6. Plaza de España en Parque Maria Luisa
De EXPO ’92 hoef je niet te bezoeken hadden we in een aantal boekjes gelezen. Veel gebouwen zouden gesloten zijn en de fraai aangelegde tuinen en parken verpauperd omdat ze niet meer werden onderhouden.
Tsja, wat te doen, ons programma zat toch al aardig vol en we hadden dus besloten om er niet heen te gaan.
Wereldtentoonstellingen, worden die tegenwoordig nog georganiseerd? Waarom vinden ze plaats en hoe vaak? Het was even zoeken via Google en ik moest twee en een halve eeuw terug in de geschiedenis om iets te weten te komen over het ontstaan van deze tentoonstelling. Simpel gezegd was het een gevolg van de enorme economische ontwikkeling in de negentiende eeuw waarbij iedereen aan de rest van de wereld wilde laten zien wat ze op technisch, sociaal en cultureel gebied presteerden. De eerste echte wereldtentoonstelling vond plaats in 1851 in Londen en in de jaren daarna groeide het verschijnsel uit tot een evenement waarop niet alleen het organiserende land maar de hele wereld z’n prestaties kon tonen.
Sommige tentoonstellingen hebben een blijvende plaats in de historie verdiend door kenmerkende gebouwen die ervoor werden opgericht zoals de Eiffeltoren of het Atomium in Brussel. Laatstgenoemde herinnert aan de Expo van 1958, de eerste na de oorlog 1940-’45.
In het lijstje van tentoonstellingen komt ook Amsterdam voor. In 1883 vond daar de Internationale koloniale en uitvoerhandel-tentoonstelling plaats op het Museumplein. Niets van overgebleven helaas hoewel foto’s aangeven dat het terrein was volgebouwd met allerlei gebouwen.
Maar die waren duidelijk van tijdelijke aard. Dat hebben ze in Sevilla toch heel anders gedaan. Daar werd in 1929 en 1930 de Ibero-Amerikaanse tentoonstelling georganiseerd; de gebouwen en paviljoens die ervoor werden gebouwd zijn nog steeds gezichtsbepalend voor het deel van de stad waar die tentoonstelling plaatsvond. Wat een verschil met Nederland. Niets dat nog herinnert aan 1883. Ik kwam tijdens m’n zoektocht op internet ook nog het verhaal tegen over de Olympische Spelen van 1928. Die mocht Nederland organiseren met Amsterdam als middelpunt. Dat heeft nog heel wat voeten in aarde gehad omdat men er pas na veel moeite in slaagde om een nieuw stadion voor die spelen te realiseren. De reden daarvan was dat de Rouvoeten van die jaren weigerden om er geld voor ter beschikking te stellen. Er zouden namelijk wedstrijden op zondag plaatsvinden en nog erger, er zouden ook vrouwen meedoen.
Het geld voor het Olympisch Stadion is er uiteindelijk toch gekomen. In grote en kleine bedragen bijeengebracht door het bedrijfsleven en particulieren. En hoewel het tijdschema voor de bouw krap was kon de creatie van Jan Wils een paar weken voor de opening van de spelen geopend worden. Het heeft maar weinig gescheeld of dat hadden ze twintig jaar geleden ook gesloopt. Gerenoveerd en wel staat het er echter nog dank zij de inspanningen van vooral wijlen Piet Kranenberg. Ook in dit geval werd het daarvoor benodigde geld met tientjes door particulieren bijeen gebracht. Het doet tegenwoordig hoofdzakelijk dienst als atletiekaccommodatie. Maar het blijft ergerlijk hoe weinig historisch besef je soms in Amsterdam aantreft. Het is nog een wonder dat het grootste deel van de historische binnenstad bewaard is gebleven. Als het sloopgeile bestuur van die stad in het verleden z’n zin had gekregen was daar maar weinig van overgebleven.
Terug naar de Expo van 1929-1930. Pronkstuk van die tentoonstelling was het Plaza de España. Spanje wilde met dat gebouw niet alleen tonen wat het in voorgaande eeuwen had gepresteerd maar ook waartoe het in de twintigste eeuw in staat was.
Mag je niet missen kregen we van het thuisfront met een SMSje door maar dat waren we ook niet van plan. Het plan was om er een beetje vroeg met de rondritbus naar toe te gaan. Dat lukte niet helemaal. Eerst moest er namelijk geld uit de muur worden getrokken omdat de bodem van onze portemonnee in zicht kwam. Geldautomaten genoeg in Sevilla en onderweg onderbraken we onze wandeling bij een exemplaar dat er betrouwbaar uitzag. Even een vraagje er tussendoor, heb je wel eens meegemaakt dat je pasje niet meer terugkwam? Nee? Ik toevallig wel, een half jaar geleden omdat m’n pinpas een week daarvoor geskimmed was door een aantal heren van het langvingerig gilde. Deze keer viel Hans in de prijzen en ik mag wel zeggen dat het een volkomen verrassing voor hem was. Wat doe je in zo’n geval? We drukten ijverig op alle knoppen maar de automaat deed niets meer, weigerde verder dienst, ook na een paar klappen. We hadden geluk dat het er een was die bij een bankkantoor hoorde. Ga jij nou naar binnen, zei ik dus tegen Hans. Dan blijf ik hier staan voor het geval die pas weer plotseling te voorschijn komt.
Dat deden we dus. Ik stuurde een paar liefhebbers weg die geld wilde opnemen, en Hans verdween door de ingang om z’n pas terug te vragen. Binnen bleek het vrij eenvoudig te zijn om die uit het apparaat te toveren maar daarna moest de chef er bij komen voor Hans hem terugkreeg. Het duurde dus even voor hij met pas en geld weer naar buiten kwam. Opgelucht? Dat is overdreven maar een vreemde ervaring was het wel en we vroegen ons af wat je in zo’n geval moet doen als je bijvoorbeeld in het weekend pint of ’s avonds als het bankkantoor gesloten is.
Vanaf de Torre del Oro waar wij op de bus stapten is het maar een minuut of vijf rijden tot het Plaza de España en daar aangekomen besloten we om eerst maar aan de koffie te gaan. Lekker op een terras buiten in de zon met goede koffie waarbij we gelijk wat Spaanse koffietermen opstaken van de vriendelijke man die ons bediende. Nee, helaas, niet opgeschreven en het onthouden van dit soort zaken lukt me niet goed meer.
En daarna was het dan echt tijd voor het Plaza de España. Ontworpen door Anibal Gonzalez, die trouwens nog veel meer heeft gebouwd in Sevilla. Wat een gebouw, mensen. Groot, ongelooflijk groot. Volgens de boeken is de stijl regionaal, uitzonderlijk gedetailleerd, overwegend renaissance met vleugjes barok. Het is in een halve cirkel gebouwd met een diameter van 200 meter. Op de uiteinden staan twee torens die tachtig meter hoog zijn. Overal zijn tegels en andere keramische versieringen aangebracht. Mag je hier van mooi spreken? Het is een welhaast verbijsterende overdaad aan kleuren en vormen die over je wordt uitgestort. Maar alles tot in het kleinste detail verzorgd zoals een waterafvoer van een dakgoot.
Als contrast stond er geen water in de gracht die het gebouw van het immens grote voorplein scheidt. Ik denk als gevolg van het watertekort waar het land al jaren mee worstelt. De natuur laat zich niet dwingen maar het geheel is evenzogoed indrukwekkend en dat is nog zwak uitgedrukt. Bovendien zag het gebouw er afgezien van wat restauratiewerkzaamheden aan een van de hoeken en een stel ontbrekende tegels in een trappenhuis nog voortreffelijk uit.
Waar het voor gebruikt wordt? Het plaatselijk bestuur schijnt er kantoor te houden en aan de achterzijde zit een militair museum. Dat lieten we maar voor wat het was. Misschien wel overgebleven van de expositie in 1929. Een van de tentoonstellingen toonde toen namelijk producten van de Spaanse wapenindustrie.
Wij stelden ons tevreden met plaatjes schieten en gingen daarna naar het er tegenover liggend park van Maria Luisa.
Maria Luisa hoe? Goeie vraag. We hebben hier te maken met een prinses en niet zo maar eentje. Haar volledige naam was namelijk Maria Luisa Fernanda van Bourbon en ze was de tweede dochter van koning Ferdinand VII van Spanje. In brons vereeuwigd houdt ze tegenwoordig op de Glorieta de la Infanta een oogje in het zeil.
Het is een mooi park waarin het goed rusten is. Speciaal daarvoor schijnt tijdens de weekends door veel Sevillianen te worden bezocht. Wij gaven de voorkeur aan een lekkere wandeling, zagen dat er veel tuinonderhoud werd gepleegd door in kaki pakken gestoken tuinmannen en vrouwen en vonden het om half een voldoende. Ik weet het, er waren nog veel meer gebouwen te zien, inzendingen van Argentinië, Peru, Portugal, de Verenigde Staten maar op een gegeven moment zit je vol en neem je niet meer op.
We wandelden terug naar het centrum waar het Alcázar wachtte. En de Joodse wijk Santa Cruz maar eerst gunden we ons de tijd voor een lekkere lunch. En een koel glaasje blanco. Heerlijk.
16-6-2008
erJeetje