7. Rondje ronde huizen
Het is mooi weer, we ontbijten buiten en genieten de rest van de dag van de omgeving
Het idee om huizen met een binnenplaats te bouwen is van alle tijden. Meestal gebeurt dat in een carrévorm. Het voordeel van zo’n bouwwijze is duidelijk, het verschaft de bewoners de mogelijkheid om hun woonplaats in te richten als een fort dat bescherming kan bieden tegen bezoekers met verkeerde bedoelingen .
De Chinezen in Yongding vonden dat laatste aspect eeuwen geleden ook wel aantrekkelijk maar ze gingen verder dan de geijkte vorm en afmetingen. Zij gaven de voorkeur aan een ronde vorm, een gesloten ring van woningen gebouwd rondom een grote binnenplaats. Dergelijke gebouwen bezaten zoveel ruimte dat er meerdere families in konden wonen. Honderd, tweehonderd, desnoods driehonderd mensen. Om de mogelijkheden te vergroten gingen ze ook de hoogte in en zo ontstonden er grote, ronde, gebouwen. Je zou ze bijna flats noemen met hun drie, soms vier verdiepingen.
De buitenzijde opgetrokken uit metselwerk, bijna zonder openingen op een of twee toegangspoorten na. De binnenzijde grotendeels gemaakt van hout. Koken, opslag van materiaal, hokken voor de dieren bevonden zich daarbij op de begane grond en de onderste verdieping. Wonen en slapen gebeurde boven.
Honderden van dergelijke woningen zijn op deze wijze gebouwd en worden voor een groot deel nog bewoond.
Het plezierige is dat deze bezienswaardigheid, want zo mag je het rustig noemen, nog maar nauwelijks door bezoekers uit het Westen ontdekt is. Wel door het zich langzamerhand aardig uitbreidende Chinese toerisme. Die kom je dan ook regelmatig tegen. Chinezen die behoren tot de financieel goed boerende bovenlaag; die zich een eigen auto kunnen veroorloven en als toerist in eigen land rondtoeren.
Wij bezoeken ook vandaag een van die huizen, een groot exemplaar dat er op het eerste gezicht wat welvarender uitziet dan de huizen die we gisteren bezochten. Ons bezoek is een verzetje voor de bewoners en het Nihou als begroeting is niet van de lucht.
Wat is het in dit land toch een wonderlijke mengeling van tegenstellingen. De woonvertrekjes in zo’n huis mogen dan klein zijn, er is wel elektriciteit en een grote kleuren-tv is ook prominent aanwezig. Verder ontbreekt echter iedere luxe. Misschien is het wel zo dat het de mensen ook niet echt interesseert, het leven speelt zich hier voor een groot deel buitenshuis af.
Wateraansluitingen zijn er alleen op de begane grond, op de binnenplaats. Ik zie een aantal kranen maar er zijn ook nog waterputten in gebruik. Beneden worden ook de maaltijden klaargemaakt en gekookt.
We delen wat pennen, poppetjes en andere speelgoedjes uit aan een groepje kinderen dat met ons meeloopt. Om een of andere reden zijn ze niet naar school. Niet omdat die in deze plaats ontbreekt want elk dorp is op z’n minst voorzien van een Lagere School en de wat grotere plaatsen ook van een Middelbare School. Maar misschien is de Chinese juf ziek of vergadert de lerarenstaf over een nieuw tienjarenplan voor het onderwijs. Leren neemt in China in ieder geval een belangrijke plaats in en in het dorp bij ons ‘hotel’ zag ik een meisje dat bezig was om haar huiswerk te maken. Razendsnel vloeiden de Chinese karakters uit haar pen. Aan de afbeeldingen in haar leerboek te zien ging het over de opiumoorlogen. Voor de geïnteresseerden laat ik hier een kort stukje tekst over de achtergrond van deze zaak volgen.
OPIUM
1839-42 and 1856-60, two wars between China and Western countries. The first was between Great Britain and China. Early in the 19th cent., British merchants began smuggling opium into China in order to balance their purchases of tea for export to Britain. In 1839, China enforced its prohibitions on the importation of opium by destroying at Guangzhou (Canton) a large quantity of opium confiscated from British merchants. Great Britain, which had been looking to end China’s restrictions on foreign trade, responded by sending gunboats to attack several Chinese coastal cities. China, unable to withstand modern arms, was defeated and forced to sign the Treaty of Nanjing (1842) and the British Supplementary Treaty of the Bogue (1843). These provided that the ports of Guangzhou, Jinmen, Fuzhou, Ningbo, and Shanghai should be open to British trade and residence; in addition Hong Kong was ceded to the British. Within a few years other Western powers signed similar treaties with China and received commercial and residential privileges, and the Western domination of China’s treaty ports began. In 1856 a second war broke out following an allegedly illegal Chinese search of a British-registered ship, the Arrow, in Guangzhou. British and French troops took Guangzhou and Tianjin and compelled the Chinese to accept the treaties of Tianjin (1858), to which France, Russia, and the United States were also party. China agreed to open 11 more ports, permit foreign legations in Beijing, sanction Christian missionary activity, and legalize the import of opium. China’s subsequent attempt to block the entry of diplomats into Beijing as well as Britain’s determination to enforce the new treaty terms led to a renewal of the war in 1859. This time the British and French occupied Beijing and burned the imperial summer palace (Yuan ming yuan). The Beijing conventions of 1860, by which China was forced to reaffirm the terms of the Treaty of Tianjin and make additional concessions, concluded the hostilities
Een stukje geschiedenis waarop we niet echt trots behoeven te zijn, daarom maar weer snel terug naar het grote ronde huis waarin we ons bevinden.
De binnenplaats is bijna helemaal volgebouwd. Met opslagplaatsen voor hout, oud meubilair, landbouwtoestanden etc. Verder met een paar huistempeltjes, wat varkenshokken. Toiletten, die bestaan uit een hok met planken en een gat. Een opschrift boven de deur is niet nodig, je hoeft je neus maar te volgen. Kippen en eenden scharrelen overal rond en zoeken hun kostje op tussen huisvuil en voedselresten.
Eten speelt hier een grote rol, denk ik. Je ziet altijd wel iemand met een kom rijst waaruit hij of zij aan het eten is. En ook altijd mannen of vrouwen, die onderweg naar huis zijn met groente, een stuk vlees of een kip.
Het is hier trouwens een echte landbouwstreek, rijst, groenten ia allerlei soorten en fruit. De favoriet van de streek, een op een grote tomaat lijkende vlezige vrucht zie je overal in de zon liggen. Op grote plateaus om te drogen. Voordat het zo ver is moeten ze eerst geschild worden en dat gebeurt met de hand. Kist na kist met vruchten passeert de schillende handen van meisjes, vrouwen en mannen die daar de hele dag mee bezig zijn. Tijdens de oogsttijd dan weliswaar.
Wat kan ik nog meer over deze streek vertellen? Het ziet er allemaal zo vredig en rustig uit. Met kindertjes die er redelijk en kleurig gekleed uit zien. Met opa�s en oma�s die je vol trots hun kleinkinderen tonen en hun breedste lach laten zien als je even aandacht aan dat kind besteedt. Met een vrouw die even de tijd neemt om bij een klein altaartje in een dorp wat neer te leggen. Een appel, wat rijst, wat brandende wierook, een paar Yuans. Om de Goden gunstig te stemmen en geknield prevelt ze daarna een kort gebed.
Het oude huis waarin een oude man bezig is om rijstbrandewijn te stoken. Vriendelijk lachend toont hij ons de apparatuur waarmee de distillatie plaatsvindt. En ik mag even een slokje proeven. Zeker 35 % maar toch mild van smaak. Zou dit een clandestiene stokerij zijn, oogluikend toegestaan door de Chinese overheid? Ik weet het niet, vind het ook niet zo belangrijk om te weten.
In het eethuis waarin we ’s middags eten worden we als belangrijke gasten begroet. En als we na afloop van de maaltijd weer vertrekken worden we door de eigenaar, z’n vrouw, kinderen en het voltallige personeel uitgewuifd.
Deze bergachtige streek die doorkruist wordt door kleine riviertjes, ziet er in de zon kortom zo lieflijk uit dat het me eigenlijk beter lijkt om er niet te veel over te vertellen. Gewoon stilhouden de plaats om te voorkomen dat het er over een paar jaar overstroomd wordt door hordes westerse toeristen; over zwijgen dus voor de rijstvelden plaats moeten maken voor onafzienbare parkeerpleinen. Want zo gaat dat al te vaak.