111. De tour is dood
Het was zo’n regenachtige julimiddag waarop alleen het bezoek aan zo’n Amsterdamse kroeg nog redding kan brengen.
Het was zo’n regenachtige julimiddag die de mens overigens volgens milieu deskundologen aan zichzelf te danken schijnt te hebben en het terras van de Ingooi oogde als een plaats waar elk ogenblik het laatste oordeel voltrokken zou kunnen worden.
Een groepje in plastic verpakte jeugdige toeristen, op zoek naar een snuifje kruid waarvan je soms vliegnijgingen krijgt, schuifelde voorbij gevolgd door een oudere heer die z’n wandeling abrupt afbrak en na enig aarzelen Amsterdams oudste supporterscafé betrad. Hij was niet de enige bezoeker. Naast een aantal echtparen uit het Noorden van het land die zich hadden voorgenomen om een paar dagen gezellig in ’s lands hoofdstad door te brengen, hadden zich drie of vier mannen in een hoek bij het raam geïnstalleerd. Stamgasten waarschijnlijk waarvan er een met een blik vol verbazing in de richting van de net binnengekomen bezoeker wees. “Kijk nou toch eens wie daar binnenkomt,” bracht hij met moeite uit. “Gajus ouwe rover, waar heb jij gezeten man?”
Hij was niet de enige die verbaasd was. Een met Nico aangesproken lid van het clubje beijverde zich om een stoel bij te schuiven. “Jeetje, Gajus, da’s een tijd geleden dat je hier de laatste keer was. Frits, doe de man wat te drinken en schenk voor de rest ook meteen maar wat in. Wat zal het zijn, Gajus. Koffie of heb je liever wat sterkers?”
‘Iets sterkers?” zei de als Gajus aangesproken gast, die zich van z’n jas ontdeed terwijl z’n blik even naar de klok boven de bar dwaalde. “Is het daar niet nog wat vroeg voor maar vooruit, met dit weer mag het eigenlijk ook wel. Doe me maar een glaasje rood.”
Even werd er niet gesproken in de Ingooi en werd de stilte alleen verbroken door de raspende stem van Leonard Cohen, die na z’n uitverkiezing in Zomergasten met Take that Waltz niet meer van de radio is weg te slaan.
“Rustig hier,” zei de als Gajus aangesprokene die als eerste de stilte verbrak. “Waar is iedereen? Bram, Gijssie, Frans, Haagse Karel, meneer Piet? Zo lang is het toch niet geleden dat ik hier was. Van ’t voorjaar. Ja dank je wel Frits, Proost, Nico, mannen.”
Buiten striemde de regen voor de zoveelste keer deze dag tegen het raam van de Ingooi en in de hoek van de echtparen werd om de tijd te doden nog maar een rondje koffie met appelgebak besteld.
“Ja, wat wil je met dit weer, Gajus,” zei een van de mannen. “De hele stad is met vakantie naar het Zuiden getrokken en als toerist ga je ook niet echt voor je plezier de straat op.”
“Daar kan ik me iets bij voorstellen,” zei de man Gajus. “Maar waar is Bram?”
Dat raad je nooit klonk het in koor. Bram bleek in juni 60 jaar getrouwd te zijn en om dat te vieren hadden z’n kinderen hem verrast met een rondreis in Thailand.
“In Thailand,” kreet de man genaamd Gajus. “Thailand? Of all places, dat wordt z’n dood,” maar dat scheen allemaal wel mee te vallen want een als Hansie aangesproken persoon had nog gisteren met ome Bram gebeld en samen met tante Saartje bleek het verblijf in Thailand vooral uit genieten te bestaan. Wat Gajus trouwens van de tour dacht. Een voorzet voor open goal die door de aangesprokene gaarne werd ingekopt.
“De tour, mijne heren,” begon hij na enig keelschrapen, “de tour is al jaren dood. Net zoals het voetbal, honkbal, handbal of welke sport dan ook. Dat is geen verschijnsel van gisteren of verleden week maar jaren geleden begonnen toen de commercie zich met de sport ging bemoeien. Vanaf dat moment was het met de sport als spel gedaan. Afgelopen, finito. En de gevolgen zie je nu. De belangstellende toeschouwer wordt geconfronteerd met allerlei randverschijnselen. Bedrog, spelverruwing, omkoopschandalen en op de tribunes slaat de verhuftering meedogenloos toe. Doe de heren nog maar wat te drinken, Frits. Dan kunnen ze daarna gaan proberen om me te overtuigen dat ik ongelijk heb.
En zo gebeurde het dus. Ze kwamen er overigens niet uit maar daar ging het ook niet om. Maar dat de tour dood was daarover bestond geen verschil van mening. Hoewel, werd dat veertig jaar geleden ook al niet gezegd?
Gajus