26 jun 2010

Amsterdam 8 mei – 8 november 1945

Deel 1.
Heb ik wel eens verteld dat ik graag in oude boeken snuffel? Over de geur van dat oude papier en de flitsen van herkenning als ik iets bekends tegenkom? Vast wel en het is waarschijnlijk de reden dat ik van vrienden laatst een grote plastic tas kreeg vol met oude boeken en tijdschriften. Het betrof niet zomaar een willekeurige verzameling maar een selectie van publicaties die rond de tweede wereldoorlog waren verschenen. Bewaard door een oma en gelukkig niet met het oude papier meegegeven.
Nadat ik alles had doorgebladerd leek een deel me interessant om te gebruiken voor een aantal columns. Dit is de eerste aflevering en ik koos er een dun boekje voor uit dat de naam ‘6 maanden herstel en vernieuwing 8 Mei – 8 November 1945’ draagt.
Geen toevallige keuze, het heeft te maken met een gebeurtenis die 65 jaar geleden plaatsvond in de tweede helft van juni. Op 18 juni 1945 gingen de eerste trams weer rijden. Weliswaar alleen in de spitsuren maar het was een begin. Het begin van een herstelperiode die veel langer duurde dan we bij de feestelijke intocht van de Canadese bevrijders op 8 mei dachten.
Over die eerste maanden na de bevrijding spreken de verhalen elkaar soms tegen. Veel van wat er in die tijd gebeurde is in het vergeetboek geraakt en de herinneringen van opa’s en oma’s die de oorlog en de bevrijding hebben meegemaakt, willen wel eens verhalen opleveren waarvan het waarheidsgehalte twijfelachtig is. De Zweedse broden die als manna uit de lucht kwamen vallen zijn wat dat betreft een goed voorbeeld.
Zes maanden herstel en vernieuwing, een uitgave van het Bureau voor Pers, Propaganda en Vreemdelingenverkeer van de stad Amsterdam, kan daar in voorzien. Op zakelijke wijze en onderbouwd met getallen wordt beschreven hoe het dagelijks leven en de voorzieningen die daarvoor nodig zijn in de periode van 8 mei tot 8 november 1945 stap voor stap weer op gang kwamen in Amsterdam.

De stad zag er aan het einde van de tweede wereldoorlog verschrikkelijk uit. Het boekje geeft dat als volgt weer: “Voordat de eerste Canadeesche gevechtswagens zegevierend onze stad binnentrokken, was de stand van zaken aldus: een uiterst nijpende voedselnood – men kan gerust zeggen – hongersnood, een zorgelijke gezondheidstoestand, waardor het sterftecijfer met sprongen omhoog ging, geen gas, geen electriciteit, geen trams, geen vuilnisafvoer, een ernstig gestagneerd rioleeringssysteem, een ontredderd politiekorps, practisch geen telefoon, geen radio, de stad vrijwel zonder motorvervoer, beroofd van een belangrijk deel van de paardentransportmiddelen, een ontredderde en geblokkeerde zeehaven, een luchthavenruïne, eenige duizenden door houtdiefstal onbewoonbaar geworden huizen, verwoeste parken en plantsoenen, 18000 boomen verdwenen, tienduizenden vierkante meters houtbestrating opgestookt en evenveel tienduizenden vierkante meters voetpadbestrating opgebroken, miniatuur-kranten en – om te besluiten – zelfs een nijpend gebrek aan doodskisten.”
Voor zover het je nog niet opviel, ik heb in bovenstaand uittreksel de originele spelling gehandhaafd.

Hoe zag de agenda van herstel er in de eerste maand na de oorlog uit? Ik pak er een belangrijke gebeurtenis uit.
Op 30 april vond het eerste geallieerde voedselbombardement op Schiphol plaats. Het sorteren van de pakketten nam daarna zoveel tijd in beslag dat pas op 12 mei met de uitdeling aan ernstige zieken begonnen kon worden. De rest van de bevolking kwam pas op 17 mei aan de beurt en kreeg toen per persoon 100 gram boter, een blikje worst of kaas, een tablet chocola en wat thee.
Hoewel de voedselsituatie geleidelijk werd verbeterd en van alle kanten met militaire vrachtwagens voedsel werd aangevoerd was dat voor de inwoners van Amsterdam pas in de tweede helft van mei merkbaar. Nog herinner ik me de biscuits die we toen kregen. “Niet minder dan 900 gram per persoon,” zegt m’n boekje en “Tot uitbundige vreugde van alle Amsterdammers, van wie de jeugdigen uit puren levenslust de leege biscuitsblikken tot trommels promoveerden.” En er vlotten van maakten waarmee werd gevaren op de grachten herinner ik me uit eigen waarneming.
Last but not least draaiden de centrale keukens (wij noemden het ook wel de gaarkeuken) half mei weer op volle toeren waarbij dagelijks aan 450000 mensen een warme maaltijd werd uitgedeeld.
Het ging dus beter na de bevrijding maar de eerste maand echt nog maar mondjesmaat.
Hoe het met de elektriciteit ging, de tram, het gas en al die andere zaken volgt in deel 2.

Deel 2.
Amsterdam, Quo vadis vroeg de stad zich af na vijf jaren bezetting. Mijn boekje over zes maanden herstel en vernieuwing zei er het volgende over. “Zeker 90000 personen ‘van Joodschen bloede’ waren voor het overgroote deel weggevoerd. Van tienduizenden gezinnen moest de kostwinner in Duitsland slavenarbeid verrichten. Honderden burgers waren ter plaatse gefusilleerd omdat ze zich hadden verzet tegen de Duitse bezetter en nog eens tienduizend waren ‘ondergedoken’.
Het was over deze stad en die burgerij dat het nieuwe gemeentebestuur in de ochtend van 8 mei 1945 het bestuur op het aloude Prinsenhof in handen nam.”
De ordehandhaving was daarbij nog het minst urgente onderwerp. Nog tijdens de bezetting waren daarover al afspraken gemaakt en “op de ochtend van de vijfde mei had de burgerij 17000 leden van de ‘ondergrondsche strijdkrachten’ zien opduiken met een keur van wapens en auto’s. Ze werden daarbij al spoedig bijgestaan door 2000 man der eveneens in alle stilte geformeerde hulppolitie.”
Had de stad dan geen politiekorps? Dat had ze zeker maar daar was tijdens de oorlog het nodige mee misgegaan. Ik neem maar weer over wat ‘herstel en vernieuwing’ daar over schrijft.
“De bezetter was erin geslaagd het uitstekende en betrouwbare politiekorps van Amsterdam door het infiltreeren met allerlei ongure elementen tot een ontredderd en deels onbruikbaar apparaat te degradeeren. Het spreekt vanzelf dat menige handlanger van den bezetter in de meidagen van 1945 uit eigen beweging verdween; toch bleek het noodig nog 200 ambtenaren te verwijderen.”
“Bij de bevrijding vond de politie een uiterst welkome steun in het 2000 man sterke korps vrijwillige hulppolitie; spoedig werd overgegaan tot het in dienst nemen van beroeps-hulppolitie, waarmede eind november in totaal 700 vacatures zijn vervuld.”
Wat gebeurde er nog meer in die eerste naoorlogse maanden? Ik vertelde dat op 18 juni de trams weer gingen rijden. Wat ik vergat te vermelden was hoelang die trams niet gereden hadden. Dat was bijna acht maanden. Op 9 oktober 1944 was het gemeente vervoerbedrijf er mee gestopt.
Iets anders was dat de ponten over het IJ ook waren stilgelegd in de laatste oorlogsmaanden. Noord heeft toen tijdelijk een vaste verbinding met het centrum gehad. Een soort schipbrug bij de Valkenweg die bestond uit aaneengeschakelde veerponten. Half augustus gingen de ponten echter weer varen en dat gold ook voor de veerpont over de Amstel ter hoogte van de gasfabriek.
Zo kwam het personenvervoer weer langzaam op gang. Eind september werd het aantal rijuren van de trams op werkdagen verlengd van vijf naar zeven uur.
Met de trein was het net zo gegaan als met de tram. Er moest veel hersteld worden aan rails en bovenleidingen. Bovendien was er veel rollend materiaal richting Duitsland verdwenen maar begin juni kwam er weer een verbinding met Rotterdam tot stand. Eénmaal per dag en in juli volgden de verbindingen met Utrecht, Hilversum, Alkmaar en Haarlem. Uit eigen ervaring kan ik me nog een treinreis in augustus naar Eerbeek herinneren. Er waren toen nog steeds onvoldoende personenrijtuigen en wij werden toen in een goederenwagon gestopt.
Bladerend door de agenda van die eerste maanden kom ik nog meer mijlpalen tegen. Op 30 mei werden bijvoorbeeld de eerste acht bioscopen geopend. Daarna volgden de buurtbioscopen waaronder in Amsterdam Zuid het Ceintuurtheater en de Rialto. De belangstelling was gigantisch met lange rijen bij de loketten en je moest vaak een paar dagen vooruit reserveren voor een voorstelling. Films draaiden maanden achter elkaar in een bioscoop. Pas na de invoering van de televisie is die drukte geleidelijk afgenomen.
Elektriciteit. Hoe stond het daarmee na 7 maanden duisternis? Het overzicht van de gemeente Amsterdam vermeldt daarover dat op 1 juli de elektriciteitslevering aan particulieren werd hervat. Het had nogal wat voeten in aarde voor dat voor alle Amsterdamse huishoudens gold. Op 15 juli was de laatste aansluiting echter een feit.
Naast elektriciteit denk ik gelijk aan gas. Daarvan duurde de hervatting van de levering wat langer omdat het buizennet hersteld moest worden. Door ontploffingen tijdens de gasloze periode die niet minder dan zeven maanden had geduurd was dat op meerdere plaatsen ernstig beschadigd. Bovendien moesten er eerst kolen aangevoerd worden. Amsterdam maakte namelijk zelf z’n stadsgas in gasfabrieken waarvan de Zuidergasfabriek aan de overkant van de Amstel er een was. Pas in 1960 stopte de laatste gasfabriek met gas maken en gingen we over op aardgas.
Op 16 juni hadden de bewoners van de Watergraafsmeer de primeur van de herstelde gaslevering. Zes maanden herstel en vernieuwing beschrijft het als volgt: “Van den eersten dag der bevrijding af hebben honderdduizenden Amsterdamse huismoeders reikhalzend uitgezien naar het einde der dictatuur ven de ‘kookbus’ (wonderbus) of kookkachel.” Voorlopig was deze levering beperkt tot enkele uren per dag.
Amsterdam Noord volgde op 5 juli. Geleidelijk werden ook de overige stadsdelen aangesloten en einde juli was het gehele net weer in bedrijf. De beperking tot een paar uur per dag bleef echter en was ook op 8 november nog niet opgelost.
Zo kwam het leven langzaam weer op gang. Er was weer koffie, rijst, zuidvruchten, cacaopoeder maar de eerste jaren na de bevrijding bleef dat op de bon.
De havens moesten hersteld worden en datzelfde gold voor de sluizen bij IJmuiden. Om de haven weer toegankelijk te maken moesten een groot aantal kleine en grote schepen die tijdens de oorlog tot zinken waren gebracht, worden opgeruimd. Het zou anderhalf tot twee jaar duren voor de haven weer volledig operationeel was.
Schiphol was bij de bevrijding een ruïne. Hier werd het herstel met man en macht aangepakt omdat de luchthaven ook voor militair vervoer belangrijk was. Een half jaar later was er daardoor zelfs al weer beperkt burgerverkeer mogelijk.
Wat ik me persoonlijk nog goed kan herinneren was de intocht van veldmaarschalk Montgomery. Die vond plaats op 1 september en half Amsterdam was uitgelopen om hem toe te juichen tijdens zijn rijtocht door de stad. Een dikke maand later, op 6 oktober, werd dat herhaald met de intocht van generaal Dwight Eisenhower.
De schrijvers van Zes maanden herstel en vernieuwing eindigen hun verslag met een afsluitende conclusie onder het opschrift “Kruis en kroon”, die we hieronder weergeven.
 “Samenvattend, kan worden gezegd, dat Amsterdam terecht een krachtig lid mag worden genoemd van het groote gezin, dat ‘Herreizend Nederland’ heet.
Amsterdam zit niet bij de pakken neer. Integendeel!
Tijdens de vijf jaren bezetting kon van de stad gezegd worden, dat zij haar ‘kruis en kroon’ zoo trots als ooit wist te dragen.
Het kruis der bezetting heeft zij thans afgeworpen; de kroon van het herstel hoopt zij in de komende jaren op haar arbeid geplaatst te zien!”

Kortom, nog geen ‘eind goed al goed’ en de weg naar volledig herstel was lang. Pas in 1950 was er weer een welvaartspeil bereikt dat gelijk was aan het niveau in 1940 bij het uitbreken van de oorlog.

 


[begin]