21. Over slagcreme en sinterklaas.
Het kan niet zo slecht gaan in een land of er zijn altijd wel een paar handige jongens die geld weten te verdienen aan de behoeften van de rest van de bevolking. Onder het uitroepen van de slogan ‘handel is handel’ duiken ze in een van de vele gaten die in de markt zijn ontstaan.
Zo gebeurde het in het laatste of voorlaatste oorlogsjaar dat in een winkeltje of een woonhuis op de Amstelkade, niet ver van het huis waarin Gerard Reve een paar jaar later De Avonden schreef, plotseling een zoete ‘lekkernij’ werd verkocht die bestond uit een tot schuim geklopte massa. Qua uiterlijk had het nog het meeste weg van geklopt eiwit. Of dat zo was weet ik niet. Het is best mogelijk dat er eieren voor gebruikt waren, misschien wel in combinatie met het afkooksel van suikerbieten. Voorzien van een kleurtje en gezoet met sacharine of iets dergelijks maakte het in ieder geval snel opgang onder de naam ‘slagcreme’.
Vraag me niet hoe de ondernemende neringdoenden aan het recept en de grondstoffen voor deze versnapering kwamen in die jaren; ze hadden in ieder geval hun kans geroken en alle kinderen van mijn school en nog een aantal naburige scholen verdrongen zich voor en na schooltijd om er een portie van te kopen. Voor een dubbeltje of daaromtrent. Ik heb het maar eenmaal geprobeerd, een klodder van die zoetigheid in een papieren puntzakje, maar vond het niet lekker. Werd misselijk van de weeïge smaak van de zoetstof.
Maar goed, het was de enige lekkernij in die periode en een kinderhand was snel gevuld. Na een week werden we als ik me goed herinner al op school gewaarschuwd dat we het niet moesten kopen omdat je er ziek van kon worden.
Er viel naarmate de oorlog vorderde, toch weinig te snoepen. Als ik me goed herinner was er in ’43 nog wel ijs. Waterige ijslollies van een man die regelmatig met een ijskarretje door de buurt kwam. En je kon verpakt ijs kopen bij Jamin op de hoek van de Scheldestraat en de Noorder Amstellaan (nu Churchilllaan).
Van die Jaminijsjes heb ik er heel wat gegeten. Meestal installeerden we ons dan op de schuilkelder, die daar begin van de oorlog in het plantsoen was gebouwd. Het ijs leek niet echt op het ijs van tegenwoordig. Het was een soort bevroren vanillepap met een papiertje eromheen maar wist ik veel. Het kostte in ieder geval maar een gering bedrag. Zoiets van 5 cent of een dubbeltje. Ik weet het niet precies meer maar ik zal er niet ver naast zitten. Ik twijfel overigens over de datum dat het verkocht werd. Het kan best pas na de oorlog zijn gebeurd.
Sinterklaas
Heel iets anders was de Sinterklaasviering op de lagere school.
Dat was altijd een feest waar al lang van tevoren naar werd uitgekeken.
Ik kan me nog als de dag van gisteren het Sinterklaasfeest in de eerste klas van de Jan Mayenschool herinneren. Weken van tevoren waren we al aan het oefenen in het zingen van “Zie ginds komt de stoomboot” en andere klassieken op dat gebied. Bovendien hadden we een juffrouw die met krijt en talent allerlei gekleurde Sinterklaasvoorstellingen op het schoolbord toverde en op deze wijze de spanning nog wat opvoerde.
Op 5 december vond ’s middags in de versierde gymnastiekzaal het bezoek van Sinterklaas en een aantal zwarte Pieten plaats. Geloofde ik toen nog in Sinterklaas? Goh, geen idee. Maar ik was niet zo onder de indruk toen een paar “stoute” kinderen bij Sinterklaas moesten komen en één bijna in de zak meegenomen dreigde te worden. Ik denk dat ik dus al op z’n minst twijfelde aan het bestaan van de Goedheiligman.
Veel meer indruk maakte daarna een goochelaar op me omdat hij duiven uit een hoge hoed toverde die een rondje door het lokaal vlogen en daarna weer spoorloos in diezelfde hoed verdwenen. Maar dat gebeurde allemaal in december 1939.
Eind 1944 was de realisatie van zo’n feest natuurlijk een stuk moeilijker en ik denk dat de leiding van de Meerhuizenschool het donker inzag. Waar haalde je wat lekkers voor de kinderen vandaan? Die goochelaar waarover ik het zoëven had kon het in ieder geval niet te voorschijn toveren.
Maar Sinterklaas bewees toen dat hij echt bestaat en hij koos mijn klas uit om hem daar een handje bij te helpen. Wij droegen de appeltjes van de Sint.
Hoe de leiding van de school er lucht van gekregen had weet ik niet maar eind november 1944 werd een aantal jongens van mijn klas, waaronder ik, ingeschakeld voor een speciaal karwijtje.
Samen met meneer Bloksma, onze klasseleraar, liepen we ’s middags naar de Amstel. Daar zagen we wat er aan de hand was. Op een paar honderd meter van de Berlagebrug had een schipper zijn binnenvaartschip aangemeerd en de man verkocht appels.
Zomaar, buiten alle distributiekanalen met bonnen om, werd dat fruit verkocht. Zwart neem ik aan en hij zal er ook wel een aardige prijs voor gevraagd hebben. Een bezwaar was dat kennelijk niet want er stond al een lange rij liefhebbers.
Samen met de meester en iemand van de oudercommissie sloten we aan bij de rij en begon het lange wachten. Uren in m’n herinnering tot we aan de beurt waren. Na wat onderhandelen werden er drie of vier kisten met appelen gekocht en konden wij laten zien hoe sterk we waren. We gingen weer terug naar school en ongemakkelijk lopend met de zware kisten bereikten we die uiteindelijk op ons tandvlees.
Als beloning kregen we na afloop een appel en voor zover het nog niet duidelijk mocht zijn, met Sinterklaas kreeg ieder kind op school naast wat snoepgoed een paar glimmend gepoetste appels. Tevredenheid alom met die versnaperingen.
Een appel. Daar hoef je nu niet meer mee aan te komen. Of het zou een Apple (computer voor de niet ingewijden) moeten zijn.
Lieber Herr Jansen,
ich habe Ihre Lebensgeschichte mit Interesse gelesen.
Besonders möchte ich mich dafür bedanken, daß Sie das Wort ‘Moff’
nicht benutzen.(obwohl Sie allen Grund dazu gehabt hätten)
Ich bin Ende 1944 in Amsterdam Zuid geboren. Mein Vater war deutscher Besatzungssoldat. Er heiratete meine Mutter 1942.
Mein Bruder kam 1942 am Victorieplein damals Daniel Willinkplein zur Welt.
Er bekam übrigens nach der Taufe den Segen nicht, da sein Vater Deutscher war. Jetzt lese ich in den Berichten, dass Die Kirche im Widerstand gearbeitet hat. Ja, auch das ist menschlich, hat aber nichts mit der Religion zu tun.
Meine holländische Familie lebte schon seit den 30er Jahren dort.
Erst zog meine Urgroßmutter zum Victorieplein. sie wohnte schon dort, als der Wolkenkrabber gebaut wurde.
Mitte der 30er Jahre zog meine Großmutter mit Mann und Kindern ebenfalls nach Amsterdam.
1949 mußten mein Bruder und ich mit meiner Mutter nach Deutschland, da mein Vater erst 1948 aus Gefangenschaft kam. Ich habe später alle Ferien am Victorieplein bei meiner Oma verbracht. Sie wohnte bis zu ihrem Schlaganfall 1991 dort. Für mich ist dieses Stückchen Amsterdam nach wie vor Heimat. Mir stehen immer die Tränen in den Augen wenn ich nur daran denke. Ich spreche zwar perfekt holländisch, kann es auch lesen,
aber schreiben habe ich es leider nie gelernt.
Ich wurde als Kind bei meinen Besuchen in Amsterdam manchmal, zum Glück aber nur selten als Moff beschimpft. Wenn in Deutschland jemand etwas gegen Holland sagt, fühle ich mich ebenso verletzt.
Wenn ich die anderen Berichte lese in denen immer nur von den Moffen die Rede ist, gibt es mir immer einen Stich.
Ich habe nur die besten Erinnerungen an alle Nachbarn, Freunde und Geschäftsleute in der Umgebung vom Victorieplein.
Es war für mich wie ein kleines Dorf im großen Amsterdam.
Mein Vater war übrigens kein Nazi. Er war nur ein junger Soldat, der eingezogen war ( geb. 1918). Deshalb hatte meine Oma auch nichts gegen die Heirat ihrer Tochter. Sie sagte immer ich hoffe auch mein Sohn wird in der Fremde gut aufgenommen wenn er einmal weg muß.
Bei meiner Oma wohnte eine untergetauchte Jüdin und mein Vater hat sie nicht verraten. Sie traf sich aber immer mit anderen Juden und ist dabei in eine Razzia geraten.
Der einzige Bruder meiner Großmutter ist nach Neuengamme deportiert worden. Wir dachten immer er seimdort gestorben. Im Internet habe ich jetzt erfahren, dass die Gefangenen zum Ende des Krieges auf die Cap Arcona ( ein Kreuzfahrschiff) gebracht wurden. Das Schiff lag in der Ostsee. Die Deutschen hatten wohl vor das Schiff zu versenken um die Zeugen zu beseitigen. Dann haben aber dummer Weise die Engländer das Schiff versenkt. So starb der Bruder 7 Tage vor Kriegsende durch die Engländer.
Der Krieg hat leider in ganz Europa viel Elend gebracht. Wir wollen hoffen, daß so etwas nie wieder geschehen wird!
Mein Vater wurde allerdings nach der Heirat mit meiner Mutter erst nach Griechenland und dann nach Italien geschickt. Mich hat er 1949 zum ersten Mal gesehen.
Ich habe auch noch viele Fotos vom Victorieplein und meiner Familie.
Viele liebe Grüße nach Amsterdam
Inge Volkmann
42555 Velbert
Laakmannsbusch 12
02052-4984