40. De “Lost generation”
“Dat is toch geen weer meer,” klaagde ome Bram terwijl hij de overvolle Ingooi betrad. En inderdaad, het leek wel of het klimaat in Ranjaland z’n best deed om alle records wat miezerigheid betreft te verbeteren.
Wat gelaten maar ook meewarig keken de stamgasten van Mokums oudste sportcafé de oude bloemenkoopman aan.
“Doe me eerst maar een bak erwtensoep, Frits,” gaf deze te kennen nadat hij z’n druipende jas over een stoel bij de verwarming had gedrapeerd. “En maak ‘m goed warm want de kou zit tot in het merg van m’n botten. Isser nog nieuws?”
Een betere binnenkomer had hij niet kunnen bedenken en achtereenvolgens passeerde het gebeuren op de Balkan, de achterbakse streken van de Shell, de atoomplannen van die nog achterbaksener Fransozen en het gekissebis van Paars over Schiphol de revue.
“Wanneer begint het foebal weer?” maakte ome Bram een einde aan deze discussie terwijl hij de laatste moot worst uit z’n soep naar binnen werkte.
“Foebal?” gaf Gijssie, oud wielrenner, die ooit de ronde van Noord Holland voor amateurs op z’n naam had gebracht, verbaasd te kennen. “Heb je nou je buik nog niet vol van foebal? Effe een paar maanden rust, oudste. Nog een paar weken, dan krijg je de Tour. En Wimbledon. Honkbal. Maar vooral de Tour, voor een oud wielrenner is dat het mooiste wat er bestaat. Die heroïsche strijd op de flanken van de Aubisque, die …”
En waarschijnlijk was onze Gijs nog wel een kwartiertje doorgegaan als hij niet onderbroken werd door Fransie, die een beetje knorrig omdat hij gezakt was voor een tentamen in de politicologie, zat te luisteren naar de populistische meningen die door de aanwezigen ten beste werden gegeven.
“Over flanken gesproken, weten jullie waar ik de laatste tijd niet goed van word? Van dat gedoe met paarden op de TV. Vroeger lieten ze die knollen alleen hardlopen en dan kon je nog een leuk gokje wagen. En dat gespring over hekken, nou ja, soms valt er nog wel eens eentje leuk op z’n gezicht maar waar ik echt niet tegen kan is dat gedribbel van die juffrouw van Grinsveen of zoiets. Wat dat moet voorstellen? Een vrijetijdsbesteding voor dochters van paardenliefhebbers waar ik op zich niets tegen heb als ze dat maar op een verlaten plek in stilte beoefenen. Maar sinds die juffrouw van Grinsveen wereldkampioen is geworden is ze niet meer van m’n buis weg te slaan. Effe zappe en daar dreutelt ze weer op die knol over m’n scherm. Kunnen ze daar geen referendum over organiseren?
Nou ja, laat ook maar. Doen d’r eigenlijk nog Ranjalanders mee in de Tour?”
Een vraag waarvan alras bleek dat de aanwezigen niet echt vrolijk werden. Nog sterker, want beïnvloed door het miezerige weer bleek dat de prestaties van wielrennend Ranjaland goed waren voor een fikse hoeveelheid waterlanders van de liefhebbers.
“Waterverf,” gaf Nico die eigenlijk met vakantie was te kennen. “En dat wordt voorlopig niet beter ook, heb ik gelezen. Waar wij nu mee te maken hebben is de lost generation.”
“De lost sjennereetsjen?” gaf ome Bram verbaasd te kennen. “Wat is dat nou weer voor onzin, Niek? Kan je dat even uitleggen voor een ouwe man met alleen maar lagere school?”
En aan de baas van het Installatiebureau ‘de Kromme Volt’, die zich niet alleen door talloze onderhandelingen met de gladde managers van allerlei multinationals maar ook door managementtrainingen had ontwikkeld tot een gewiekst zakenman had ie dat niet beter kunnen vragen.
Samenvattend kwam het betoog van Nico er op neer dat de schuld aan die belabberde wielrenprestaties te wijten was aan al die ouders, die verblind door de welvaart in de jaren zeventig, verzuimd hadden om hun kinderen te leren dat je moet knokken om iets te verwerven.
“Ze zijn verwend,” sloot Nico z’n betoog af. “t Is ze altijd in de schoot geworpen. Noem me één Ranjalander die nog strijd kan leveren op de flanken van de Aubisque?” En om z’n betoog kracht bij te zetten maakte hij het bekende cirkelende gebaar met het vingertje in de richting van Frits, die daar als uitbater van de gelegenheid natuurlijk geen bezwaar tegen had.
“Nico heeft gelijk,” zuchtte Gijssie. “Die gasten van tegenwoordig kunnen niet meer afzien. Klagen bij een stukkie vals plat al over pap in de benen.”
En somber nipten ze na dit harde oordeel aan de drankjes die Frits met vaardige kasteleinshanden voor ze had klaargezet. En er kwam er geen eentje op het idee om te vragen of al die ouders van toen, de veroorzakers van de misère in het betoog van Nico, niet iets aan hun schuld moesten doen. Want laten we eerlijk zijn, in dit soort gevallen was je toch het gemakkelijkst je handen schoon met de modder op de jas van een ander.
Gajus