De bezienswaardigheden van deze wereld zijn minder ver weg dan je denkt
Een bezoek aan het Tropenmuseum stond al een tijdje op ons programma en geïnspireerd door een bijna zomers aandoende mooiweer-oprisping van de eerste novemberweek namen we gisteren de sneltram richting Linaeusstraat. Hoe lang was het geleden dat ik daar op bezoek was. Twintig jaar, veertig? Of was het in de tijd dat het nog Koloniaal Museum heette? Ik weet het niet meer. Lang geleden in ieder geval.
Even, voor ik losbarst, een kleine toelichting op wat dit museum te bieden heeft. Ze zeggen er zelf het volgende over: “Het Tropenmuseum bevat zowel traditionele als moderne (kunst)objecten, geluidsfragmenten en videobeelden en geeft een beeld van zowel de levende tradities als de geschiedenis van verschillende wereldculturen. Kern van het Tropenmuseum vormen de samengevoegde collecties van het 19e eeuwse Koloniaal Museum in Haarlem en de oude verzameling van het Ethnografisch Museum Artis.
De verzameling bevat ruim 175.000 voorwerpen en 80.000 historische foto’s. Naast schilderijen omvat het een collectie textiel uit Indonesië en vele objecten uit Nieuw-Guinea en Suriname.”
Een paar jaar geleden dreigde het Tropenmuseum gesloten te moeten worden omdat het Ministerie van Buitenlandse Zaken aankondigde zijn jaarlijkse subsidie per 1 januari 2014 te beëindigen. Op voorwaarde dat het museumdeel losgemaakt zou worden van het Koninklijk Instituut voor de Tropen werd vorig jaar een nieuwe subsidie verleend door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Tevens zou er een fusie moeten plaatsvinden met het rijksmuseum Volkenkunde in Leiden en het Afrika Museum in Berg en Dal.
Daarmee werd de continuering van het uit 1926 daterende museum aan de Linaeusstraat in ieder geval voor een aantal jaren verzekerd.
Wij stonden na een wandelingetje over de Plantage Middellaan voor de hoofdingang van het markante gebouw aan de Mauritskade. Die is echter bestemd voor het KIT. En tot voor kort ook voor de wereldwijd bekende bibliotheek die als gevolg van bezuinigingen inmiddels is opgeheven en verkocht aan een museum in Cairo. Stukje marktdenken in de praktijk?
Voor de ingang van het museum moet je aan de zijkant van het gebouw in de Linnaeusstraat zijn. Naast een tentoonstelling van Jasper Krabbé en een kunstinstallatie van Jompet Kuswidananto wachtte ons daar de vaste collectie uit de diverse tropische landen.
Binnen word je onmiddellijk overvallen door de talrijke decoraties en beelden die verwijzen naar de verschillende wereldculturen en de koloniale geschiedenis van ons land. Dat het gebouw bijna 90 jaar oud is merk je onmiddellijk aan de bouwstijl. Neorenaissance las ik ergens en als niet-deskundige heb ik geen reden om daar aan te twijfelen.
De Museumkaart gaf recht op gratis toegang en nadat we de jas hadden geparkeerd in de garderobe betraden we argeloos de grote zaal van het museum. De Lichthal stond op het plattegrondje dat we hadden ontvangen maar het was meer een toverachtig halfduister waarin we terecht kwamen. Bijzonder, ook al omdat ik het gevoel kreeg in een klap honderd jaar terug te worden gevoerd in de geschiedenis.
Op de middenvloer drie groepen figuren die elk een bepaald gevoel uitstraalden. Het bijzondere was dat de figuren geen lichaam hadden. Toch straalden ze gevoelens uit als discipline, uitbundige vreugde of grimmig verzet. De bedenker, Jampet Kuswidananto, een Indonesiër uit Yogyakarta, wil er het verhaal mee oproepen van mensen in een steeds veranderende cultuur die daardoor geen vaste identiteit, geen vaste rol in het dagelijks leven bezitten. Hij heeft zich daarbij laten inspireren door de geschiedenis van Java.
Een andere, afgeschutte, ruimte van de Lichthal geeft ruimte aan een tentoonstelling die is opgezet aan de hand van een idee van Jasper Krabbé. De kunstenaar mocht daarbij een duik doen in de depots van het museum en combineerde de stukken die hem inspireerde, met eigen werk. Je kunt nog tot 25 januari 2015 terecht om het verrassende effect van zijn keuze te bekijken.
Wij gaven ons na de koffie in restaurant Ekoko over aan de vaste tentoonstelling op de eerste verdieping en arriveerden in India, Zuidoost-Azië, Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea. Behalve in Nieuw-Guinea hebben we daar meermalen gereisd en het was meer dan alleen maar verrassend om te ervaren hoe het museum ons door het verre Oosten voerde, zonder de vermoeiende tien, vijftien uur vliegen die daar voor nodig zijn. Je kunt alleen op die afdeling al uren zoek brengen en dan wachten je nog West-Azië, Noord-Afrika, Latijns-Amerika, de Cariben, Afrika en de Muziekwereld op de tweede etage.
Daar waren we geeneens aan toegekomen, hebben we bewaard voor een volgend bezoek.
Ik bleef maar met een vraag zitten. Waarom zijn we daar niet eerder geweest? Komt dat door onbekendheid met wat er geboden wordt. Heeft het museum te weinig aan de weg getimmerd?
Zo’n initiatief als dat van Jasper Krabbé helpt daar in ieder geval bij. Samen met de plannen om het museum maar te sluiten werden wij er in ieder geval door getrickerd om een keer een bezoek te brengen.
En ook de lezers van dit verslag zijn nu gewaarschuwd. En onthoud vooral dat je niet zo ver hoeft te reizen om al die bijzondere dingen in al die verre landen te zien. Ze zijn vlak bij. Linnaeusstraat, 2.
12-11-2014