28. Onze laatste dag in Vietnam
Zaterdag, 30 december. Vandaag is onze laatste dag in Vietnam. We gaan varen in de omgeving van Cantho en daarbij een drijvende markt bezoeken. Helaas, door een foutje in de organisatie loopt er iets mis en duurt het wachten op de boot lang. De rit met de bus ’s middags verloopt ook niet helemaal zoals we gewend zijn maar we arriveren uiteindelijk in Chau Doc waar een goed hotel op ons wacht.
Dus je wilt graag zo’n drijvende markt zien voor we naar Cambodja vertrekken?
Lijkt me als afsluiting van ons verblijf in Vietnam leuk ja.
Geen punt, kan, maar dan moet je wel vroeg opstaan want dan is een dergelijke markt op z’n mooist.
Vroeg? Wat is vroeg?
Dat zijn de uren die ze ook wel de morgenstond noemen.
Je bedoelt die van het goud in de mond?
Precies.
Dan doen we dat toch.
Vroeg blijkt daarna om kwart over zes vertrekken te zijn. Zonder ontbijt, wel met een mooi tasje waarin belegde broodjes zitten voor als de honger toeslaat.
Onze chauffeur is van de zwijgzame soort dat wil zeggen, spreekt geen Engels. En op een blije lach kan ik hem ook niet betrappen.
Wij verlaten Cantho en volgen de rivier. De zon zoekt zich een weg door de ochtendnevel en verdwaalde stralen toveren lichtplekken op het water. We passeren wat dorpen waar het leven al in volle gang is. Na een half uurtje arriveren we in een klein stadje. Onze chauffeur stopt hier een paar keer maar rijdt dan toch weer door. Als we het stadje bijna weer verlaten hebben stopt hij bij een kruispunt om te bellen. Zou hij verdwaald zijn? Hij krijgt daarna kennelijk wat nummers door en na nog een paar keer bellen keert hij de bus en rijden we een stukje terug tot we bij een café aan het water stoppen. Uit z’n gebaren begrijpen we dat we hier moeten uitstappen en nadat hij een paar woorden met de waardin heeft gewisseld verdwijnt hij zonder groeten met de bus en onze bagage.
Daar zitten we dan in afwachting van de dingen die gebeuren gaan. Tegenover ons ligt in het water een deel van de drijvende markt. Boeiend om te zien, bootjes die aan- en afvaren. Mensen die hun inkopen doen, alles op het water.
Ik neem aan dat er net als gisteren een boot zal komen met een gids die ons van alles zal laten zien maar voorlopig komt er niets. Om de tijd te korten beginnen we daarom aan ons ontbijtpakketje en bestellen er wat te drinken bij in het café.
Maar als alles op is en zich nog niemand voor ons gemeld heeft schieten we de eigenares van het café maar eens aan.
“Boat, yes,” zegt ze met een brede lach. “Yes,” en ze wijst in de richting van Cantho. Het is inmiddels kwart voor acht, er komt van alles aan van die kant, vrachtbootjes, veel drijvende waterhyacinten maar geen boot.
Kortom, na een kwartiertje vraag ik nog maar eens of die boot er nu echt aankomt. Haar antwoord is weer Yes en ze wijst er nu bij op haar horloge. Half negen, dan komt ie.
Is er een foutje in de tot dusver zo onberispelijke organisatie geslopen? Ik denk van wel. We zijn niet voor dag en dauw opgestaan om hier in een café te gaan wachten op een boot die misschien helemaal niet komt. En bij de overigens vriendelijke dames in het café worden we ook al niet veel wijzer. Op dat ogenblik herinner ik me dat ik de kaartjes van de jongedames van Tulip in m’n portefeuille heb opgeborgen en ik besluit om er een te bellen. In het café maar daar hebben ze geen telefoon.
Dan maar buiten het café, ze hebben in deze stad vast wel een telefoonwinkel.
Na wat zoeken vinden we er een. Het kost dan nog heel wat moeite om Saigon aan de lijn te krijgen maar met wat hulp van de eigenaar van de winkel en na een paar keer proberen lukt het.
De jongedames zijn er echter niet. Ik krijg een mannelijke medewerker van Tuliptours aan de lijn en leg uit wat er aan de hand is. De man spreekt een bijna onverstaanbaar Vietenglish maar begrijpt na mijn uitleg de situatie dat wil zeggen, dat hoop ik en hij belooft om actie te ondernemen.
Het is inmiddels bijna half negen en als ik terugloop roepen de anderen dat er inmiddels een boot is gearriveerd. En inderdaad, er ligt een groot exemplaar voor wel 15 a 20 personen. Jammer genoeg zonder gids. Als ik instap komt de stuurman met zijn mobiele telefoon naar me toe. Telefoon voor mij. Het blijkt de man van Tulip te zijn die ik vijf minuten geleden aan de lijn had. Hij overstelpt me met veel yes en no en sorry en hope you enjoy. Dat zullen we zeker doen beloof ik hem en ik bedank hem voor z’n snelle respons.
Heb ik me druk gemaakt om niets? Misschien, hoewel, hij bevestigde dat de driver ons op een verkeerde plaats had afgezet maar dat wel had gemeld en dat toen deze boot vanuit Cantho was gestuurd.
Wij varen daarna een paar uurtjes op de rivier, eerst langs de drijvende markt waar het een komen en gaan is van kopers en verkopers. Daarna gaan we weer terug en passeren het café waar we vertrokken zijn. We hebben kennelijk indruk gemaakt want de twee dames staan op ons te wachten en beginnen enthousiast te wuiven als we langs ze varen.
Wij gaan met een rustig gangetje richting Cantho. Vissersbootjes zijn druk in de weer met hun netten en halen vooral drijvend afval op.
Vlak bij de stad passeren we de volgende drijvende markt en onze stuurman vaart tussen de boten door zodat we alles goed kunnen zien. Wat een drukte en bedrijvigheid hier. Ook van kleine bootjes die overal tussendoor schieten en blikjes bier en frisdrank verkopen.
Om half elf vinden we dat we genoeg hebben gezien en als we aanleggen bij een overdekte markt proberen we dat uit te leggen aan de stuurman van onze boot. Dat wordt nog een heel kunststuk want zijn Engelse woordenschat houdt ook niet over. Hoe vertel je dan iemand dat je terug wilt naar Cantho en of hij wil bellen dat we daar in plaats van twaalf uur al om elf uur met de bus willen vertrekken?
Dat doen we dus met tekeningetjes in m’n aantekenboekje, ondersteund met gebaren van handen en voeten. Lukt dat? I hope so maar we varen in ieder geval daarna in de goede richting en hij belt twee keer met z’n mobieltje.
Als we om elf uur in het centrum van Cantho aan de boulevard arriveren, staat daar warempel onze driver al te wachten en vijf over elf gaan we op weg. Met een zwijgende en wat stuurs kijken chauffeur, dat wel.
Kwart voor twaalf willen we eigenlijk wel stoppen voor een plaspauze en om te lunchen. Yes, zegt onze chauffeur als we het hem uitleggen. En nog een keer yes waarna hij stug doorrijdt. Nog een paar keer vragen levert evenveel keren yes op maar geen stop tot we er om half een na het passeren van een kleine stad bij een wegrestaurant genoeg van hebben. Nu stoppen. Hij houdt inderdaad stil maar pakt z’n mobiele telefoon om te bellen. Ik heb geen idee met wie maar het resultaat is dat we thirtyfive minutes te horen krijgen. Vijfendertig minuten? Niks te vijfendertig minuten. We willen nu naar een toilet. Wel merkwaardig natuurlijk dat hij moest bellen. Aan wie moet hij toestemming vragen voor dit soort dingen?
Maar we hebben in ieder geval succes. Een paar honderd meter verder stoppen we bij een groot restaurant dat vol zit met etende Vietnamese bezoekers. Het wordt maar een korte onderbreking om te plassen en dag te zeggen tegen de bezoekers die allemaal graag willen weten waar we vandaan komen, waar we heen gaan en of we hier blijven eten.
Sorry, no. We have to go. Maar onze driver heeft kennelijk een adresje opgekregen. Het blijkt een restaurantje in een dorp tien minuten verder te zijn. Hij verdwijnt daarna en wij zoeken een plaatsje. Ook hier is de voertaal uitsluitend Vietnamees maar met aanwijzen slagen we in om iets te drinken te bestellen. Meestal brengen ze daarna een menukaart maar nadat onze drankjes gebracht zijn komt er helemaal niemand meer. Na een minuut of tien schieten we daarom een passerend personeelslid aan. Het resultaat is dat de chauffeur verschijnt die denkt dat we weer verder willen.
No, no, no, roepen we daarop in koor. We want to eat, soop with noodles and meat. Er staan inmiddels drie personeelsleden om onze tafel die erg veel plezier hebben als we onze meatwensen toelichten met boe, geknor en kukeleku. In minder dan een minuut groeit er een band van begrip en Wil oogst bewondering als ze met het oprollen van een servetje aangeeft dat ze ook graag wat springrolls wil bestellen.
Daarna is het wachten op de soep maar niet lang want er worden al vier kommen aangedragen. Het wordt toch nog een verrassing. In de kommetjes zit haaienvinnensoep. Geen noodles, vlees of ei, wel heerlijke soep overigens.
Ik ben benieuwd wat we verder te eten zullen krijgen. Voor je het weet brengen ze opgerolde spekpannenkoek met stroop. Het duurt even maar dan worden met enig ceremonieel een aantal schaaltjes aangedragen. Het blijken ingrediënten te zijn om Vietnamese loempiaatjes te maken. Sla, komkommer, kruiden, mie, vis, uiringetjes en een paar dipsausjes. En rijstblaadjes natuurlijk. Hebben wij even geluk dat we in Hoi An een bliksemopleiding voor de bereiding van deze lekkernij hebben gevolgd. En onder de goedkeurende blikken van het personeel gaan we geroutineerd aan de slag om lekkere verse loempiaatjes te maken. Met stokjes uiteraard.
Na dit verrassingsdiner rijden we een uurtje tot we Chau Doc naderen. We gaan niet meteen naar het hotel maar bezoeken eerst Sam Mountain, een merkwaardige berg in een overigens vlak landschap. In een ver verleden heeft men de plaats daarom heilig verklaard en zijn er tempels, pagodes en bidplaatsen aan de voet gebouwd. Om de top te bereiken is er een geasfalteerde weg aangelegd.
Wij gaan naar boven met de bus, de meeste Vietnamese bezoekers lopend en dat is nog een stevige wandeling. Als beloning worden ze op de top van de berg opgewacht door verkopers die in hun kraampjes zowel souvenirs als drinken aanbieden.
Hoewel de hoogte maar gering is – 230 meter – is het uitzicht over de rijstvelden van de Mekong delta fraai. Verder is er afgezien van een aantal bidplaatsen, niet zoveel te zien.
Zijn er in Vietnam ook fitnessfreaks? Ik ontdek er een twee die aan het beklimmen van de berg niet voldoende hebben. Eentje werkt zichzelf in het zweet met allerlei grondgymnastiekoefeningen. Z’n zoontje zit er geduldig bij te wachten en biedt een mooie gelegenheid voor een foto.
We gaan daarna weer naar beneden. Onze verblijfplaats voor de komende nacht is het Victoria hotel dat even buiten Chau Doc aan de Mekong ligt.
Een mooi hotel waar het goed toeven is na een vermoeiend dagje sightseeing. Opmerkelijk is het herentoilet waar men voor de slordige plassers plantenbakken onder de urinoirs heeft geplaatst. Hoe zeggen sommige heren dat ook alweer als de nood hoog wordt? Even de bloemetjes water geven. Het lijkt hier wel in praktijk gebracht.
Wat zullen we doen, eten in het hotel of kijken wat het centrum van Chau Doc te bieden heeft? We besluiten tot het laatste. Als we het hotel verlaten komen er onmiddellijk vier jongens met hun fietsbedjah op ons af. Waar we heen willen vraagt de aanvoerder van het stel. In ieder geval naar het centrum en het beste restaurant van de plaats is ons antwoord.
Yes, we will bring you en even later rijden we in niet echt lekker zittende fietsbakjes richting stad. Het zit ons echter vandaag niet mee. Als dit het beste restaurant van de plaats is hoe matig moet dan het slechtste niet zijn. Teveel herrie van TVvoetbal achter in de zaak maar dat valt nog in het niets vergeleken bij de loeiende muziek van een Karaokezaak aan de overkant. Maar het eten is redelijk. Zoals gebruikelijk blijven onze fietsers op ons wachten en we bieden ze maar wat te drinken aan. De aanvoerder van het stel wordt daar zo spraakzaam van dat hij op een gegeven moment de zaak binnenkomt om ons iets te vertellen. Een tekst waarvan de betekenis me niet duidelijk wordt.
“Allo people, arekito, Victoria, alle bibo, number one. OK?”
Als hij het met veel gebaren begint te herhalen komt de eigenaar naderbij en verwijdert hem met zachte maar zekere hand uit de zaak.
Na het eten brengen we eerst een kort bezoek aan de karaokezaak en rijden daarna naar het centrum. Ik heb nog wat Vietnamees geld over en wil dat besteden aan kleding of een mooi souvenir. Het centrum van Chau Doc heeft echter weinig te bieden. De weinige winkels die er zijn, blijken al gesloten te zijn.
Terug naar het hotel is dan het enige wat er overblijft en onze fietsjongens maken er een wedstrijdje van waarvoor we ze met een extra fooi belonen.
Een wat moeizaam verlopende dag dus. Met een morgenstond die weliswaar goud in de mond beloofde wat door onze zwijgende chauffeur echter niet waar werd gemaakt. VietNam heeft een mooier afscheid verdiend maar er staan zoveel bijzondere dagen tegenover. De taal was vandaag gewoon een te grote handicap.
De afsluiting op de open waranda met een lekker glaasje zorgt trouwens toch nog voor een gouden randje en om half elf gaan we tevreden naar bed.
Morgen bijtijds op, we gaan weer varen maar nu met een snelboot die ons over de Mekong naar Pnom Penh zal brengen. Cambodja, we komen eraan.