20 mei 2010

“Weet je dat er een gedicht van Annie M.G. Schmidt over het Scheldeplein bestaat?” vroeg m’n echtgenote me een paar maanden geleden. Ik wist het niet en nam me daarom voor om de door Annejet van der Zijl geschreven biografie waarin het betreffende gedicht is opgenomen, ook te lezen.
Door allerlei oorzaken kwam daar niets van tot het me verleden week weer te binnen schoot. Dat gedicht over het Scheldeplein, misschien was het wel een mooi aanknopingspunt voor een aflevering in Zuidelijke Wandelweg. En omdat ik het niet meteen kon vinden vroeg ik m’n echtgenote waar ze het boek opgeborgen had. Dat had ons huis echter verlaten, was uitgeleend aan een van de schoondochters.
Dan zoek ik het wel even op via internet bedacht ik maar Google gaf me dit keer nul op het rekest. Ik had daarna natuurlijk even naar de kinderen in Castricum kunnen rijden om het ter plaatse te kopiëren maar besloot om het maar met een verzoekje in die richting te doen.
Ondertussen was het zaterdag geworden en het leek me aardig om alvast een kijkje in de buurt rondom het Scheldeplein te nemen. Er werd daar gewerkt aan de NoordZuidlijn en ik was nieuwsgierig hoe het er uitzag.
De chaos viel mee. De in horecaboulevard veranderde Scheldestraat functioneerde nog en alleen op het Scheldeplein was een hoek met gaas en een schutting afgezet en als werkterrein ingericht.
’s Avonds ontving ik met een mailtje het gedicht uit Castricum. Verschenen in Vrij Nederland in de week van 19 september 1947. Vlak voor Annie M.G. de annonce zou plaatsen die haar met Dick van Duyn in contact zou brengen, schreef m’n schoondochter erbij. Toen ze op haar aller-eenzaamst was dus.

Zondag

Geen plaats ter wereld is zo godverlaten
en zo fatsoenlijk als het Scheldeplein
bij avond als het regent en de straten
langer en glimmender en leger zijn…

In de biografie is verder alleen maar het slot van Zondag opgenomen. 

Die man zou het waarschijnlijk niet begrijpen
die man daar op de hoek, wat ik bedoel,
wanneer ik plotseling zijn hand zou grijpen
en zeggen zou, hoe eenzaam ik me voel.’

Het Scheldeplein als meest desolate plaats ter wereld. Was het daar werkelijk zo erg? In de tijd waarin het gedicht verscheen eindigde de stad op deze plaats en wat dat betreft kon je de Scheldestraat een doodlopende weg noemen maar als ik in m’n herinneringen graaf, ik was toen veertien jaar, verschilde het plein en de buurt er omheen niet zoveel van andere Amsterdamse buurten. Gewoon een Amsterdams stadspleintje met in het midden een grasperk waarop van de politie niet gevoetbald mocht worden.
Een paar maanden na afloop van de oorlog heeft men geprobeerd om er een bevrijdingsboom te planten maar die was na een week al neergehaald door iemand. Mogelijk een dronken bezoeker uit café de Corner op de hoek van het plein met de Scheldestraat.
Ik vraag me af of herinneringen aan de oorlog mogelijk een rol hebben gespeeld bij haar omschrijving. Het wegvoeren van duizenden Joodse buurtbewoners naar de Duitse Vernichtungslager, verlaten door God en iedereen.
We kunnen het haar niet vragen. Amsterdam was nadien toch de plaats waar ze het liefste was en ze is er na de dood van Dick van Duyn gaan wonen zij het niet op het Scheldeplein.
Vijfenzestig jaar na afloop van de oorlog ziet dat Scheldeplein er heel anders uit. Buitenveldert verscheen als nieuw stadsdeel, de Zuidelijke wandelweg verdween en de RAI verhuisde van de Ferdinand Bolstraat naar de plaats waar hij nu staat. De laatste nam in z’n slipstream een stoet horecagelegenheden mee waardoor het gezicht van de winkelstraat ingrijpend veranderde.
Ik heb voor degenen die niet in de gelegenheid zijn om de buurt te bezoeken wat foto’s gemaakt. Op zaterdag maar ik neem aan dat het er op zondag niet anders uitziet.

17-5-2010
Ruud

P1020212

P1020219

P1020224

P1020226

P1020230

P1020232

P1020233

P1020234

P1020238

P1020239

P1020240

P1020243

P1020244


[begin]