22 mrt 2005

84. Boules de hachis

0 Reacties

“Dit kan niet waar zijn,” riep ome Bram bij het binnenkomen van de Ingooi en met een gezicht waarop verbazing en vreugde om de voorrang streden bleef hij een moment in de ingang staan. “Zeg me dat m’n ouwe ogen me niet bedriegen, Nico, dat ik me niet vergis.”
En met uitgestrekte wijsvinger wees hij daarbij op een van de bezoekers aan de grote tafel die al zoveel jaren uitsluitend voor leden van de vaste supporterskern is bestemd.

Voor Nico had kunnen reageren was de man wiens aanwezigheid de verbazing van ome Bram had opgewekt, echter al opgestaan en een paar tellen later vielen de twee elkaar in de armen. “Allemachtig Gajus, we hebben je gemist, oudste, waar was je al die tijd? Alsof je van de aardbodem was weggevaagd, man. Weet je dat we de opsporingsdienst nog hebben ingeschakeld om je te zoeken. Hoorden we dat je weer in Frankrijk zat. In hoe heet het ook al weer, Nico?”
“In Limognes, Bram,” zei de aangesprokene. “En ga nou eindelijk eens zitten, man. Je maakt me zenuwachtig als je zo staat te zwaaien met je armen.”
Het middelpunt van de tafel gaf met een klein gebaar aan Frits, de uitbater van de gelegenheid te kennen, dat er wat ingeschonken moest worden om z’n aanwezigheid te vieren en vertelde daarna in korte bewoordingen aan de oude bloemenkoopman wat er allemaal met hem gebeurd was.
Dat het leven in Ranjaland na z’n terugkomst een paar jaar geleden toch niet helemaal was wat ie zich daarvan had voorgesteld, dat ie door een kennis was getipt over een huisje dat in Frankrijk te koop stond, dat mevrouw Gajus dat ook wel zag zitten en dat ze toen in een opwelling gelijk de koffers hadden gepakt en de volgende ochtend waren vertrokken, om te kijken.
“Bram,” zei hij nadat hij een teug had genomen van z’n Ingooipils en alle aanwezigen met een korte blik veel vreugde en een lang leven had toegewenst. “Bram, we waren gelijk verkocht. En zijn toen meteen maar gebleven.”
Hoofdschuddend gaf deze te kennen dat het weliswaar niks voor hem was maar dat ie ’t zich van Gajus wel een beetje kon voorstellen. Dat dat altijd al een Frankrijkmannetje was geweest. Waar ie zich dat Lidemonje moest voorstellen.
“Limognes, Bram,” nam Fransie even de honneurs waar voor Gajus, die door Hansie aan z’n mouw was getrokken omdat er iets geregeld moest worden.
“Limognes, dat ligt eh, ja waar ligt dat nou ook al weer Gajus?”
“Op de hoogte van Cahors, jongens,” voegde de aangesprokene zich weer in het gesprek. “Maar dan een kilometer of vijftig oostelijker.”
“Je hoort ‘t,” voegde Fransie daar aan toe. “En we zijn voor de komende zomer met z’n allen uitgenodigd.”
En alsof Gajus nooit was weggeweest ontspon zich daarna een gesprek over zaken als de gekozen burgemeester, de lijst Wilders waarin de afwezige haagse Karel een rol scheen te spelen, de oranje sokken van de MP en de onderdoorgang van het Rijksmuseum. Alleen over de prestaties van hun geliefde club werd zorgvuldig door iedereen gezwegen totdat Gijssie zich niet langer kon inhouden en het onderwerp als een hete aardappel op tafel wierp.
“Is een van jullie er geweest?” Hij zei het zo hard dat iedereen het kon horen en zelfs het bruine houtwerk van Amsterdams oudste supporterscafé verbleekte bij de impact van het onderwerp dat hij aansneed. Of een van de aanwezigen de wedstrijd tegen PSV in de Arena had gezien.
De beklemmende stilte die was gevallen, werd echter verbroken omdat Frits wat grote afgedekte schalen op tafel zette.
Voila, messieurs, voegde hij eraan toe waarna hij met een sierlijke zwaai het servet over de schaal wegtrok. Voila, een rondje boules de hachis van monsieur Gajus.
Nadat Hansie had uitgelegd dat het om gehaktballen ging werd er daarna over de bewuste wedstrijd nagepraat en hoe Blind de roodwitten weer aan het voetballen moest krijgen maar eigenlijk was iedereen het er wel over eens. Wat mocht je eigenlijk verwachten van een spelersgroep die de handen al vol had aan modale tegenstanders en daarvan alleen maar door geluk kon winnen? En ome Bram maakte simpelweg een einde aan de discussie door z’n beoordeling van de spelersgroep. Lijkt heel wat, veel babbels maar als het op bikkelen aankomt, is het ‘t allemaal net niet.
Het werd daarna nog heel gezellig en ome Bram zorgde er persoonlijk voor dat het Gajus niet aan z’n geliefde konjakkie ontbrak. Omdat ie anders morgen weer van de aardbodem verdwijnt fluisterde hij Nico in maar die antwoordde dat dat wel goed zat.
Voorlopig blijft ie wel weer een tijdje bij ons, Bram. Ken jij een zaak waar ze je zulke gehaktballen voorzetten?
Die houden we d’rin, Nico. Grinnikte deze. We houden Gajus ici met een bb..bb..boule de hachis.

erJeetje


[begin]