02 jul 1994

“Toch zie ik ze nog mooi in de laatste minuut door een goaltje van die Romario de boot in gaan,” oreerde haagse Karel.
Hoewel het nog vroeg in de middag was zat Amsterdams bekendste sportcafé al mudvol met aanhangers van de Griekse held en nadenkend namen ze de woorden van de spreker in zich op.

“Net als tegen die Amerikanen. De hele wedstrijd zie je hem niet en dan, in een flits verlakt die kleine linkmiechel z’n tegenstander en prikt de bal in het netje.” En als om z’n bewering te onderstrepen pakte hij met een zwaar beringde hand z’n pils om die vervolgens in een teug naar binnen te gieten.
“Je mot niet altijd zo pessimistisch zijn, haagse,” diende ome Bram hem als oudste van de groep stamgasten van repliek. “Zal die Romario een goaltje meepikken, dan hebben onze jongens er daarvoor al lang twee of drie gemaakt. Heus jongen, ik wil d’r wel een pilsje op zetten voor zaterdag, die partij hebben we in de knip, wat jij Fransie?”
Maar deze gaf een beetje knorrig te kennen dat z’n hoofd helemaal niet naar voetballen stond. Zorgen om het paarse kabinet en een verkeerd geplande vakantie met vertrek op de dag van de cruciale wedstrijd tegen Brazilië beletten ‘m om op een normale wijze te communiceren.
Even dreigde er door een zuigende opmerking van Nico zelfs een klein handgemeen te ontstaan maar uitbater Frits greep onmiddellijk in en gaf in een enkele aan duidelijkheid niets te wensen overlatende termen te kennen dat ie geen gesod…. van de heren in z’n café wenste en dat de deur in de verste hoek zat voor het geval ze dat niet begrepen.
Gelukkig kwam een wat vermoeid uitziende Gajus op dat moment binnen en was het voorval gelijk vergeten.
“Hé, die Gajus. Leef jij ook nog,” klonk het van meerdere kanten. En bereidwillig maakte iedereen wat ruimte zodat de ouwe meester zich op een kruk kon neervlijen.
“Hoe is het, oudste,” zei Nico terwijl hij behoedzaam een glaasje met levenselixer overhandigde. “Ben je al aangetrokken voor de formatie van een nieuw kabinet?”
Maar het gezicht en het gebaar van de behoedzaam aan z’n glas nippende Gajus sprak boekdelen. “Effe geen politiek jongens, dat gezeur over paars en rood dient er alleen maar voor om de kleurloosheid van die heren te verbloemen. Schenk die jongens wat van me in, Frits, dan kunnen we het over belangrijker dingen hebben.”
En zo geschiedde het dus en lange Jan van de Twentse wolwinkel beet het spit af en vroeg de meester naar diens mening over het grote treffen tegen de Brazilianen. Zelfs Fransie ontwaakte uit z’n lethargie en sprak z’n twijfel uit over de kansen van Ranja tegen het Zuid Amerikaans geweld.
Maar daarmee waren ze bij Gajus natuurlijk aan het verkeerde adres.
“Natuurlijk hebben die Zuid Amerikanen een goeie ploeg. Voetbal is eten en drinken voor die lui maar dacht je nou echt dat ze qua spel ook maar in de schaduw kunnen staan van Dickie z’n jongens? Een goeie tweede, die Romarioboys, maar niet meer.”
“Eigenlijk is het zaterdag al de finale,” gaf haagse Karel te kennen en Gajus gaf instemmend te kennen dat ie zich daar helemaal in kon vinden. “Precies, haagse. Zaterdag speelt de finale want wat zit er nou nog verder in de race? Een stelletje modale Europese ploegen dat met hangen, wurgen en de hulp van incapabele scheidsrechters zo ver is gekomen. En eigenlijk zou die finale van zaterdag ook niet gespeeld hoeven te worden want als het op de schoonheid van het spel aankomt steekt Ranja met kop en schouders boven alles uit. Wie schiet er beter van afstand dan Willumpie Jonk?”
Het instemmend gemompel van de rest van de aanwezigen bevestigde z’n gelijk.
“Kunnen jullie er eentje op noemen die subtielere stiftballen geeft?” Natuurlijk konden ze dat niet en achtereenvolgens passeerden de specifieke vaardigheden van Overmars, Koeman, Edje de Goey, Peter van Vossen, die kleine van Witsche, Rijkaard en al die andere Ranja favorieten de revue. En alsof dat nog niet genoeg was kwam vervolgens Dickie Advocaat aan bod.
“Met lichtjaren voorsprong de beste,” bracht Gajus in.
“Bertie Voigts? Laat me niet lachen. Sacchi dan? Dat die nog geen hartinfarct heeft gekregen is op zich al een wonder. De coach van Brazilië? Wie is dat? Heeft die man een naam? Hebben ze een coach? Kortom, er is maar één ware wereldkampioen en dat is Ranja. Geef mij nog maar een konjakkie, Frits, dan drinken we daar op.”
“Ranja, ranja, ranja kampioen
Daar kan niemand, niemand iets aan doen
We spelen d’r een, we spelen d’r twee, we spelen d’r drie, we spelen d’r vier.
En om het dan te vieren drinken we lekker een potje bier.”
“Willen de heren nog mee doen aan een pooltje voor de uitslag,” vroeg haagse Karel die normaal toch over een instinct voor geld verdienen beschikte. Maar dit keer had hij de stemming toch verkeerd ingeschat en schaterend van het lachen gaf de menigte te kennen dat ie “de pot op kon” met z’n pooltje.
“Karel, Karel, Karel, wat stel je me daar nou mee teleur,” verwoordde Gajus de mening van de aanwezigen. “Daar gaat het in dit geval toch al lang niet meer om. Ranja heeft gewoon bewezen de beste te zijn en triviale zaken als winnen of de uitslag is bij zoiets toch niet meer aan de orde.”
En toen Frits te kennen gaf dat hij speciaal voor de zaterdag een grootbeeldscherm van 2 bij 3 meter had gehuurd steeg de stemming naar bijna ondenkbare hoogten.
Ranja, ranja, ranja kampioen
Daar kan zelfs Bertie niks aan doen


[begin]