14. De dikke man en de kunst
KUNST IS VOOR DE RIJKEN
DIE HEBBEN GELD WAARMEE ZE KIJKEN
Aan de toog van de Ingooi stond ook een middelbaar echtpaar, dat met zichtbare tegenzin een keus probeerde te maken uit de uitgestalde drankjes.
“Zaterdag moeten we weer met vakantie,” somberde de mannelijke helft van het middelbare echtpaar in de richting van de Dikke Man, die met een dromerige blik terugdacht aan betere tijden.
“Weer met vakantie,” beaamde de vrouwelijke helft van het middelbare echtpaar. “Maar we zien wat op tegen dat stuk rijden naar Frankrijk.”
“Waarom blijft U dan niet gewoon in Nederland?” hoorde de Dikke Man zich tot z’n eigen verwondering vragen.
“Dat wil ik u natuurlijk wel even uitleggen,” schoolmeesterde de mannelijke middelbare helft.
“Maar mag ik u dan eerst wat te drinken aanbieden?”
“We hebben al besproken, in Frankrijk,” zei de middelbare vrouwelijke helft nu op vertrouwelijke toon tegen de Dikke Man.
“Al besproken,” viel de man haar bij.
“Om te gaan schilderen,” fluisterden ze nu getweeëlijk in koor.
KUNST IS VOOR DE RIJKEN
DIE HEBBEN GELD WAARMEE ZE KIJKEN
dichtte de Dikke Man en proostte met het inmiddels aangedragen drankje in de richting van het Middelbare Echtpaar.
“Gaat u ook met vakantie?” moederde de vrouwelijke helft van het middelbare echtpaar. “U ziet er zo moe uit.”
“Ach,” zei de Dikke Man wat vriendelijker dan hij het eigenlijk bedoelde.
“Vakantie. Ik heb pas echt vakantie als iedereen met vakantie is.”