3. De strijd om het verhaal over de Februaristaking
Rond de jaren 50 verdwenen de namen van Jansen en Dieters uit de publiciteit. In de Waarheid werden ze alleen nog maar genoemd als er verwezen werd naar het driemanschap de Groot-Dieters-Jansen. Bij de jaarlijkse herdenking van de Februaristaking kom ik de naam van Lou Jansen niet meer tegen.
De reden van deze verdwijning wordt in een aantal boeken genoemd en heeft betrekking op de bekentenissen die Jansen en Dieters na hun arrestatie in 1943 hadden afgelegd. Zie ook de publicaties in de kranten d.d. oktober 1943 in hoofdstuk 1.
Al vrij snel na afloop van de oorlog speelde de CPN met verve in op de hoofdrol die ze tijdens de Februaristaking in 1941 hadden gespeeld. Aanvankelijk werd deze gebeurtenis in goede samenwerking met andere partijen jaarlijks in Amsterdam herdacht. Toen de koude oorlog zich aankondigde kwam daar een einde aan en vonden er op een gegeven moment zelfs twee herdenkingen plaats. Tevens werd een verzoek van het bureau voor oorlogsdocumentatie eind jaren veertig aan de leiding van de CPN om mee te werken aan een publicatie over de gebeurtenissen in 1941 afgewezen.
Enige tijd daarna werd Jaap Brandenburg, een van de leidende CPN-figuren, benaderd door Ben Sijes van het bureau voor oorlogsdocumentatie. Deze toonde hem documenten die betrekking hadden op het verhoor van Jan Dieters en Lou Jansen door de SD. Daaruit bleek dat beiden zich van hun communistische idealen had gedistantieerd en gegevens over de partijorganisatie en bijbehorende namen hadden prijsgegeven. Gegevens waarop de CPN uit publicitair oogpunt niet zat te wachten.
De letterlijke tekst in het verhoorverslag van Lou Jansen luidde als volgt:
“Ich bin der Ansicht dass alte und ehrlich gemeinte Idealen auf andere Weise verwirklicht werden müssten.
Auf dieser Erknntniss , dass der vom Kommunismus eingeschlagene Weg falsch und gefährlich ist, habe ich mich entschlossen, dieses umfassende Geständnis abzulegen in der Hoffnung, damit manches wieder gutmachen zu kônnen.
Aufgabe der deutschen Behörden ist es jetzt, meine Taten zu beurteilen und das Mass meiner Strafe fest zu setzen.
Ich bin mir bewusst, dass ich die Folgen meiner Handlungen zu tragen habe.
Meine Hoffnung ist jedoch, dass ich der Menschheit und Arbeiterschaft weiter dienen kann”.
De auteurs van geraadpleegde boeken (Zie betreffende pagina’s) menen dat Brandenburg en de Paul de Groot daarna in onderling overleg hebben besloten om het gebruik van de namen van Jansen en Dieters voor ledenwerfacties e.d. te beëindigen. De historie zoals die in CPN-kringen bekend was, werd verder aangepast in die zin dat niet Lou Jansen maar Paul de Groot initiatiefnemer van de staking was geweest en het beroemde manifest “Staakt, staakt, staakt” had geschreven.
Zonder medewerking van de CPN ging Ben Sijes verder met het boek “De Februaristaking 1941” dat in 1954 verscheen. Dat week uiteraard af van de CPN-versie van het verhaal.
Ik heb knipsels waarin het voorgaande wordt beschreven, uit de volgende boeken opgenomen:
Dwars, duivels en dromend door Ger Verrips zie blz. 300
De man (Paul de Groot) die de weg wees door J.W.Stutje zie blz. 321
De Comm. Partij van Nederland in oorlogstijd door Frits Reuter
De bezetting door Lou de Jong
De strijd om de Februaristaking door Annet Mooy zie blz. 100
Partij in verzet door Hansje Galesloot/Susan Legene
Het boek van Sijes is niet in mijn bezit. Ik heb het wel gelezen en afgezien van details bevat het geen gegevens die afwijken van het voorgaande.
Een beknopte weergave van de bekentenissen van Lou Jansen en Jan Dieters wordt in voorgaande knipsels beschreven. Over het waarom van hun verklaringen kan je slechts gissen. Uit de op het NIOD aanwezige dossiers valt af te leiden dat er tijdens de verhoren een verandering In hun opstelling moet hebben plaatsgevonden. Zie hoofdstuk 1. Daarbij mag je rekening houden met het feit dat de drie voorgaande jaren door de vrees voor ontdekking al een stevige aanslag op hun incasseringsvermogen hadden gedaan.
Hoe de twee mannen werden opgepakt door de SD en de merkwaardige rol daarbij van Paul de Groot volgt in deel 4 van het verhaal met het proces tegen Vosveld in ‘52-‘53 in het afsluitende deel 5.
Als aanvulling nog wat bijzonderheden over het voorgaande.
In 1986 is er een boek van H.Galesloot en S.Legêne verschenen onder de naam ‘partij in het verzet’ met als ondertitel De CPN in de tweede wereldoorlog.
Hierin worden voor zover mogelijk de gebeurtenissen in de oorlog juist beschreven. Ik kan me nog herinneren dat Fred en Son naar aanleiding van dat boek contact hebben gehad met mensen waar Lou Jansen tijdens de onderduikperiode de nacht doorbracht als hij in Amsterdam verbleef. Dat waren oude kennissen van voor de oorlog.
Het boek is nog verkrijgbaar via internet op de tweede hands markt en ik heb het zelf via die route aangeschaft.
Recensie: Van vele kanten is dit boek lof toegezwaaid en terecht. Het is wel aangemerkt als mogelijk begin van de “emancipatie van de geschiedschrijving van het communisme”. De beide historica zijn afgestudeerd op scripties over de CPN in de eerste, resp. de laatste oorlogsjaren. Dat heeft als basis gediend. Zij wilden breken met het dogmatische geschiedbeeld dat sprak uit veel communistische teksten. Het is een goed leesbaar werk geworden over 5 jaar communistisch verzet in al zijn facetten. Over de eerste maanden, waarin een aarzelende, onduidelijke houding werd ingenomen; de Februaristaking tegen het wegvoeren van joodse landgenoten; de militaire sabotage; de bedrijvenstrijd; de acties tegen de arbeidsinzet enz. De geschiedenis van vrouwen is daarbij gelukkig niet vergeten. Het is vooral de illegale Waarheid geweest waaromheen zich het verzet van de communisten formeerde. De illegale krant speelt dan ook een centrale rol in dit boek dat in elke bibliotheek thuishoort.
Wat me wel altijd heeft bevreemd is dat mevrouw Versteegh (tante Mieke), m’n moeder en m’n broer (Fred) al betrekkelijk snel – na een paar maanden – weer werden vrijgelaten.
Overigens hadden de laatste twee later allebei een slot op de mond waar het die periode betrof.
Van tante Mieke weten we dat ze nog veel meer onderduikers voor een langere of korte periode onderdak verschafte in de villa Calluna Alba. Of dat ook bij de Duitsers bekend was weet ik niet.
Ik heb me daarom wel eens afgevraagd of die volledige bekentenissen van Lou Jansen en Jan Dieters de prijs waren voor het vrijlaten van tante Mieke, ma en Fred. Maar dat zijn slechts gissingen.
De in het boek van Galesloot genoemde Jo en Elske de Smit waren twee leden van de CPN waarmee m’n ouders voor de oorlog goed bevriend waren. Ze woonden aan de Westlandgracht in Amsterdam West.
Ik kan me nog wel herinneren dat m’n jongste broer (Loek) en ik voor de oorlog wel eens ‘s middags met m’n moeder op visite gingen naar een adres aan die gracht. Het was toen de rand van de stad. Daarachter begonnen de weilanden. Heel goed mogelijk dat we naar de familie de Smit gingen.
Als ik me goed herinner vertrokken we eind juli vanuit hun huis – nadat we daar een nacht geslapen hadden – naar Appelscha in Friesland.
Van het driemanschap de Groot-Dieters-Jansen was Lou Jansen de contactpersoon voor Amsterdam. Als hij als gevolg daarvan tijdens de onderduikperiode een aantal dagen in Amsterdam verbleef ‘logeerde’ hij bij de familie de Smit op de Westlandgracht.
Dit wordt in het boek van Stutje beschreven en ook in het boek van Galesloot en Legêne. Hoe Lou Jansen er als gevolg van voortdurende druk waaraan hij was blootgesteld steeds slechter uitzag. Ik kan me zelf nog herinneren hoe hij Bismut moest slikken tegen de maagklachten.
Ik weet dat m’n jongste zuster (Sonja) het boek van Galesloot en Legêne direct had gekocht nadat het was uitgekomen. Of Fred het gekocht had weet ik niet. Maar een van de twee moet getrickerd zijn door de beschrijving van de rol van de familie de Smit. Het moet vrij snel na het verschijnen van het boek zijn geweest dat ik er bij was dat ze vertelden dat ze bij Jo en Elske waren geweest. Mogelijk was dat bij een verjaardag van m’n moeder. Maar het is maar een detail en speelt in het verhaal geen rol.
In het Verzetsmuseum in Amsterdam kom je de namen van Jansen en Dieters niet tegen.
Eind 2011 kwam ik in contact met een oud-journalist in Hilversum. Een buurman van m’n zwager en schoonzus. Leeftijdgenoot en dan kom je al gauw te spreken over de oorlog 40-45.
Hij kende de mensen van het Verzetsmuseum, had daar wel eens een opdracht voor uitgevoerd, en wist dat er in 2013 een speciale tentoonstelling zou plaatsvinden over het kind in de oorlog. Had daar al zijn eigen ervaringen gedeponeerd en stelde voor dat ik dat ook zou doen. Met name wat ik in “Voor ik het vergeet” heb vastgelegd.
“Ik geef ze meteen je E-mailadres en je gegevens door, dan zullen ze je ongetwijfeld benaderen.”
Dat was begin 2012. Hij stuurde me een kopietje van z’n bericht aan Karen Tessel van het Verzetsmuseum.
En daarna zal je vragen? Ik vernam niets van het Verzetsmuseum. Nog geen berichtje dat ze een andere groep kinderen op het oog hadden of iets dergelijks.
Een soortgelijke ervaring als m’n schoonzuster had bij haar brief aan het NIOD. Men neemt om welke reden dan ook niet de moeite om te antwoorden.
Toen ik een jaar later daarover een mailtje aan het Verzetsmuseum stuurde ontving ik antwoord waarbij zij zich excuseerden dat ze niets van zich hadden laten horen. De betreffende Emails zouden zijn zoekgeraakt.
De bijlagen:
Opmerking: U kunt de bijlagen lezen door er 1 maal op te klikken met de muis
Uit Ger Verrips Dwars en duivels
Uit Annet Mooy De strijd om de februaristaking
Uit J.W.Stutje De man die de weg wees
DE MOEILIJKE JAREN VAN DE OORLOG I94O-I945
1e bestaan van de partij beschermen, anderzijds verdedigde hij vanaf de zomer van 1939 het Molotov-Von Ribbentrop-pact dat de tegenstander meer dan ooit aangreep om tot een verbod te komen. Toen het sociaaldemocratische colportageblad Vrijheid, Arbeid, Brood waarschuwde dat de CPN bij een Duitse aanval een greep naar de macht zou doen, spoedden de kamerleden De Visser en Wijnkoop zich naar minister-president De Geer om de “verdachtmaking” tegen te spreken. De CPN verklaarde onder alle omstandigheden de democratie te zullen verdedigen en op te komen voor herstel van de grondwettelijke vrijheden. Het legale voortbestaan vroeg van de communisten omzichtigheid, ook in het leger.
In 1947 noteerde Friedl Baruch in een nooit gepubliceerd scholingsboek dat De Groot in april 1940 met de Generale Staf een overeenkomst sloot waarin de CPN beloofde het leger geen afbreuk te doen. De majoor Van Rossum, De Groots gesprekspartner, zou toen als “zijn mening te kennen hebben gegeven dat Het Volksdagblad inderdaad als een Nederlands orgaan schreef.”
Of de overeenkomst nu wel of niet gesloten is, De Groots oogmerk was duidelijk: krant noch partij mocht in gevaar gebracht worden. “Op vele pagina’s” van Het Volksdagblad, sneerde het sociaaldemocratische dagblad Het Volk, kon men “onmiddellijk aanwijsbare plekken vinden waar Paul de Groots overvoorzichtige beleid op het laatste ogenblik nog stukjes lood deed wegsteken, inschriften uit tekeningen deed verwijderen, een gevaarlijke kop of iets dergelijks liet wijzigen”. Jan Dieters tekende voor de overijverige correctuur. Ondanks de voorzichtigheid werd de partij vlak voor en tijdens de oorlogsdagen door repressie getroffen. Openbare vergaderingen werden verboden, zo’n tachtig CPN-functionarissen op vier mei gearresteerd. Het Volksdagblad kreeg een verschijningsverbod.
Het isolement, de legale opstelling van de leiding en de gesignaleerde penetratie van de Gestapo roepen de vraag op wie beter was voorbereid op de mogen we partijdocumenten geloven – onvermijdelijke confrontatie? Aan de vooravond van de Februaristaking zond Berlijn aan het Einsatzkommando te Den Haag een lijst met namen van maar liefst 800 CPN-functionarissen. Velen beantwoordden aan het profiel van het typische CPN-kaderlid van voor de oorlog. Een dertig- tot veertigjarige gehuwde man met kinderen, arbeider en, zoals gezegd, sinds jaren werkloos en nooit eerder lid geweest van een partij; velen waren zelfs geen vakbondslid. Ze vormden de kern van de illegale partij en maakten zo’n 25 tot 30 procent van het vooroorlogse ledenbestand uit. Het leven in de partij compenseerde de dagelijks ervaren nietigheid. De werkloosheid zonder vooruitzichten en het machteloze individuele protest schenen opgeheven te worden in een radicaal alternatief, dat tegelijk hoop en revanche was en dat des te meer, naarmate de partij door eenheid en discipline
159 9
DE MOEILIJKE JAREN VAN DE OORLOG I94O-I945
behoorde tot de eersten die begin juni 1940 door de Duitsers gearresteerd werden. “Niemand van ons begreep waarom,” herinnerde zijn vriend en partijgenoot Joop van Santen zich. Herman had zijn been gebroken bij een motorongeluk en Engel Verkerke had Herman met een bakfiets uit het ziekenhuis gehaald. Engels moeder vroeg Herman naar hun huis te vervoeren omdat zij bang was dat hij als jood gevaar liep. Herman wees het aanbod zorgeloos van de hand want “communisten liepen geen gevaar”.
“Wij zijn neutraal en moeten ons gewoon zo legaal mogelijk gedragen.” De agressie ging uit van de geallieerden en niet van de Duitsers. Pas ver na de oorlog vernam Joop van Santen waarom Herman zo vroeg gearresteerd was.
Jaap Brandenburg vertelde hem dat Herman in België ten behoeve van de Sovjets gespioneerd had. De Kat behoorde tot de inlichtingen- en sabotagegroep van Ernst Wollweber, waarvan een West-Europese tak onder leiding van Joop Schaap in de Rotterdamse en Amsterdamse haven actief was. Een drietal leden werd op 1 mei 1940 samen met achttien NSB’ers op last van de regering geïnterneerd en tijdens de Duitse inval naar Calais vervoerd. Daar werden ze op 26 mei aan de Gestapo overgedragen. Een van hen, Adriaan Johannes Fey, een lasser die sinds 1921 partijlid was, bleek bereid met de Duitsers samen te werken. Hij bracht de Gestapo op het spoor van de meeste Nederlandse medewerkers van het Wollweber-apparaat. Dat ze na september 1939 voorbereidingen troffen voor sabotage op Franse en Engelse schepen, maakte hun vervolging voor de Gestapo niet minder dringend.35
EEN VERTREK DAT NIET DOORGING
De dagelijkse leiding kwam in januari 1940 in handen van De Groot, Jansen en Dieters: een ervaren en door Moskou gezegende vakbondsman en publicisten twee harde werkers uit de werklozenbeweging. De rol van Beuzemaker, Schalker en De Leeuw was uitgespeeld. Maar hun ideeën bleven in meer of mindere mate tot uitdrukking komen in het optreden van Daan Goulooze, de chef van de partijbeveiliging en vanaf 1935 de organisator van de Nederlandse afdeling van de OMS (de Russische afkorting voor de afdeling voor internationale verbindingen van de Komintern). Na de Duitse inval zou Gouloozes bemoeienis met de partij intensiever worden.
In maart 1940 berichtte het secretariaat aan Moskou: “Partij erop bedacht dat haar legale bestaan bedreigd wordt. Direct na het uitbreken van de oorlog tot maatregelen besloten ter beveiliging van het werk. Tengevolge van slecht werk van het secretariaat verliepen maanden zonder dat iets gedaan werd terwijl Beuzemaker zijn hyper legale methode zorgeloos kon voortzetten.” Inmiddels, stelde het secretariaat gerust, was de schade hersteld: “Er zijn maatregelen getroffen om het werk in de belangrijkste bedrijven en centra, het
DE MOEILIJKE JAREN VAN DE OORLOG I940-I945
De toestand van haflegaliteit bood de Duitsers een uitgelezen kans hun speurwerk te verdiepen en via CPN-kanalen op de Duitse communisten te jagen..
Het was een van de overwegingen om niet onmiddellijk tot een partijverbod over te gaan. Vanaf 25 juni, kort na het verschijnen van het gewraakte nummer van Politiek en Cultuur, vonden massale arrestaties plaats onder de emigranten en hun helpers. Zo’n 250 mannen en vrouwen, onder wie “der aus Deutschland geflüchtete Jude Friedrich Baruch”, werden opgepakt en naar Duitsland weggevoerd. Na deze “fast restlosen Saüberung Hollands vom deutschen politischen Emigrantentum” werd nog geen maand later de
partij verboden. Vier dagen na de arrestaties telegrafeerde Goulooze op persoonlijke titel aan Moskou: “Partei Zeitung verboten. Viele Emigranten und hollandischee Funktionaren in Emigrations Arbeit tatig verhaftet.” Het was een sobere mededeling met een vernietigend oordeel. Niet alleen schoot het illegale werk tekort, met het publicatieverbod van Het Volksdagblad had ook de legale koers gefaald. Enkele dagen eerder had De Groot nog triomfantelijk aan Moskou laten weten: “Tageszeitung freigegeben. Alle Ausgaben Partei und Jugend wieder erschienen. Planen grosze Kampagne Verlag mit neues Buch auslese Stalin Werke.”
Gouloozes tussenkomst bij Clement en het EKKI liep uit op een maandenlange machtsstrijd. De Groot trachtte Goulooze opzij te schuiven en deze drong op zijn beurt op de vervanging van De Groot aan.
Begin juli kwam het partijbestuur voor de tweede keer bijeen, opnieuw in gebouw Parlando op het Frederiksplein. Het Volksdagblad was verboden en men hield rekening met een spoedig partijverbod. Besloten werd om de partij te ontbinden, de gebouwen te ontruimen en maatregelen te treffen om een ondergrondss voortbestaan van de partij te waarborgen. Het driemanschap wees een achttal instructeurs aan om de districten te begeleiden in de ombouw naar de illegaliteit.
Op 20 juli 1940 werden de CPN en haar nevenorganisaties verboden. Om halfelf verscheen de Sicherheitsdienst (SD), met tien agenten van de Amsterdamse gemeentepolitie bij het partijbureau op het Frederiksplein om aan de per koerier uitgenodigde Jan Dieters, Ko Beuzemaker en Paul de Groot de beschikking van Seyss-lnquart over de aanstelling van Rost van Tonningen als commissaris van de CPN voor te lezen en vervolgens het gebouw te sluiten.
Tezelfdertijd werden ook de partijkantoren buiten Amsterdam en die van de Vereniging van Vrienden van de Sovjet-Unie, De Nederlandse Jeugd Federatie(NJF) en werklozenvereniging Eendracht Maakt Macht (EMM) gesloten.
De ‘uitgenodigde’ CPN-functionarissen verschenen niet.
DE MAN DIE DE WEG WEES
Uit onderzoek door de politie bleek dat Beuzemaker enkele dagen op fietstocht was, de verblijfplaats van Dieters onbekend was en De Groot zijn woning, Amstellaan 9, had verlaten. Ook Wijnkoop, Alex de Leeuw en Leen Seegers waren met onbekende bestemming vertrokken. Klaarblijkelijk kwam de actie niet als een verrassing. Veel interessant materiaal leverde de inval de politie niet op. Van Duitse zijde werd vastgesteld dat “die Aktion gegen die CPN nur bedingt als erfolgreich bezeichnet werden kann”. Maar eerder optreden was om politieke reden uitgesloten geweest.
De volgende dag kwamen de nu illegale partijbestuurders bijeen in het gebouw van de ‘Odd Fellows’ aan de Keizersgracht. Behalve het driemanschap waren daar onder anderen Piet Vooren, Joop Geerligs, Gerrit van den Bosch, Jaap Brandenburg, Jan Janzen en Anton Struik. De bijeenkomst werd door in de omgeving verdekt opgestelde partijgenoten beveiligd. Het werd de laatstee zitting van de leiding in uitgebreide samenstelling. De Groot, Dieters en Jansen verdeelden de taken zo dat De Groot de algemene leiding nam en verantwoordelijk werd voor publicaties, terwijl beide anderen de taak kregen om het instructiewerk te organiseren, Jansen in Amsterdam, Dieters in de overige districten. Na de vergadering vertrok het driemanschap uit Amsterdam en dook onder in verschillende delen van het land. De Groot in het zuiden, Dieters rond Apeldoorn en Jansen in het noorden. Via de koeriers Gerrit van den Bosch en Sem Lobo hielden ze met elkaar en de instructeurs contact.
De onderduik van Jansen in het noordelijke Appelscha, Dieters in Deventer-
168 8
DE MOEILIJKE JAREN VAN DE OORLOG I94O-I945
met de andere leden van het driemanschap. Met Jansen en Dieters kwam De Groot regelmatig samen in Amersfoort of in Deventer bij de zuster van Dirkjee Mandemaker, die sinds 1938 een verhouding met Jan Dieters had. Bij deze zuster, geen partijgenote, zou begin februari de vergadering plaatsvinden, waar werd besloten in Amsterdam protesten op gang te brengen, die uitmonden in de Februaristaking. Verschillende vertrouwelingen was opdracht gegeven uit Amsterdam te vertrekken om illegale verblijfplaatsen te organiseren. De spoorman Yp de Jong en zijn vrouw verhuisden naar Eefde.
Ook Bertus Webeling had een schuiladres ingericht. Begin 1941 vestigde hij zich met zijn gezin in Deventer. Vermomd met bril en snor dook Lou Jansen er na zijn verblijf op een kleine boerderij in Appelscha geruime tijd onder. Later werd ook het huis van de familie Versteegh in Eerbeek een toevluchtsoord voor het driemanschap. Rita Versteeg – “tante Mieke” – was een bemiddelde, ruim zestigjarige vrouw, die het vrij-katholiek geloof aanhing. Op het uitgestrekte terrein rond haar villa stond een kerkje dat door haar man, een architect, ontworpen was. An Hendriks, een twintigjarige communiste, wier vader in 1941 gearresteerd werd, kende de familie goed. Het gebeurde wel dat ze op goed geluk op de fiets uit Deventer aanreed en om een voor haar duistere reden niet welkom bleek. Ze liep dan maar het kerkje in om wat uit te rusten of een boterhammetje te eten.
Pas na de oorlog vernam ze van de bijeenkomsten van het driemanschap in huize Versteegh. Paul de Groot noemde het eerste halfjaar van de bezetting eens ‘de gemoedelijke” periode, hoewel de episode verre van aangenaam was; de partij werd in juli 1940 verboden, eerder dan de Belgische en Franse, en in het najaar vielen de eerste slachtoffers voor het vuurpeloton. Wellicht trachtte De Groot te maskeren dat de leiding, na de legale mogelijkheden geblokkeerd te hebben zien worden, een voortzetting niet helder voor ogen stond.
173
DE MAN DIE DE WEG WEES
worden geterroriseerd.” En dan volgde in hoofdletters: “De arbeiders moeten steeds ernstiger overwegen dat het beste antwoord op dergelijke daden is: het staken van de arbeid uit protest.”
Een antwoord dat in Amsterdam, waar de razzia’s een hoogtepunt bereikten, op dinsdag 25 en woensdag 26 februari werkelijkheid werd en tot de grootstee staking tegen anti-joodse terreur tijdens de bezetting leidde. Door de gebeurtenissen gedwongen braken de Amsterdamse communisten met de door het pact gedicteerde politiek van de ‘imperialistische oorlogskoers’ en zagen zich frontaal tegenover de bezetter geplaatst. Een poging om de politieke betekenis te verzwakken door alsnog economische eisen te stellen werd afgewezen. Gerben Wagenaar, die bij het Energiebedrijf werkte en nauw bij de staking was betrokken, herinnerde zich dat er lang over gesproken was. In de door Lou Jansen geschreven stakingsoproep “Staakt, staakt, staakt!” prijkte alleen nog, ergens onderaan, als stille getuige, het tussenwerpsel: “Stelt ook overal uw eisen voor verhoging van loon en steun!’
De leiding had in februari geoordeeld dat het moment van massaal protest was gekomen en dit voorbereid door Jansen naar Amsterdam te zenden. Hij verbleef al een week bij de familie De Smit op de Westlandgracht en kreeg via het plaatselijk kader een scherper beeld van de ontwikkelingen in de hoofdstad. Klaarblijkelijk liet hij zich door de gebeurtenissen op sleeptouw nemen. Zijn emotionele stakingsoproep kende maar één zorg: de strijd tegen de bezetter om een einde te maken aan de tegen de joden gerichte terreur.
Voor De Groot lag de prioriteit elders. De dynamiek van de staking verraste hem. Afgesneden van de gebeurtenissen getroostte hij zich moeite om de door het pact gedicteerde politieke koers vast te houden. In een tijdens de staking in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Hilversum verspreid pamflet kon hij het niet laten op het ‘imperialistische oorlogsstandpunt’ te wijzen en de arbeidersklasse te waarschuwen zich niet in de oorlog tussen Engeland en Duitsland te mengen. De Groot repte dus nog steeds over “twee imperialistische kampen”, terwijl Lou Jansen zich al ronduit tegen de bezetter keerde. In De Groots pamflet sprong voorts in het oog de “25% loonsverhoging en 30% steunverhoging”, een eis even prominent gebracht als de raad om, nu de NSB van de straat was, “haar uit al haar schuilhoeken te verdrijven”.De looneisen stonden ook in het ontwerppamflet dat De Groot op 18 februari in Eindhoven aan Sem Lobo meegaf voor Lou Jansen. In “Staakt, staakt, staakt!” besteedde deze er nauwelijks aandacht aan.
Ook De Groot leek door de ontwikkeling meegesleept. Maar zijn opwinding leidde niet, zoals bij Lou Jansen en de Amsterdamse communisten, tot een breuk met de pactpolitiek. Hij kwam eerder tot een verscherping ervan.
182 2
DE MOEILIJKE JAREN VAN DE OORLOG I94O-I945
De Februaristaking was gericht tegen de jodenvervolging en was een uiting van een tegen de bezetter gerichte volkswoede. Het begin februari in Deventer genomen besluit om tot een gedisciplineerd massaprotest te komen op basis van sociaaleconomische eisen werd door de gebeurtenissen achterhaald.
Dat De Groot, en aanvankelijk ook Jansen, zich terughoudend opstelde, was niet verwonderlijk; onder druk van de Amsterdamse kaderleden, die de sfeer in de stad goed aanvoelden, werd Jansen uiteindelijk gedwongen zich aan de maalstroom over te geven. Dat hiermee de verwarring niet opgeheven was, bleek op de ochtend van de staking. Jansen was op die 25ste februari in allee vroegte naar Apeldoorn gereisd, waar hij nog diezelfde dag door Van den Bosch van de ontwikkelingen op de hoogte werd gebracht. Omdat Van den Bosch direct terug moest, besliste Jansen, menend dat de CPN de gebeurtenissen in de hand had, dat het werk op donderdag moest worden hervat en kondigde zonder verdere omhaal een landelijke staking af op 6 maart.
Gouloozee meende na de oorlog dat het besluit om op donderdag weer aan het werk te gaan, samenviel met het besluit van Wehrmachtsbefehlshaber Christiansen om de staking in elkaar te schieten. “Dat de arbeiders ophielden te staken, kwam niet door de directieven van Lou Jansen, maar door de kogels van de Duitsers, die door de Amsterdamse straten vlogen.” Dat de leiding haar invloed overschatte, werd bevestigd op 6 maart. Van een hervatting van de staking was geen sprake.
183 3
DE MOEILIJKE JAREN VAN DE OORLOG I94O-I945
Aan elkaar geboeid werd het gezin Jansen om ongeveer twee uur ’s nachts per auto naar het huis van bewaring in Arnhem afgevoerd, en vandaar ging het linea recta nog diezelfde nacht naar Amsterdam. Jansen werd ingesloten op de Weteringschans, zijn oudste zoon op de Amstelveenseweg, waar hij enige tijd in dezelfde cel verbleef als de vader van Vosveld.
Vosveld, die de SD behulpzaam was geweest bij de arrestatie van Jan Dieters, bleek na mishandeling bereid verder te helpen de topleiding van de CPN aan te brengen. Goed betaald en beschermd door een bouvier en een pistool deed hij zijn werk. Op zijn conduite prijkten, voor zover bekend, tweeëntwintig namen; de helft van die mensen werd gefusilleerd of kwam om in een concentratiekamp.
Dieters en Jansen waren niet opgewassen tegen de druk van de verhoren.
Sturmscharführerr Wehner concludeerde triomfantelijk dat “nach 3jahrigem Bestehenn es gelungen ist durch die Festnahme von Jansen, Dieters die inneren Zusammenhangee dieser Organisation einwandfrei zu erklaren”. Murw gemaakt door de ‘indringende’ ondervraging en vertwijfeld door de talloze arrestaties waren de twee topleiders aan angst en demoralisatie ten prooi. Jansen distantieerde zich van zijn oude idealen en noemde het communisme “einer falscher und gefahrlicher Weg”. Net als Dieters voelde hij zich gebruikt door De Groot, omdat deze “es verstand uns zu immer scharferem Vorgehenn in der Parteiarbeit zu treiben, wahrend er sich dabei immer mehr in denn sicheren Hintergrund zurückzog”. Op 24 augustus 1943 werden beide mannen op een bijzondere zitting van de Duitse rechtbank ter dood veroordeeld.
Ondanks een drievoudig gratieverzoek kregen de gevangenen vroeg in de ochtend van 9 oktober te horen dat Seyss-Inquart hun verzoek had afgewezen.
Die ochtend om halfacht schoot een Duits vuurpeloton hen dood. Een laatstee verzoek om te mogen roken en brieven te schrijven werd ingewilligd. Jansen getuigde: “Ik heb steeds naar mijn overtuiging geleefd en mijn grote liefde voor de arbeiders was steeds mijn richtsnoer.”
VERDWENEN
“Die verreckte Jude” Paul de Groot was nog steeds niet gegrepen. Ook met behulp van Vosveld zou het de SD niet lukken – zoals De Groot na de oorlog wilde doen geloven omdat Vosveld noch de andere leden van de leiding zijn adres kenden en hij vaste ontmoetingsplaatsen, zoals bij Rita Versteeg in Eerbeek, meed. De Groot voelde zich al sinds oktober 1942 niet meer veilig,
213
HET INSTINCT VAN DE PARTIJ
van de Amsterdamse kaderleden. En wat op dat moment evenmin ter discussie stond, was het auteurschap van het manifest ‘Staakt, staakt, staakt!’ Het werd toegeschreven aan Lou Jansen. Ruim een jaar na de bevrijding werd het vizier steeds scherper gericht op de rol van de CPN en in het bijzonder op de landelijke leiding. Het liep uit op de conclusie dat de staking georganiseerd was door de partij en door de partij alleen, met aan haar hoofd een moedige en bekwame leiding. Het manifest ‘Staakt, staakt, staakt!’ was niet van de hand van Lou Jansen maar van De Groot, geschreven op zijn onderduikadres in Den Bosch. Aan dit beeld zou decennialang vastgehouden worden.
Terwijl in de eerste jaren de betrekkingen tussen de CPN en het Bureau voor Oorlogsdocumentatie zakelijk waren, begon dat te veranderen toen de Koude Oorlog zich aankondigde. Op een verzoek van het Bureau voor Oorlogsdocumentatie om inlichtingen ten behoeve van een publicatie over de Februaristaking werd geantwoord dat “men niet wenste mee te werken aan een Bureau dat ten dienste stond van een collaborateurs regering”. Een hernieuwd verzoek, ditmaal van het directorium, werd door De Groot even pertinent afgewezen: “De geschiedenis van de Februaristaking zal in volle omvang te zijner tijd geschreven worden maar niet door u.’ Het verbod tot medewerking gold de hele partij.
Enige tijd later werd Brandenburg door Ben Sijes, die een publicatie over de staking voorbereidde, uitgenodigd kennis te nemen van stukken die betrekking hadden op het SD-verhoor van Jan Dieters en Lou Jansen. De documenten onthulden dat beiden de Duitsers weinig van hun kennis onthouden hadden. Sijes zinspeelde erop dat verdere inzage mogelijk was in ruil voor medewerking van de CPN aan het onderzoek. De afloop van het gesprek wekte bij Sijes de indruk dat Brandenburg er niet onwelwillend tegenover stond, hoewel deze opwierp niet zelf te kunnen beslissen maar overleg te behoeven met partijgenoten.”
We mogen aannemen dat Brandenburg De Groot op de hoogte bracht van zijn bevindingen. Het demasqué van Jan Dieters zal niet verrast hebben, dat van Lou Jansen des te meer. Jansen werd beschouwd als een van de verzetshelden in de partij, de tweede man achter De Groot, die mede opdracht gaf tot de Februaristaking. Zijn portret sierde congreszalen en de brigades ten behoeve van de wervingscampagnes voor De Waarheid waren naar hem vernoemd.
Hoe geschokt men ook was, besloten werd niet op de lokroep van Sijes te reageren en het onderzoek te blijven boycotten. Met klem werd in het vervolg De Groot en niet Lou Jansen als de auteur van het manifest “Staakt, staakt, staakt!” voorgesteld. Na het verhaal over zijn in reserveplaatsing in 1943 schiep De Groot nu ten tweeden male een mythe omtrent zijn persoon om aandacht af te leiden van wat hij als verraad van medebestuurders beschouwde.
321
DE MAN DIE DE WEG WEES
De heroïek van het driemanschap werd instand gehouden door serieus onderzoek tegen te gaan. Vrees had De Groot misschien nog het minst voor eigen blazoen, des te meer voor dat van de CPN, waar alles om centralisme en leiderschap draaide. Dat hier ‘doorgeslagen’ was of zelfs verraad was gepleegd mocht niet blootgelegd worden. Het heldhaftige imago moest in stand blijven. Het dagelijks bestuur besloot zelfs een gedenksteen te plaatsen in het Deventer huis waar het driemanschap het sein gaf tot de staking. De steen werd nooit geplaatst. Blijkbaar had men over het hoofd gezien dat het huis toebehoorde aan de zuster van Dirkje Mandemaker, de vriendin van Jan Dieters, die na het conflict met De Groot geen enkele reden had de partij ter wille te zijn.
Toen het boek van B.A. Sijes, De Februaristaking, 25-26 februari 1941, verscheen, reageerde de CPN, zoals verwacht, met verdachtmakingen. Dat Sijes onomwonden aantoonde dat de Februaristaking door de CPN was georganiseerd, stemde De Groot niet milder. Hij noemde Sijes’ werk “een als wetenschappelijke geschiedschrijving gecamoufleerd anticommunistisch schotschrift”.”
Volgens De Groot beoogde Sijes tweedracht te zaaien door het zo voor te stellen dat de staking niet het werk was van de CPN onder leiding van het driemanschap, maar van enkele individuele, los van de partijleiding opererende communistische arbeiders. Het was in de ogen van De Groot pure “ophitserij”. Daar dacht de beeldhouwer Mari Andriessen anders over. Uit respect schonk hij Sijes het gipsen voorontwerp van De Dokwerker, zinnebeeld van de onweerstaanbare Amsterdamse stakers.”
De visie van De Groot vormde de leidraad voor de als antwoord op Sijes’ boek bedoelde brochure De Waarheid over de Februaristaking. B.A. Sijes vervalst de geschiedenis”* De auteur bleef aanvankelijk onbekend, maar bleek, zoals Ger Harmsen onthulde, Waarheidredacteur Jaap Wolff te zijn. Kort na het voltooien van de publicatie werd hij door Annie Averink aangezocht persoonlijk secretaris van De Groot te worden. Ook Theun de Vries kwam in aanraking met De Groots kruistocht. Hij werd gewezen op materiaal voor een roman en op de mogelijkheid ook een aantal vermoedens te verwerken.
In de campagne tegen de ‘geschiedvervalser’ mocht vooral de verzetsrol van De Groot niet vergeten worden.” De toekenning door Otto Grotewohl, minister-presidentt van de DDR, van de medaille met oorkonde “Kampfer gegen den Faschismus 1933-1945” in 1959 kwam als geroepen. Ook zijn verheffing als eigentijds politicus bereikte in die tijd grote hoogten. Lofprijzingen stapelden zich op: “hetgeen Paul ons voorlegt, is van enorme betekenis” (Siepp Geugjes); “Het referaat van Paul is ons uit het hart gegrepen” (Chris Smit); “Paul’s analyse is zo uitstekend dat je hem niet in enkele minuten kan opnemen.
322 2
Uit lou de Jong De Bezetting