06 feb 2010

3. Het begon allemaal met een Solex

0 Reacties

Maandag 11 december. Oppassen voor bromfietsers die het op je tas hebben voorzien hadden we als waarschuwing van het reisbureau mee gekregen. En op de stoep blijven, dan liep je het minste gevaar. Een goed advies, niks mis mee, alleen doe je daar niet veel mee in Hanoi en al die andere steden. Hanoi telt zo’n 3 of 4 miljoen inwoners en de helft daarvan heeft een bromfiets of scooter, die als ze niet rijden geparkeerd staan op de stoep. Maar gelukkig loopt het allemaal niet zo’n vaart en heeft niemand het op ons voorzien.
Het Galaxyhotel, dat ons een aantal dagen onderdak zal verschaffen, biedt naast een gerieflijke kamer met voortreffelijke bedden een ruime lounge om even te zitten. En te genieten van het uitzicht buiten op een groot verkeersplein met druk verkeer. Maar in eerste instantie worden m’n ogen onweerstaanbaar naar het glimmend gepoetste vervoer-middel getrokken dat als decoratie bij het raam staat. Dat lijkt wel een Solex. Sterker nog, het is een Solex en m’n gedachten maken een sprongetje van vijftig-zestig jaar terug in de tijd.
Eind veertiger begin vijftiger jaren toen de eerste bromfietsen in Nederland reden. Bijna gelijktijdig verschenen de eerste exemplaren van de Solex en de Mobylette op straat met in hun voetspoor de fiets met het hulpmotortje van Berini.
De Solex van Franse afkomst en in dat land groot geworden als de Vélo Solex was in de lage landen aan de Noordzee zo’n succes dat hij zelfs vanaf 1949 door Heemaf in licentie werd gebouwd. De Mobylette van Motobécane had eveneens Franse ouders en kwam in 1949 op de markt. En dan was er ook nog het beroemde eitje van Berini. De laatste was een puur Nederlands fabrikaat en monteerde je op het voorwiel van een gewone fiets. Met een beetje goeie wil en wind mee, kon je dan wel dertig kilometer per uur halen. Ik kan me nog goed herinneren dat een paar jongens uit m’n klas er een hadden.
Het bezit van een fiets met een eitje vereiste wel een bepaalde handigheid omdat de bougie regelmatig vet sloeg of de sproeier verstopte als gevolg van rommel in de benzine, mengsmering die je bij de fietsenmaker kocht. En je moest een spatscherm monteren omdat je broek na een paar ritjes onder de vette spetters zat. Of wat ook wel werd gedaan een regenbroek over je gewone broek aantrekken.
Een goeie afstelling van de aandrukrol van het motortje op je voorwiel was belangrijk omdat je anders kans liep om de paar honderd kilometer je voorband te moeten vernieuwen.
Zo deed in ieder geval de bromfiets z’n intrede in ons land en al snel groeide het aantal en kwamen er meer merken op de markt. Het uiterlijk ging daarbij steeds meer de kant op van een lichte motorfiets.
Onze brave overheid had het vanaf het begin moeilijk met dat nieuwe vervoermiddel. Mocht dat allemaal maar zonder rijbewijs? Moesten die dingen nou op het fietspad rijden of juist niet? En reden ze niet veel te hard? Het leidde er uiteindelijk toe dat er een grens van 50cm3 werd ingesteld voor het motorvermogen. Boven die grens was een kenteken nodig en moest wegenbelasting betaald worden. Bovendien moest de berijder over een rijbewijs beschikken voor tweewielige motorrijtuigen.
De rest, onder dat motorvermogen dus, viel in de categorie rijwiel met hulpmotor en zo ontstond de typisch Nederlandse situatie dat je Batavus, Puch of Mobylette van trappers moest zijn voorzien want je moest er met stilstaande motor als een fiets mee kunnen fietsen.
Terug naar Hanoi. Wij besluiten om eerst de stad te verkennen en wandelen vanaf ons hotel aan de Phan Dinh Phung door de Hong Luoc in de richting van het Hoan Kiemmeer. Voorlopig overheerst de verbazing over de hoeveelheid brommers en scooters die zich in bijna gesloten colonne door de straten perst. Voortdurend wordt er geclaxonneerd om aan te geven dat ze naar rechts willen, of naar rechts, of gewoon rechtuit. Het lijkt wel of heel Hanoi op weg is en rondjes door de stad rijdt. De herrie is oorverdovend, de lucht prikkelend in je ogen en het gaat maar door, in dichte rijen. Verkeerslichten worden massaal genegeerd.
Na een tijdje merk ik dat er toch een zekere ordening in het verkeer zit. Oversteken blijkt best te gaan als je maar niet aarzelt en gewoon rustig doorloopt waardoor iedereen tijd heeft om te besluiten of hij je voor of achterlangs kan passeren. En iedereen blijft volkomen kalm, zelfs op pleinen waar vijf of zes straten samenkomen. Geen geschreeuw, geen boze blikken of opgestoken middenvinger.
Verkeer in Vietnam, ik sta er wel even van met mijn ogen te knipperen maar het went snel.
Wat ook snel gaat is dat we de weg kwijt raken door de vreemde straatnamen maar wat maakt het uit. Voorlopig komen we ogen te kort om alles in ons op te nemen.
Voor uw eigen veiligheid kunt u het beste op de trottoirs blijven tijdens uw wandeling hadden we als advies meegekregen. Is het daar dan zo onveilig was m’n voor de hand liggende vraag geweest. Nee, dat nou ook niet maar de verleiding is soms groot om vanaf een rijdende brommer de aan een schouder bungelende tas of camera mee te grissen.
Nou ja, denk ik dan in zo’n geval, baat het niet dan schaadt het ook niet. Ik hoef ook niet zo nodig op de middenweg te lopen maar er blijkt een praktisch probleem te zijn bij de opvolging van dat advies.
De trottoirs staan voor het merendeel vol. Al die ronkende tweewielers, een miljoen, misschien wel twee miljoen, hebben een plaatsje nodig als je niet rijdt. Effe parkeren als je een boodschap wil doen.
Dan zet je ‘m toch even op het trottoir? Klopt, en ik weet niet hoe het in de buitenwijken van Hanoi gesteld is maar het gevolg is dat in het centrum alle trottoirs in gebruik zijn. Door eetstalletjes natuurlijk en schoenmakers, bloemenverkopers, kleermakers, nog meer eetstalletjes. En door een gigantische hoeveelheid bromfietsen en scooters. Wat een chaos. Maar wel een leuke chaos om doorheen te wandelen en we worden er steeds handiger in om alle obstakels te ontwijken.
Alleen het weer had vandaag wat mooier mogen zijn. Zwaarbewolkt maar afgezien van een paar verdwaalde spetters blijft het droog. Gelukkig maar want ik moet er niet aan denken dat het straks gaat regenen. Waar moeten al die mensen met hun handel naar toe? Zullen wel in de weer gaan met parasols en stukken plastic maar dat blijft behelpen. Bovendien blijven de klanten weg. Het zal je wel duidelijk zijn dat hier een man aan het woord is die er een hekel aan heeft om zelf in de regen te staan. Niks mis met een sappig buitje ’s nachts in het voorjaar hoor, goed voor de tuin en als de regen  tijdens het kamperen zo lekker op je tentdak trommelde kon ik dat ook best waarderen. Maar dat langzame nat worden waarbij er een stroompje water via je nek naar binnenloopt en je na verloop van tijd geen droge draad meer aan je lijf hebt behoort dus niet tot mijn favoriete ogenblikken.
Maar oh mensen, wat is deze stad boeiend. Het leven bruist hier, niet in het minst omdat er zoveel op straat gebeurt.
Al zoekende naar het Hoan Kiemmeer in het centrum passeren we een overdekte markt waar we natuurlijk even naar binnen duiken. Alles is hier te koop, van levensmiddelen tot vlees en vis, van kleding tot pannen en kookgerij. Of ik een wok wil hebben vraagt een verkoopster. Sorry meisjes, mooie pan maar nu even niet.
Alleen dat meer in het centrum kunnen we nog niet vinden. Die kant op deelt een mevrouw desgevraagd mee en dan lopen we door een straat waar ook wat betere winkels gevestigd zijn en een groot aantal galerieën. Bij eentje lopen we naar binnen. Een prachtige ruimte met veel schilderijen in lak- en eischaaltechniek maar ook andere waaronder een aantal met niet figuratieve voorstellingen.
We wandelen verder en als we daarna een plein naderen staan we plotseling voor het Hoan Kiemmeer. Het trefcentrum van Hanoi heb ik me laten vertellen.
Als we nou eens een broodje gaan eten bij het café au Lac, dat wordt in een van onze reisgidsen erg aanbevolen en moet hier in de buurt liggen. Maar al wat we vinden, geen café au Lac. Bovendien voelen we de voeten en de maag geeft signalen dat een lekkere lunch er best in zou gaan. Het restaurant waar we ten slotte binnenduiken is het niet helemaal maar ja, het moet maar voor een keer. De befaamde springrolls, daar hebben we wel trek in. Lia en ik kennen ze nog van onze vorige reis, knapperig gebakken kleine loempiaatjes, hmm. Zijn hier nog een stuk lekkerder dan in Nederland verzekeren we onze reisgenoten. De verrassing als ze na het bordje haaienvinnensoep worden opgediend is groot. Inderdaad, er komen springrolls op tafel maar deze zijn niet gebakken. Op de grote schaal lachen ons loempiaatjes toe die, hoe zal ik het noemen, die nog rauw zijn. Ze zijn in dunne rijstvelletjes gewikkeld waarbij onze reisgenoten zelfs even twijfelen of je die wel kunt opeten.
Met een zoetzuur dipsausje blijken ze echter best smakelijk. Is gewoon even wennen verzekeren we elkaar. Misschien is de frituur kapot, weet je veel. (Later komen we erachter dat de springroll in allerlei uitvoeringen bestaat waarbij de noordelijke verschilt van de zuidelijke variant. De vulling kan uit groenten en kruiden bestaan aangevuld met vlees, vis of garnaaltjes en je kunt ze zowel gebakken als naturel eten.)
Een stad vol verrassingen dus, Hanoi. Mooie Solex trouwens in dat hotel. Collectors item denk ik. Voor een ander raam in de lounge staat er nog een. Zouden ze nog kunnen rijden? ’s Nachts zie ik me in mijn dromen door Hanoi tuffen. En het is pas onze eerste dag in Vietnam. Dat wordt me nog wat.

 

 

 

 


[begin]