27 jun 2018

Na afloop van de oorlog 40-45 ontstond er al snel behoefte om een onderscheiding toe te kennen aan burgers, die in het verzet tegen de Duitse bezetter op bijzondere wijze hun moed hadden getoond. Hoewel er al civiele onderscheidingen bestonden evenals militaire onderscheidingen achtte de regering de instelling van een bijzonder decoratiestelsel voor het verzet nodig. In een aantal andere landen dat in een soortgelijke situatie verkeerde, was men er inmiddels al toe overgegaan om voor verzetsdaden een bijzondere dapperheidonderscheiding uit te reiken.

Er werd daarom een Raad voor Onderscheiding en Eerbetoon opgericht die als opdracht kreeg om een voorstel voor een bijzondere civiele onderscheiding uit te werken, die naast de Militaire Willemsorde, de Bronzen Leeuw, het Bronzen Kruis, het Kruis van Verdienste en het Vliegerkruis zou bestaan. Dat gebeurde dus, in overleg met veel instanties waaronder de Grote Adviescommissie der Illegaliteit.
Het heeft daarna heel wat voeten in aarde gehad voordat tot de instelling van een Verzetskruis werd besloten. Vooral de keuze om deze onderscheiding zowel aan nog levende personen uit te reiken als aan mensen die gevallen waren in het verzet, was een breekpunt.
Hoe het ook zij, op 29 april 1946 deed de regering een daartoe strekkend voorstel aan koningin Wilhelmina toekomen en ondanks verzet van onder meer de top van de Landelijke Knokploegen (LKP) tekende zij dit besluit. Hierbij werd het Verzetskruis met de Militaire Willemsorde de hoogste dapperheidonderscheiding die Nederland kent.
Toen de regering op deze wijze dus had besloten tot de instelling van het verzetskruis, kwam het probleem van de voordrachten aan de orde. Volgens goed Nederlands gebruik moest daarover een brede commissie beslissen die in z’n voorstel daarover het volgende aan de regering rapporteerde:
“Bij de voordracht is getracht alle aspecten van het verzet te betrekken. Zo vindt men naast geestelijken, hoogleraren en medici, drukkers en uitgevers, ook een koerierster op de lijst, terwijl naast de verzorgingsgroepen en de grote verzetsorganisaties, ook de meer specifieke groepen als de persoonsbewijscentrale, kunstenaarsverzet, verzet onder politieke gevangenen, niet zijn vergeten. Ook de verschillende schakeringen van de illegale pers komen op de lijst voor”.
Ik ben in het bezit van een boekje waarin het bovenstaande uitgebreid staat beschreven. Bovendien is daarin een lijst opgenomen van alle personen waaraan deze onderscheiding werd toegekend met een korte beschrijving van hun levensloop.
In totaal werd het verzetskruis 94 maal uitgereikt waarvan 93 maal postuum.
Bij het schrijven van dit hoofdstuk heb ik het boek weer eens doorgebladerd. Ik moet bekennen dat de meeste namen me weinig meer zeiden maar bij mensen als Campert (vader van Remco), Bernard IJzerdraat, Wiardi Beckman, Johannes Post en nog wat anderen was daar meteen weer de flits van herkenning.
Van het communistisch verzet werden drie personen voorgedragen te weten L. Jansen, G.W. Kastein en J.J.(Hannie) Schaft.
De onderscheiding werd voor de laatste maal toegekend in 1955 aan Bernard IJzerdraat, de grote man van het Geuzenverzet.

De uitreiking van de eerste serie onderscheidingen vond plaats in het Paleis op de Dam op 9 mei 1946. Als directe nabestaande was m’n moeder daar uitgenodigd en samen met een vijftigtal anderen kreeg zij het kruis overhandigd door koningin Wilhelmina.
Ik heb een paar afdrukken van de correspondentie uit die dagen bijgevoegd.


[begin]