8. NAAR CHENGDU
Om zeven uur opstaan was toch wel erg vroeg, realiseerde ik me bij het wakker worden. Maar ja, we hadden de avond tevoren afgesproken om acht uur te vertrekken. Mits de bus klaar zou zijn. Die was na onze aankomst bij het hotel namelijk nog even door de chauffeur naar een garage gereden omdat een schokbreker vreemd deed dat wil zeggen, tijdens de rit kennelijk zo was mishandeld dat ie op het einde vreemde knarsgeluiden begon te maken.
Nou ja, eerst opstaan om me te scheren maar ik werd pas echt wakker toen ik daarna gedachteloos m’n tanden probeerde te poetsen met steriloncreme. Dat is echt nooit aan te raden en het vergde heel wat extra gepoets met normale tandpasta om de vieze smaak in m’n mond kwijt te raken. Hoe het weer was? Ja, dat weer. Ik durf er nauwelijks nog iets over te vermelden maar het druppelende geluid dat ik bij het wakker worden hoorde was dus niet van de badkamer. Het regende en niet zo’n beetje ook.
Het was de bedoeling om deze dag naar Chengdu te rijden. Gelukkig lag dat op een afstand die te overzien was. Een paar honderd kilometer maar met een te verwachten gemiddelde snelheid van een veertig kilometer nog heel wat uurtjes rijden. Zonder ontbijt maar daar waren we op voorbereid. Als zogenaamd noodpakket had iedereen een paar dagen geleden al blikjes, crackers en koek ingeslagen.
De bus was er gelukkig op tijd en even na achten vertrokken we. De beelden onderweg verschilden niet van die van gisteren en tegen tienen passeerden we een plaats met een naam die op Yang Yang leek. Daarna weer platteland maar er was veel verkeer op de weg. Net zoals gisteren moesten we bij een aantal grotere plaatsen een tol passeren. De huizen langs de kant van de weg bestonden uit twee verdiepingen en waren vaak in blokjes van drie of vier woningen gebouwd. Aan de buitenzijde waren ze allemaal betegeld in wit of geel. De ingang gelijkvloers besloeg de gehele breedte van een huis en kon worden afgesloten met een groot rolluik zoals bij een garage. De ruimte daarachter bezat een multifunctionele toepassing. Wonen werd gecombineerd met opslag en de verkoop van de meest uiteenlopende artikelen.
Rond het middaguur arriveerden we in Guanxian. Een grote stad en door de verkeersdrukte was het alleen maar mogelijk om langzaam verder te rijden. Grappig in deze stad was dat in tegenstelling tot de moderne verkeerslichten die de stad rijk was -ze waren uitgerust met een klok die de seconden aftelde- de talloze fietsers op de kruispunten werden tegengehouden door oude mannetjes die daartoe een over de weg hangend touw strak trokken.
Iedereen had een stevige honger en we stopten bij een soort Thais restaurant dat er van buiten in ieder geval chic uitzag. Binnen werden we daarna niet teleurgesteld in onze verwachtingen en tijdens het eten was er zelfs een kleine floorshow met wat dansende en zingende juffrouwen.
Rozig door de maaltijd begonnen we daarna aan het laatste stuk naar Chengdu. De invloed van de stad was al goed merkbaar omdat de streek zichtbaar veel dichter bevolkt was. De dichtstbevolkte streek ter wereld hoorde ik van Lietje die om de tijd te korten bezig was om haar eigenhandig vervaardigde reisgids te raadplegen. Ze las me nog even verder voor en zo kwam ik te weten dat de stad in de provincie Sichuan lag en in China als voorbeeld werd gebruikt voor allerlei programma’s op het gebied van geboortebeperking.
Het rijden werd daarna bijna een plezier omdat we op een echte vierbaansweg terecht waren gekomen. Eventuele middagslaapjes moesten echter naar een later tijdstip worden verschoven omdat Gerard onze voorkeur voor het vervolg van de reis met ons wilde bespreken. Wat was namelijk het geval? Vanavond was het zijn bedoeling om in conclaaf te gaan met de Chinese gidsen over de mogelijkheden die openstonden. We konden morgen natuurlijk naar Jiuzhaigou en de Tibetaanse dorpen gaan, aangenomen dat de weg daar naar toe berijdbaar was maar dat betekende dat we zeker nog twee en misschien wel drie dagen in de bus moesten doorbrengen. Bovendien zou het grootste deel van het programma in Chengdu dan moeten vervallen. Het alternatief dat ter beschikking stond was om wat langer in Chengdu te blijven en Jiuzhaigou in z’n geheel te laten vallen. De voorstellen van Gerard leverde natuurlijk een lange discussie op maar moe van het reizen sprak een meerderheid zich ten slotte voor het langere verblijf in Chengdu uit. Het definitieve besluit zou echter vanavond pas vallen, nadat Gerard zich bij de lokale reisorganisatie op de hoogte had gesteld over de omstandigheden van de weg.
Ondertussen waren we in de buitenwijken van ons reisdoel gearriveerd en om het voortdurende rijden te onderbreken brachten we een bezoek aan een tempelcomplex waarin ondermeer een zaal met vijfhonderd verschillende beelden van Boeddha aanwezig was. De mooie tuinen die het complex rijk zou zijn vielen tegen omdat ze in een drastische opknapfase verkeerden. Maar die was wel nodig want alles zag er knap verwaarloosd uit.
We wandelden er een uurtje op eigen gelegenheid rond en tijdens wat gesprekjes die Lia en ik aanknoopten met reisgenoten, die we tegenkwamen, bleken de meesten achteraf spijt te hebben van de voorkeur die ze voor schrappen van Jiuzhaigou hadden uitgesproken. De voornaamste reden daarvan was dat ze deze reis gekozen hadden omdat hij zich onderscheidde van andere reizen door z’n bezoek aan het nationale park bij deze plaats. We konden ons wel in de mening van de andere reisgenoten vinden. De vermoeiende tweedaagse rit met de bus leek plotseling dagen achter ons te liggen en toen we Gerard daarna tegenkwamen praatten we ‘m toch maar even bij over deze ontwikkeling in het denken van de groep.
Chengdu. Een grote stad met drie miljoen inwoners en dat was goed te merken bij onze aankomst in het centrum van de stad. Overal om ons heen gloednieuwe torenhoge gebouwen en het grote aantal bouwkranen wees op nog veel meer bouwactiviteiten. Lichtreclames flitsten uit en aan en na twee dagen rijden was het een verademing om van de zestiende verdieping van ons hotel naar het gewriemel van het verkeer beneden ons te kijken. We verbleven niet het hotel dat op ons lijstje stond maar een ander 4-sterren exemplaar. Wat bleek namelijk nadat we ons bij onze aankomst in de luie stoelen in de hal hadden geïnstalleerd? Dat er geen kamers voor ons beschikbaar waren. We hadden daarna maar niet gevraagd hoe dat nou weer mogelijk was. De meest voor de hand liggende oorzaak was dat het plaatselijke reisbureau, dat de hotelboekingen verzorgde, zich had vergist in de datum. Wij waren toch op een andere dag gearriveerd dan volgens het reisschema de bedoeling was. In ieder geval zat er niets anders op dan te verkassen naar het hotel waarin we daarna onderdak genoten. Gelukkig lag maar een klein eindje van het oorspronkelijke exemplaar verwijderd. We konden het zelfs lopen omdat het er recht tegenover, aan de andere kant van de straat, stond.
CNN waar ik daarna even naar aan het kijken was verdween plotseling van het scherm. Net op het moment dat ze het laatste nieuws van het wereldvrouwencongres in Beijing wilden mededelen verscheen er een tekst in Chinese karakters op onze TV. Zouden ze hier dan toch een vorm van censuur uitoefenen?
Om zeven uur verzamelden we in de lobby voor het diner. Gerard had ondertussen niet stilgezeten en vertelde ons de definitieve plannen voor de komende periode.
Er was een slimme tussenoplossing gevonden. De volgende dag zouden we vertrekken naar Guanxian. Een uurtje rijden en het was de bedoeling om daar een rustig dagje door te brengen. Daarna gingen we toch naar Jiuzhaigou omdat dat als één van de highlights uit het programma gewoon niet mocht ontbreken en als klap op de vuurpijl in een rit van 12 à 14 uur weer terug naar Chengdu. Vermoeiend maar te doen.
We waren allemaal enthousiast over deze oplossing en de mededeling van Gerard dat de koffers niet meegingen omdat het in- en uitladen in de gekozen opzet niet praktisch was, werd zonder morren geaccepteerd. We hadden onze reistassen per slot van rekening niet voor niets meegenomen.
“En vergeet niet om jullie noodrantsoen aan te vullen,” besloot hij z’n mededeling, “Want de ontbijten die jullie tegemoet gaan? Ik wil jullie niet bang maken maar bereid je op het ergste voor.”
Tevreden door dit goede nieuws vertrokken we daarna met de bus naar een restaurant voor het diner en we maakten na terugkomst nog een uitgebreide wandeling in de wijken achter het hotel. Dit werd een soort verrassingstocht door kleine nauwe straatjes met eethuisjes, bedrijfjes, minizaaltjes waarin de lokale bevolking naar de TV (videofilms) kon kijken en ook piepkleine woninkjes. Het leven speelde zich voor een groot deel op straat af. Het ene moment zag je mensen, die bezig waren om bij een kraantje op straat hun tanden te poetsen en een klein eindje verder deden een paar meisjes de afwas van een restaurant. Wij zagen dat ze daar twee grote afwasbakken voor gebruikten. Eén met drabbig water voor de eerste spoelbeurt en de andere, waarin water zat dat eerder op de avond misschien helder was (dat moest dan wel een paar uur daarvoor zijn geweest), voor de echte reiniging.
Een moeder zat ergens op een handkar met haar dochtertje te wachten. Op zich niet zo bijzonder ware het niet dat het dochtertje van omstreeks zes a zeven jaar een wit jurkje aan had dat van veren was gemaakt.
De straat was waarschijnlijk ooit van een laag asfalt voorzien maar tijdens onze wandeling moesten we voortdurend laveren tussen de modderige kuilen die er in zaten. Pogingen om de straat toch min of meer schoon te houden lukten maar voor een deel. De grote vuilnisbakken die we soms tegenkwamen waren onvoldoende wat hun capaciteit betrof; het gevolg was dat de meeste afval er naast lag. Een grote portiek van een woonhuis verschafte onderdak aan twee mannen die in slaap verzonken waren. Hulp voor onbehuisden in de Chinese uitvoering.
Het mooiste dat we zagen, was een restaurant dat in een soort diepe nis naast de zaak een hok had ingericht waarin een aantal eenden kwakend van hun aanwezigheid kond deden. “Here Peking Duck” stond op een bord bij de ingang vermeld voor degene die het nog niet begrepen hadden. Een visrestaurant had grote bakken met water voor z’n etalage staan waarin levende vissen en kreeften de hongerige passanten moesten verleiden.
“Dit is het helemaal,” zeiden we tegen elkaar en we deden ons best om het in foto’s en op film vast te leggen. Verstandig want ik had niet de indruk dat het nog lang zou bestaan. De nieuwbouw met grote kantoren en hotels rukte meedogenloos op en over twee of drie jaar zou dit straatbeeld waarschijnlijk exit zijn.
Waar al die Chinezen, die aan de eetstalletjes gehaast hun voedsel met eetstokjes naar binnen werkten, dan naar toe moesten? Ik weet het antwoord niet. Misschien naar de nieuwbouwwijken die ook in deze stad uit de grond gestampt werden.
Over eetstokjes gesproken, daar waren we al echt geroutineerde gebruikers mee geworden. We knoeiden bijvoorbeeld nog maar nauwelijks. Ik werd vanavond wel verrast door de aanblik van een paar Chinese vrouwen die ik in ons restaurant met z’n tweetjes heel geanimeerd aan tafel bezig zag met een portie kip of iets dergelijks. Alles wat er niet eetbaar aan was hadden ze namelijk op tafel gedeponeerd en het leek wel een slachtveld. Maar ze boerden er niet bij. Dat heb ik trouwens toch nog nergens gehoord.