Die typische lucht van cacao
Zesentwintig december pas en om half tien ’s ochtends vriest het nog twee graden. Op de radio wordt door de omroeper van dienst net lekkerbekkend verteld over -5 tot -7 in het Oosten van het land. Wat moet dat straks worden als de winter echt z’n intrede doet? Siberisch koud waarschijnlijk. Het zou me niet verwonderen als dat gaat gebeuren want statistisch zijn we zo langzamerhand weer eens aan een pittige winter toe. Voetballen kunnen we verder tot medio april dus wel vergeten.Kortom, dit is echt weer voor een kolommetje over vroeger en de herinneringen staan al te dringen om zich een plaatsje te veroveren. Eigenlijk is het nog leuker om met wat leeftijdgenoten die ervaringen uit te wisselen. Over de jaren ’45 – ’45 in mijn geval. Over die tijd toen je bijvoorbeeld zelf leren noppen onder je kicksen moest timmeren. Over voetballen die nog met een veter werden dichtgeregen en over die wat zurige geur van het ledervet waarmee je die bal wekelijks insmeerde omdat anders het stiksel op de naden openbarstte. En zelfs dan was de levensduur van zo’n ‘echte leren bal’ vaak nog maar beperkt. Maar met een speciale rijgnaald en wat handigheid kwam je een eind in de levensduurverlenging.
Nu ik het toch over luchtjes heb. Dat doet me denken aan het straatvoetbal in die jaren.
Jopie C. beweerde een paar weken geleden in de Volkskrant (of was ’t Het Parool?) dat straatvoetbal niet meer bestaat. Dat de meeste jongetjes, die zich tegenwoordig voor voetbal bij een vereniging aanmelden, nog nooit een bal getrapt hebben. Dat leek en lijkt me wat overdreven. In de wijk, waarin ik woon zijn indertijd een paar trapveldjes aangelegd en daar zie ik de jeugd regelmatig met een bal in de weer. Nog nooit een bal getrapt? Ik kan het me nauwelijks voorstellen. M’n kleinzoon van ruim drie is nu al met z’n vader bezig. Nog niet buiten op straat maar binnenshuis wordt daar in ieder geval nu al de basis gelegd.
Mijn eerste voetbalpogingen dateren van vlak na de oorlog. Met wat jongens uit m’n klas op een groot stuk land achter het Amstelstation, waar later een serie flats is verrezen. Elke woensdag- en vrijdagmiddag zag het daar zwart van de jongetjes, die op geïmproviseerde veldjes hun partijtjes speelden. En zomers iedere dag na schooltijd zolang het licht was natuurlijk. Bestond er toen al zoiets als de jeugdcompetitie zoals we die nu kennen? Eerlijk gezegd weet ik het niet. Voetballen op die leeftijd deed je op straat met een tennisbal of op die stukken land aan de rand van de stad. Uren achter elkaar en voor m’n gevoel waren we nooit moe.
Er waren trouwens nog meer van die plaatsen. Ik woonde in die jaren in de Scheldestraat en bij het Scheldeplein hield de stad op. Op de plaats waar nu de RAI staat lag toen een groot stuk opgespoten land dat grotendeels met gras begroeid was. Aan één zijde lag een park, dat na afloop van de oorlog de naam van Irenepark kreeg. Ik herinner het me vooral door het grote kinderbad dat er in aangelegd was. Niet zo’n groot park overigens. Kleiner dan het Beatrixpark in ieder geval aan de andere kant van de Boerenwetering maar als tweede dochter heeft Irene het altijd al met wat minder moeten doen. Uiteindelijk is het opgeslokt door de zich uitbreidende stad.
Op dat stuk land bij de Scheldestraat zijn heel wat voetbalduels uitgevochten hoewel het veld door de vele hobbels en kuilen niet echt het meest geschikt was. Had wel wat weg van het huidige veld in de Arena.
De derde plaats die ik zeker niet mag vergeten waren de grasvelden, die achter het De Mirandabad in z’n toenmalige uitvoering lagen. Groot, vrij vlak en dus zeer gewild. Ik kan me nog goed herinneren hoe ik me op woensdag om twaalf uur na afloop van school naar huis haastte om m’n voetbalspullen op te halen. Gunde me nauwelijks de tijd om een paar boterhammen naar binnen te schrokken. De reden van al die haast was simpel. Degenen, die het eerst aanwezig waren op zo’n middag kozen het mooiste stuk veld uit. Daarna volgde de rest tot op een gegeven ogenblik alles bezet was.
De grenzen van de diverse veldjes waren uiteraard niet scherp afgebakend. Vaak liepen ze aan de zijkanten in elkaar over en er ontstonden nog wel eens ruzietjes als de spelers van verschillende partijen elkaar in de weg liepen. Maar meestal loste dat zich vanzelf op.
Altijd waren er discussies of een doelpunt zat of niet. Dat kwam omdat er geen echte doelen waren. Je maakte een goal van een paar stapeltjes kleren. Maar ja, ging die bal nou over de paal of niet? Nog moeilijker, was ie nou te hoog of niet? Naast voetballen leerde je ook argumenteren op zo’n middag.
Grootste probleem was als een bal in een sloot terecht kwam. Vooral bij het Amstelstation waren die nogal breed en je telde niet echt mee als je niet tenminste een keer in zo’n sloot terecht was gekomen bij je pogingen om een bal eruit te halen.
Maar wat hebben al die jeugdherinneringen nou met een bepaalde geur te maken? Had het iets met die prutsloten te maken? Nee dus hoewel die ook niet onaardig konden stinken. Nee, wat me in het bijzonder is bijgebleven is die typische lucht die bij het Amstelstation hing. Een geur die werd veroorzaakt door twee fabriekjes, die cacao verwerkten waardoor er altijd een ondefinieerbare zoetige chocoladelucht hing.
Ja ja, dat voetbal na schooltijd. Dat blijft voor mij altijd verbonden met die typische lucht van cacao.