Toch was het vroeger allemaal gezelliger, bracht onze tafelgenoot als mening over het tegenwoordige uitgaansleven in en ik wist er weinig tegen in te brengen omdat ik me van onze stapleeftijd, ergens in het midden van de vorige eeuw, nog maar weinig wist te herinneren.
We hadden afgelopen zaterdag een plaatsje gevonden op het terras van café Casablanca op de Zeedijk waar de horeca de zogenaamde Hartjesdagen organiseerde. Een loffelijk initiatief dat we ons van vorige jaren herinnerden en we hadden ons daarom bij de aanvang van de middag met de Sneltram naar het centrum begeven.
Het was er druk, in dat Centrum. Van het Centraal Station begaven we ons via het Damrak naar de Dam. De entree van ‘I AMsterdam’. Het zag er allemaal een beetje smoezelig uit. Het Stadsdeel Centrum probeert al een jaar om de boel daar een beetje up te graden. Door het terugdringen van buitenreclame en te overvloedig vlagvertoon.
Vergeefs tot nog toe. Met de huidige sjofele bestrating, die kitscherige groene lantaarnpalen en ander straatmeubilair lijkt me elke poging ook ten dode gedoemd.
Gelukkig konden we via een steegje naar de Nieuwedijk om ons te buiten te gaan aan een ijsje van van der Linden. Tijd om al likkend de moderne toerist te bekijken. Ze waren in oneindige aantallen komen opdagen. Toeristen in alle afmetingen en kleuren, in gesloten gelederen trokken ze op.
Wat ze op de Nieuwendijk zochten? Met uitzondering van een ijsje van van der Linden zou ik het niet weten. Een gezin met drie opgroeiende kinderen was het spoor kennelijk bijster en hield even naast ons stil zodat vader een blik in z’n touristguide kon werpen. De moeder oogde vermoeid, de kinderen verveeld. Hadden misschien even genoeg van de zoveelste bijzondere trapgevel.
Wij lieten na een kort bezoek aan de gerenoveerde Bijenkorf de kermis op de Dam voor wat ie was en maakten ons op om naar de Nieuwmarkt en de Zeedijk te gaan. Het was warm, de straat waar we doorheen wandelden was uitsluitend gestoffeerd met eettenten en koffieshops? Groepjes Engelse jongelui lieten zich horen en waren al in een aardig gevorderde staat van dronkenschap. Maar via een van de grachten bereikten we toch de Nieuwmarkt waar de muziek ons al tegemoet schalde. Vanaf een podium waarop amateurs mochten proberen ontdekt te worden en vanuit een kleine tent waarin een circus domicilie had gekozen. Nou ja, circus? Circusje. Het deed me denken aan de vakanties vroeger in Frankrijk. Naast de toernooien in jeu de boules, voetbal en wat al niet kwam er op de camping altijd wel zo’n klein Frans familiecircus langs dat met drie paarden, een clown, een trapezenummer en een goochelaar probeerde de mensen op de banken te krijgen.
Ja Frankrijk als vakantieland. Wij moesten even wachten omdat een sleepvoertuig van de politie er in slaagde om alle verkeer tot stilstand te brengen. Het doel van hun aanwezigheid was een auto met Frans nummerbord die kennelijk ten onrechte een plaats op een parkeerplaats innam. Een van de dienders maakte met behulp van een stalen stripje via het portierraampje de auto open. Want zo gemakkelijk gaat dat als je weet hoe dat moet. Een paar minuten later hing de wagen in de beugels achter de sleepwagen en reden de heren tevreden weg.
Ik probeerde me het gezicht van die Fransen voor te stellen bij hun terugkomst. Niks te ‘I Amsterdam’, dacht ik. Meer iets in de trant van Amsterdamned.
Op de Zeedijk was het gezellig druk. Door de talloze Chinese zaken doet het me daar steeds meer denken aan oude straatjes die we in China gezien hebben. Het ruikt er ook echt zoals daar. In de Chinese tempel was net een dienst aan de gang en dat maakte het beeld compleet.
Bij een van de podiums die waren opgericht, vermaakten we ons daarna met een mannenkoor dat zeemansliederen zong. We waren er maar even bij op en stoep gaan zitten, voor een Chinese zaak die alles te bieden had op het gebied van fysiotherapie, kruiden, zweetkuren en pijnbestrijding. Een echtpaar uit de provincie stond even te discussiëren bij de ingang. Pa wilde naar binnen omdat z’n zoon al een tijdje last van z’n enkel had maar ma en de andere familieleden zagen het toch niet zo zitten. En daarom wandelden ze maar weer verder, met hun trekkebenende zoon.
Maar terug naar café Casablanca waarmee ik dit stuk begon. We hadden na het zeemanskoor nog een half uurtje rondgedrenteld, hadden wel trek in iets nats en het lege tafeltje, het eerste dat we op de Zeedijk zagen, vereiste een snelle beslissing. Zitten gaan om iets te drinken en mensen te kijken. Maar een man, veertiger, die net met een biertje van binnen kwam, veroverde bijna gelijktijdig een van de vier stoelen. Hij was alleen, geen probleem dus wat ons betreft en we raakten in gesprek. Adrie, in het dagelijkse leven werkzaam in de horeca, ooit in een hakkenbar gestaan was in z’n jonge jaren verdienstelijk wielrenner als lid van le Champion geweest. Net zoals z’n vader trouwens, die 78 was geworden. Nooit iets gemankeerd maar bij een prostaatoperatie was er iets mis gegaan en dat had hem het leven gekost.
Wij betuigden ons medeleven en hij informeerde waar we vandaan kwamen. Amstelveen? Ah, mooi. Had ie ooit een verhouding gehad, met een vrouwtje op de Graaf Albrechtlaan. Een paar jaar maar het was kapot gegaan. Bedrog hè. Mevrouw ging vreemd. Kwam hij na z’n werk op een avond onverwacht vroeg thuis, ontdekte ie een paar schoenen in de gang. Maatje vijftig waar hij wel twee keer in kon. Hij had het gelijk uitgemaakt maar er daarna evengoed veel zeer van gehad.
Adrie, ik was aan m’n tweede biertje bezig en had hem er uiteraard ook een aangeboden, bleek een bekende figuur en diverse voorbijgangers kwamen even een praatje met hem maken.
Hij fietste nog steeds, op de hometrainer vaak. Om wat terug te doen vertelde ik hem dat wij ook nog wel eens een fietstochtje maakten maar dat zadelpijn de grotere afstanden toch onmogelijk maakten. Zadelpijn, ja daar wist ie alles vanaf. Invetten met uierzalf en een broek met een zeemleren kruis, dat wilde vaak wel helpen. Of ik wel eens op de Dappermarkt kwam? Daar had je de fietsenwinkel van ome Willem en het moest wel gek zijn als die niet een lekker gelzadeltje voor me had.
En dan gewoon rustig beginnen. Eerst een ritje naar Halfweg en terug. Niet te hard, kilometertje of dertig en dan langzaam opvoeren. Ja, nee, natuurlijk, kijk, die jonge jongens hou je natuurlijk niet meer bij maar hijzelf draaide voor een ritje Zandvoort met veertig z’n hand niet om.
Maar eigenlijk zat ie te wachten op z’n vriend. Die zou namelijk om vijf uur optreden met z’n band. Een wereldgroep kregen we te horen maar wij vonden dat we lang genoeg gezeten hadden. Wilden nog meer zien en namen afscheid met een handdruk.
Ik had inmiddels drie pilsen op en was een beetje trekkerig geworden. De talrijke Chinese restaurants op de Zeedijk hadden dat kennelijk verwacht en voor hun zaak stalletjes ingericht waar ze allerlei lekkers verkochten. M’n keuze viel op Nam Kee dat me tegen betaling van vijf Euro een groot plastic bord verschafte met bami, sate, nog meer vlees en groenten. Mevrouw erJeetje hield het bij een loempiaatje en naast de Chinese tempel deden we ons tegoed aan deze maaltijd. Heerlijk en met een tevreden gevoel begaven we ons ten slotte weer met de tram huiswaarts.
Hartjesdag op de Zeedijk, niet vergeten volgend jaar.