24. Saigon
Woensdag, 27 december. We vliegen vandaag naar Saigon. Bezoeken na aankomst in een moeite door een tunnelcomplex en daarna het War Remnants Museum.
Half zes op vanochtend en ik ben ondanks dat vroege tijdstip al klaar wakker. Dat mag natuurlijk wel na zestien uur slaap. Gistermiddag was ik daarmee begonnen Na ons bezoek aan Olivier had ik een middagdutje gedaan maar daar was ik niet echt van opgeknapt. Vandaar dat ik ’s avonds in het hotel was gebleven. Ik had het even gehad met Vietnam. Ik was moe, had een beetje hoofdpijn en m’n maag en darmen speelden op. Geen zin om er nog uit te gaan of een restaurant te bezoeken. En behaaglijk geïnstalleerd in m’n bed had ik nog een uurtje TV gekeken voor ik uiteindelijk in een lange droomloze slaap was gevallen.Soms heb ik zoiets gewoon nodig, dan moet m’n accu gewoon even opgeladen worden. Daarna kan ik er weer weken tegenaan. Vandaag komt dat goed uit, we hebben een druk bezet programma, alles in hoog tempo. Zoals ik al zei, om half zes op, koffers buiten de kamer om zes uur, ontbijtpakketje ophalen en kwart over zes instappen in het busje dat ons zal brengen. Het is een half uurtje rijden naar het vliegveld. Ik ben benieuwd of onze vlucht deze keer op tijd zal vertrekken.
Onze chauffeur vertelt dat het vliegveld waarheen we op weg zijn, een militair vliegveld is. Het oude vliegveld vlak bij de stad is buiten gebruik gesteld. We zullen om kwart voor acht vliegen. Ik ben nieuwsgierig of we nog iets van dat militaire zullen zien maar slaag daar niet in. Geen grote bunkers met lange afstandsbommenwerpers, raketten, straaljagers en ander oorlogstuig. Ze zullen ze best bezitten maar niet hier langs de weg, op een voor iedereen zichtbare plaats.
Nadat we ingecheckt hebben korten we het wachten met ons ontbijtpakket. Eitje, broodje, fruit, lekker.
Alles blijkt hier vervolgens sneller te gaan dan gebruikelijk op de meeste vliegvelden. We vertrekken zelfs nog voor kwart voor acht. Saigon is maar een half uurtje vliegen en om half negen staan we al weer op vaste grond. Dat er een grote bus voor vier man staat te wachten vind ik al niet eens gek meer en dat we gelijk op weg gaan naar een tunnelcomplex uit de Vietnamese oorlog lijkt de normaalste zaak van de wereld.
Saigon overvalt me met veel grote stadsgeweld. Het is heet met boven ons hoofd een witgloeiende zon; en er is zo mogelijk nog meer verkeer dan in de steden die we al bezocht hebben.
Dat laatste is niet zo onlogisch want Ho Chi Minh City, zoals de stad officieel heet na 1975, is de economische hoofdstad van het land. Met een bevolking van acht miljoen inwoners kan je dan wel wat drukte verwachten.
Terwijl deze overweging door mijn hoofd speelt wordt onze chauffeur door een politieagent naar de kant gedirigeerd. Hij krijgt een bon omdat hij op de meest linkse van de drie rijstroken reed, met een snelheid boven de vijftig kilometer. Hij wordt er niet vrolijker van en met een gangetje van iets meer dan veertig kilometer vervolgen we onze weg.
De tunnels van Cu Chi liggen zestig kilometer van Saigon. Ongeveer anderhalf uur rijden. Er zijn twee complexen in deze buurt. Wat ik niet wist is dat de aanleg al in 1940 is begonnen door Vietminh verzetstrijders in hun strijd tegen de Fransen. Later werden ze in gebruik genomen en uitgebreid door de Vietcong tijdens hun strijd tegen het Zuid Vietnamese regime en de Amerikanen.
Naarmate we onze bestemming dichter naderen wordt het drukker en de rit eindigt op een overvolle parkeerplaats. Ik ben een beetje verbaasd over het grote aantal bezoekers, het geroezemoes van groepen toeristen, de drukte. Het geeft me de indruk of ik een dagje op een Vietnamese uitvoering van de Efteling terecht ben gekomen.
Eerst maar kaartjes besluiten we en als we die gekocht hebben worden we naar een zaaltje gedirigeerd waar we uitleg krijgen van een juffrouw over het ontstaan en de bouw van de tunnels. Springerige zwart-wit filmbeelden uit de oorlog, een dwarsdoorsnede op schaal en een grote kaart geven een vage indruk van alles wat hier is gebeurd.
Daarna worden we losgelaten op het grote complex en kunnen beginnen aan een wandeling langs delen van de tunnels en ondergrondse ruimtes. Die zijn gedeeltelijk opengewerkt zodat je goed kunt zien hoe alles kon blijven functioneren ondanks de hevige Amerikaanse bombardementen. Omdat we ons bij een groep andere bezoekers hebben aangesloten krijgen we tot m’n verrassing in een van de half ondergrondse ruimtes voor de tweede keer de introductie waarmee we begonnen zijn. Wel met betere filmbeelden. Ik kijk er met een half oog naar maar ben eigenlijk meer nieuwsgierig naar de bezoekers die om me heen zitten. Voor me zit een lange Engelssprekende man, veertiger, met Vietnamese vrouw en twee kinderen van een jaar of veertien. Bezig met een dagje uit.
De man is duidelijk geïnteresseerd in de beelden die vertoond worden, z’n metgezellin niet dat wil zeggen, op haar gezicht is zo’n blik geëtst die alleen maar uit te leggen valt als ‘wat doe ik hier in Godsnaam’. Hij lijkt me te jong om Vietnamveteraan te zijn. Die oorlog is al dertig jaar geleden, dan zou hij toch minstens vijftig moeten zijn. Maar je kunt nooit weten of het niet toch zo is, misschien ziet hij er erg jong uit voor z’n leeftijd. De kinderen hebben weinig van haar weg met uitzondering van de ogen. Zou hij haar ooit hebben meegenomen uit Vietnam? Of is ze de dochter van een bootvluchteling?
Na de voorstelling wandelen we verder en volgen de pijlen die de te volgen route aangeven. Langs keukens, eetzalen, slaapruimen, werkruimten. Op een plaats mag je een tunnel in. Ik hoef niet, wil niet beweren dat ik claustrofobie heb maar dat gekruip in zo’n nauwe ruimte trekt me absoluut niet aan.
Overal zijn diepe kuilen op het terrein. Bordjes geven aan dat het bominslagen zijn van de B52.
Halverwege het af te leggen circuit komen we bij een schietbaan. Ik had al een tijdje geknal gehoord maar dacht dat het uit een luidspreker kwam om een indruk van oorlogsgeweld te creëren. Maar ik heb me vergist, je kunt hier voor een paar dollar echt schieten. Bij een loketje staat een rij mannen, liefhebbers, om munitie aan te schaffen waarmee je dan met geweer of mitrailleur wat salvo’s af mag vuren.
Pang, pang, ratatatata. Ongelooflijk, hoe haal je zoiets in je hoofd. Nota bene op een plaats waar duizenden hun leven verloren hebben.
De lange man die bij de uitleg in de bunker voor me zat, staat ook in de rij.
Hij glimt helemaal en wat later zie ik hem, gevolgd door z’n zoon en dochter met een handvol patronen naar de plaats lopen waar je kunt schieten. Pa gaat kennelijk eens even laten zien wat hij op de schietbaan presteert. Moe blijft met uitdrukkingloos gezicht achter en roept nog iets naar de dochter maar haar waarschuwingen gaan in het geknal verloren.
Wij halen wat te drinken en gaan daarna snel verder. Naar de uitgang waar de onvermijdelijke kramen met souvenirs op ons wachten.
Wat zal ik er verder nog over vertellen? Moet je gezien hebben is de gebruikelijke beschrijving in reisgidsen maar ik slaag er geen enkel moment in om ook maar een beetje een indruk te krijgen van de manier waarop deze ondergrondse stad ondanks bombardementen en andere aanvallen bleef functioneren.
En dat wordt zeker niet goed gemaakt door activiteiten die mij aan een pretpark doen denken.