieten we maar voor wat ie was. Angst voor vuile naalden en zo. Maar Aad wilde zich wel beschikbaar stellen voor een onderzoek door een andere witgejaste meneer die alleen Chinees sprak. Het onderzoek bleek te bestaan uit een langdurig volgen van de polsslag en enige vragen over de algemene gezondheidstoestand van het slachtoffer.
De conclusie wekte een mengeling van vermaak en verbazing omdat er bij Aad sprake was van hartzwakte of zoiets. Geen reden tot zorg echter volgens dokter mits onmiddellijk een flinke hoeveelheid van een bepaald kruidenmengsel bij het instituut zou worden aangeschaft. En dat terwijl Aad zich had laten kennen als onze “fanatiekste” wandelaar en beklimmer.
Gelukkig viel er op de massage van rug, nek, armen en hoofd, die twee liefhebbers ondergingen, niets aan te merken. Na enige aarzeling had ik me daarvoor als tweede kandidaat aangemeld en tijdens een behandeling van een minuut of twintig werden al m’n stijve spieren en vastzittende gewrichten losgemaakt. Werkelijk prima en ik voelde me de hele middag lekker los.
Na de kliniek volgde de dieren- en plantenmarkt waar het ongelofelijk druk was. Vogels, vissen, katten, apen, torren, schorpioenen, slangen en nog veel meer klein goed uit de ark van Noach waren er te koop. ’t Was me niet helemaal duidelijk of het hier alleen maar om huisdieren ging. Een deel van de larven en wurmpjes was in ieder geval als voer voor de vissen bestemd. Maar wat werd je geacht met een schorpioen te doen? Verder werden we overstroomd met een aanbod in hokken, kooien, aquaria, hondenriemen en kattenbakken.
De plantenmarkt beperkte zich tot orchideeën en nog wat ander klein goed. De straatjes achter de markt lokten daarna tot een bezoek maar eerst liepen we nog een klein parkje in omdat de Chinese AOW’ers daar op zondag samenkwamen om wat te praten of spelletjes te doen. Vooral dat laatste was het geval. Er werd door mannen en vrouwen in MAO-pakken fanatiek gemahjongt, gekaart en geschaakt. Zouden ze om geld spelen zoals ik van één van onze gidsen had gehoord? ’t Zou me niet verwonderd hebben hoewel ik niet zag dat er geld over de tafel ging.
Ondertussen was het half vier geworden. We konden natuurlijk een taxi naar het hotel nemen maar om daar nou een paar uur te gaan zitten trok ons niet aan. Van Gerard hoorden we dat het hotel op een afstand van ongeveer 5 kilometer lag en nadat we ons hadden laten uitleggen in welke richting je dan moest lopen besloten Lia en ik om samen met Anna de benenwagen te nemen. Het werd een heerlijke wandeling. Eerst door kleine straatjes vol met winkeltjes en eethuisjes waar het wel een doorlopende voorstelling leek van ‘een dagje uit het leven van een modale Chinees’. Dit moest die oude wijk zijn waarover ik al in m’n gids had gelezen want we zagen er tal van oude houten huizen in Chinese bouwstijl. Jammer genoeg verkeerden de meeste in een zwaar vervallen toestand en gezien de vernieuwingsdrift in deze stad hadden ze hun langste tijd waarschijnlijk wel gehad.
Daarna arriveerden we op een brede boulevard met grote winkels en magazijnen waar alles wat je aan gewone gebruiksartikelen maar ook aan luxe kunt bedenken, te koop was.
Druk? Wat heet druk? Je kon over de hoofden lopen. En gezellig. De bevolking van Kunming en omstreken besteedde z’n vrije zondag aan een bezoek aan de stad waar alle winkels open waren.
Liepen we ondertussen in de goede richting? Een goede vraag, vooral in het Chinees.
” Is this the right way to our hotel?” De geëigende weg in China was om in zo’n geval een folder van het hotel mee te nemen. Of je kamersleutel met sleutelhanger. Weliswaar spraken al die Chinezen die je aanklampte uitsluitend Chinees maar met gebarentaal kwam je uiteindelijk wel waar je wezen wilde.
“Die kant op?” wezen we met demonstratieve armgebaren bij een Chinese man, die we hadden aangehouden om de weg te vragen. Breedlachend schudde hij ja met z’n hoofd. We zaten dus op de juiste koers en wandelden verder. In de richting van het hotel. Wisten we eigenlijk hoe dat er uitzag? De gezamenlijke kennis resulteerde in een hoog gebouw met een draaiend restaurant op de bovenste verdieping. Toen we op een plein een dergelijk gebouw zagen staan dachten we dat we er al waren. Maar dat viel tegen want we kwamen tot de ontdekking dat er meer gebouwen met een draaiend bovendeel in deze stad stonden. Zowel links van me als een eind naar rechts zag ik exemplaren die allemaal aan onze beschrijving voldeden.
Ondertussen was de wens van onze gids uitgewerkt en begon het zachtjes te regenen. Lia had geen zin om nat te worden en ging zich te buiten aan de aanschaf van een paraplu. “Vijf gulden voor een fraai geel exemplaar. Wie doet je wat?” gaf ze kennen. Ik had de mijne al opgestoken en nadat ik haar m’n bewondering had betuigd overlegden we even over het vervolg van onze wandeling. Hoe moesten we verder dat wil zeggen welke kant op? Nog maar een keertje vragen was ons besluit en we schoten twee jonge Chinezen aan. Een blik van hun kant op de naam van het hotel was voldoende voor een verhaal in het Chinees vergezeld van veel wijsgebaren waar ik geen touw aan kon vastknopen. ‘Lagi lagi’ was echter vermoedelijk oversteken en ‘bokoebo’ rechtdoor. Dat deden we dus maar nadat we ze uitbundig bedankt hadden. Een straat verder werd ik echter weer door twijfel bekropen. Laten we het voor de zekerheid nog maar een keertje vragen, dacht ik en zo gezegd zo gedaan. Gelukkig liepen we nog steeds in de juiste richting.
Het straatbeeld werd daarna rommeliger. Minder grote winkelmagazijnen. Op een gegeven moment zagen we dat er een eind verder op een hoek van een straat een grote hoop riet of iets dergelijks lag met een stel mensen dat er om heen stond.
“Het lijkt wel of ze er op kauwen,” zei Anna en bij het passeren kwamen we er achter wat het was. Wat wij voor riet of bamboestokken hadden aangezien was suikerriet dat door een paar Chinezen verkocht werd aan de liefhebbers.
Kwart over zes arriveerden we ten slotte nat en met brandende voeten in het hotel. Maar na een beker warme bouillon op de kamer keerde het leven weer terug in onze vermoeide benen.
Wat hadden we daarna nog meer gedaan op deze als rustdag bedoelde zondag? Gegeten natuurlijk. En even geïnformeerd bij Lily hoe het met Dick ging. Die was namelijk een dagje in bed gebleven. Moe, diarree, verkouden. Volgens z’n zeggen van te koud bier. Maar het ging gelukkig al een stuk beter.
Om m’n verkoudheid te verdrijven, nam ik ’s avonds na het eten een borreltje in de bar van het hotel. Echt helpen deed het niet. Na een hete douche kroop ik daarom maar vroeg in bed. Terwijl Lia daarna de hitte van het water beproefde zapte ik om half elf nog even door de Chinese TV-kanalen maar ik vond het genoeg voor deze dag. De dag erna moesten we tenslotte weer vroeg op voor een bezoek aan het stenen woud.