20. De hongerwinter.
Dolle Dinsdag
Na de geallieerde landing in Normandië op 6 juni 1944 dachten we dat de oorlog daardoor wel snel afgelopen zou zijn. In augustus van dat jaar werd Parijs bevrijd en als het in dat tempo zou doorgaan moest het toch wel in een paar maanden bekeken zijn.
Pinksteren bracht het verrassende voetbalkampioenschap van de Volewijckers en het door de jeugd van Zuid gescandeerde ‘Aa jee AA iks Ajax is een club van niks’ was regelmatig te horen op straat. Op zich nog geeneens zo vreemd want het in het Olympisch Stadion spelende Blauw Wit was in Amsterdam Zuid vele malen populairder dan Ajax.
De opmars van de geallieerden nam echter veel meer tijd in beslag dan we hoopten hoewel, nadat Radio Oranje op maandagavond 4 september had aangekondigd dat de bevrijders eraan kwamen ging dat bericht als een lopend vuurtje door ons land. Op dinsdagochtend 5 september dacht half Nederland dat de bevrijding nabij was. De geallieerde troepen zouden al in Breda zijn en in heel Nederland speelden zich emotionele taferelen af met juichende en hossende mensen. Vlaggen werden uitgestoken, Duitse wegwijzers werden van hun plaats gerukt, bedrijven liepen leeg omdat het personeel de bevrijders wilde begroeten.
De Duitsers namen overigens direct maatregelen. Op 4 september werd al de bijzondere staat van beleg uitgevaardigd en op Dolle Dinsdag zelf maakte de Höhere SS- und Polizeiführer Rauter bekend dat op groepen van meer dan vijf personen geschoten zou worden.
Maar voorlopig greep het lagere niveau van de bezetter niet in. Groepjes Duitse soldaten verlieten zelfs hier en daar het land richting Duitsland. Onder de NSB’ers brak paniek uit en velen vertrokken met hun familie naar Duitsland waar ze overigens van het kastje naar de muur werden gestuurd. Duitsland zat niet op ze te wachten.
Wat we niet wisten was dat het aantal geallieerde troepen nog veel te klein was om naar Nederland door te stoten. De hoofdmacht zat nog in Frankrijk en de troepen die net Antwerpen hadden bereikt liepen het risico afgesneden te worden.
In de loop van Dolle Dinsdag en op de dag erna beseften steeds meer mensen dat de bevrijding nog lang niet een feit was. In het zuiden zag de bevolking geen geallieerde troepen maar juist meer Duitse soldaten.
In het westen begrepen we in de loop van woensdag dat het er niet van zou gaan komen. Toen ook de slag om Arnhem in september door een Duitse overwinning geen succes opleverde was het duidelijk dat de bevrijding van Noord Nederland nog wel een tijdje op zich zou laten wachten. Het westen van Nederland ging de Hongerwinter tegemoet. Nederland werd alleen zuidelijk van de grote rivieren in oktober bevrijd.
De gaarkeuken
In het vijfde oorlogsjaar werd het tekort aan voedsel in het westen van het land echt nijpend. De rantsoenen werden van maand tot maand kleiner. Bovendien werd op een gegeven ogenblik de gastoevoer afgesloten.
Ergens in het vroege najaar van 1944 werden er daarom centrale keukens geopend die voedsel moesten verstrekken aan de bevolking. Gaarkeuken kregen die als naam en gaar was het.
Aanvankelijk bestond dit eten nog uit stamppot van aardappelen en biet of kool, later werd de kwaliteit geleidelijk slechter en er werd ten slotte nog hoofdzakelijk dunne soep van aardappelen en bloembollen uitgedeeld of vieze stamppotten, waarvan suikerbieten het hoofdbestanddeel vormden.
(meer…)
21. Over slagcreme en sinterklaas.
Het kan niet zo slecht gaan in een land of er zijn altijd wel een paar handige jongens die geld weten te verdienen aan de behoeften van de rest van de bevolking. Onder het uitroepen van de slogan ‘handel is handel’ duiken ze in een van de vele gaten die in de markt zijn ontstaan.
Zo gebeurde het in het laatste of voorlaatste oorlogsjaar dat in een winkeltje of een woonhuis op de Amstelkade, niet ver van het huis waarin Gerard Reve een paar jaar later De Avonden schreef, plotseling een zoete ‘lekkernij’ werd verkocht die bestond uit een tot schuim geklopte massa. Qua uiterlijk had het nog het meeste weg van geklopt eiwit. Of dat zo was weet ik niet. Het is best mogelijk dat er eieren voor gebruikt waren, misschien wel in combinatie met het afkooksel van suikerbieten. Voorzien van een kleurtje en gezoet met sacharine of iets dergelijks maakte het in ieder geval snel opgang onder de naam ‘slagcreme’.
Vraag me niet hoe de ondernemende neringdoenden aan het recept en de grondstoffen voor deze versnapering kwamen in die jaren; ze hadden in ieder geval hun kans geroken en alle kinderen van mijn school en nog een aantal naburige scholen verdrongen zich voor en na schooltijd om er een portie van te kopen. Voor een dubbeltje of daaromtrent. Ik heb het maar eenmaal geprobeerd, een klodder van die zoetigheid in een papieren puntzakje, maar vond het niet lekker. Werd misselijk van de weeïge smaak van de zoetstof.
Maar goed, het was de enige lekkernij in die periode en een kinderhand was snel gevuld. Na een week werden we als ik me goed herinner al op school gewaarschuwd dat we het niet moesten kopen omdat je er ziek van kon worden.
Er viel naarmate de oorlog vorderde, toch weinig te snoepen. Als ik me goed herinner was er in ’43 nog wel ijs. Waterige ijslollies van een man die regelmatig met een ijskarretje door de buurt kwam. En je kon verpakt ijs kopen bij Jamin op de hoek van de Scheldestraat en de Noorder Amstellaan (nu Churchilllaan).
Van die Jaminijsjes heb ik er heel wat gegeten. Meestal installeerden we ons dan op de schuilkelder, die daar begin van de oorlog in het plantsoen was gebouwd. Het ijs leek niet echt op het ijs van tegenwoordig. Het was een soort bevroren vanillepap met een papiertje eromheen maar wist ik veel. Het kostte in ieder geval maar een gering bedrag. Zoiets van 5 cent of een dubbeltje. Ik weet het niet precies meer maar ik zal er niet ver naast zitten. Ik twijfel overigens over de datum dat het verkocht werd. Het kan best pas na de oorlog zijn gebeurd.
(meer…)
22. Nog meer hongerwinterverhalen.
De hongerwinter ’44-’45 werd niet alleen gekenmerkt door honger zoals de naam trouwens al aangeeft, maar ook door kou. Dat wil zeggen vorst en ijs. In m’n herinnering kwam daar geen einde aan maar in het rijtje van extreme winters neemt hij geen hoge klassering in. Wel waren de laatste drie maanden van 1944 guur, somber en viel er veel regen. Op 23 december begon het echter te vriezen gevolgd door sneeuw en dat bleef zo tot eind januari.Er waren geen kolen meer, het gas was teruggebracht tot een laag pitje en werd op een gegeven ogenblik zelfs helemaal afgesloten. Hetzelfde gold voor elektriciteit. Gelukkig was er wel water. Als dat ook was afgesloten waren de gevolgen nog veel erger geweest. In februari begon het gelukkig te dooien en het is daarna de hele maand mild weer geweest
Al met al vraag ik me toch af hoe we deze winter zijn doorgekomen. Het wonderlijke was dat we, als er ijs lag, wel elke dag uren aan het schaatsen waren op de Boerenwetering. Maar misschien was het wel zo dat je de kou het minst voelde als je bezig was.
Kou en sneeuw. Op de een of andere wijze moest er dus brandstof komen. De jacht op alles wat brandbaar was, was al in de herfst voorafgaande aan de hongerwinter begonnen. Bomen vielen het eerst als slachtoffer.
De boom bij ons voor de deur liet dank zij gezamenlijke inspanningen al gauw het leven. Een stuk stam van een meter of drie werd door de familie Karelsen, onze buren van drie hoog, buitgemaakt. Loodzwaar en het was dus een hele klus om dat boven te krijgen. Voor het vervolg van het verhaal moet ik even iets uitleggen over de indeling van de huizen in de Scheldestraat. Dat zijn bijna allemaal woningen met drie etages en een zolderverdieping. In het deel van de straat waar wij woonden bevond de trap zich volledig binnen het pand. Onze trap, naar een hoog, was recht en eindigde in een portaaltje. Verder naar boven was het een trap met bochten en een open ruimte in het midden. Een wenteltrapmodel dus. Hierdoor kon je vanaf het portaal helemaal naar boven kijken, tot het dak waarin een draadglasraam voor licht zorgde.
Toen ze dat stuk stam op een gegeven moment bijna boven hadden gekregen moeten de jongens Karelsen de macht erover hebben verloren. Het gevolg was dramatisch. Omdat er geen leuning meer zat – die was opgestookt – om het ding tegen te houden viel het in het trappenhuis als een speer naar beneden en landde met een enorme dreun in het portaaltje op onze verdieping. Boorde zich daarna door de houten vloer en het plafond van de benedenwoning om ten slotte in een slaapkamer te belanden, waar gelukkig niemand aanwezig was. Ik zie in m’n herinnering nog de woedende bakker van beneden naar boven stormen.
Wat er met de stam is gebeurd vermeldt het verhaal niet. Misschien wel opgestookt door de verontwaardigde bakker in z’n bakoven
(meer…)
23. De voedseldroppings.
Volgens een goed Nederlands gezegde komt aan alles een end. Dat gold dus ook voor de winter van 1944-1945. Begin februari viel de dooi in en in maart kondigde zich de eerste tekenen van de lente aan. Wat niet verdween was de voedselschaarste. Goed kan ik me nog herinneren dat m’n moeder m’n jongste broer en mij een keer meenam naar de stad en dat we gingen eten bij een restaurant aan het Damrak. Zoiets kon dus als je maar geld genoeg had. Ik heb geen idee hoe we daar kwamen. De tram reed niet meer en vanaf de Scheldestraat was het een flinke afstand naar het Centraal Station.
Voor de overgrote meerderheid van de Amsterdam bleef de honger en ook leek het of er nooit een einde aan de oorlog zou komen. Wisten we toen dat het zuiden van ons land al tijdens de herfst van 1944 bevrijd was? Ik denk het wel. De illegale pers hield ons met aangeplakte stencils regelmatig op de hoogte over het verloop van de oorlog.
In ieder geval waren de provincies Utrecht en Noord- en Zuid-Holland nog door de Duitsers bezet en was het wachten op de val van Berlijn en de overgave van de Duitsers.
24. De bevrijding.
Is dit alles?
Bijna bij het einde van m’n verhaal over de oorlog gearriveerd kan ik na hoofdstuk 23 de verleiding niet weerstaan om terug te bladeren in de voorgaande hoofdstukken. Ik zie de Foto’s met tekst, tientallen pagina’s met nog veel meer tekst maar toch dringt zich de vraag bij me op of dit nou alles is wat ik me van die vijf jaar kan herinneren. Is dit nou echt alles?
Een dag later realiseer ik me dat het de geschiedenis van de familie globaal gezien redelijk weergeeft maar dat dat er nog veel details van gebeurtenissen ontbreken. Ik ben nog lang niet klaar, dit boek moet gewoon verder. En er moet ook tekst komen over de bevrijding en de periode daarna. Als ik van mening ben dat er meer te vertellen is moet ik dat gewoon doen.
Ik neem als voorbeeld de radio. Hoe zat het daar mee in 1944? En met de televisie? Verschenen er nog kranten? Is de situatie van toen te vergelijken met die van nu? Met onze middelen voor massacommunicatie. Radio, televisie, computer, smartphoone. Met de hele dag nieuws en muziek, nog meer nieuws en nog meer muziek. Over vijf, zes, tien kanalen. Waarmee je op de eerste rang zit bij elke gebeurtenis die plaats vindt op onze schijnbaar steeds kleiner wordende wereld.
Nieuwsvoorziening
Was er nog een vorm van nieuwsvoorziening in die laatste maanden van de oorlog? Een vraag die zowel met ja als met nee beantwoord kan worden. Ik weet dat er nog steeds kranten uitkwamen, zij het op miniformaat. Maar het bezit van een radio was in ieder geval al drie of vier jaar door de bezetter verboden en TV bestond nog niet. Over de draadomroep, een fenomeen uit die tijd dat al jaren geleden werd opgeheven, twijfel ik. Als die nog werkte kon je daar in ieder geval uitsluitend de door de Duitsers aangestuurde zenders Hilversum 1 en 2 op beluisteren.
Maar er waren nog meer nieuwsbronnen. Geregeld werden door de illegaliteit krantjes met het laatste nieuws verspreid. Verder waren er ook nog mensen die in het geheim naar de Engelse zenders en Radio Oranje luisterden op een verborgen radio. Op die wijze drong het nieuws uiteindelijk wel tot alle hoeken door.
Thuis waren we aardig op de hoogte van de voortgang van de strijd tegen de Duitsers. Om het overzicht niet kwijt te raken had m’n oudste broer een grote landkaart aan een muur in de hal opgehangen. Daarop hield hij met vlaggetjes en gekleurd lint de situatie aan de diverse oorlogsfronten bij.
Of dat nou alles was schreef ik in de aanhef van dit hoofdstuk. Nee natuurlijk was dat niet alles. Wat bijvoorbeeld nauwelijks voorkomt in dit verhaal en ook niet gemakkelijk onder woorden valt te brengen was de onzekerheid over de afloop van de oorlog. Dat kwam niet in het minst door de altijd aanwezige geruchten. De plotselinge berichten dat het bijna afgelopen was. Of dat het nog jaren ging duren en alle variaties tussen die twee.
En in het dagelijks leven van die tijd duurde en duurde die oorlog maar voort en knaagde steeds weer andere stukjes van het moreel af. Dat werd nog eens versterkt door de geleidelijk slechter wordende levensomstandigheden.
Ook zoiets was de vrees om opgepakt te worden bij een razzia. Links en rechts werden dan mannen opgepakt die in Duitsland moesten werken of er werden wat mensen opgepakt als represaillemaatregel tegen acties van de illegaliteit.
Ik kan me nog goed herinneren dat m’n broer in de Scheldestraat een vluchtplaats had gemaakt tussen de vloer en het plafond van de etage beneden ons. In wat oudere huizen, van voor 1940 bedoel ik, bestond die mogelijkheid omdat er een open ruimte van zo’n 30 à 40cm tussen zat. Via een luik in de vloer, dat verborgen zat onder het vloerkleed, kon hij op die manier verdwijnen als dat nodig mocht zijn.
Eén keer heeft het er echt naar uitgezien dat deze vluchtplaats echt gebruikt moest worden. Een groep Duitse soldaten arriveerde in overvalwagens met veel lawaai en geweerschoten in de Scheldestraat. De wagens stopten in het midden van de straat en een aantal soldaten maakte aanstalten om bij een paar woningen naar binnen te gaan. Maar zo ver kwam het niet want na een commando stapten ze allemaal weer in en vertrokken nadat ze nog een paar schoten in de lucht hadden gelost.Zo liep deze gebeurtenis met een sisser af.
De laatste loodjes
In april werd duidelijk dat de bevrijding een kwestie van weken werd. De Russen stonden voor Berlijn en de Amerikanen en Engelsen trokken in snel tempo door Duitsland zonder veel tegenstand te ontmoeten. Ook niet van de bevolking daar. De voortdurende bombardementen op de grote Duitse steden hadden het moreel van de burgers dusdanig aangetast dat het merendeel apathisch het einde van de oorlog afwachtte.
Bij het Westerscheldeplein hadden Duitse soldaten nog een mitrailleurpost ingericht en schuttersputten gegraven. Alsof er op deze plaats nog serieuze gevechten werden verwacht maar daar geloofde niemand in.
Bevrijd
En toen was daar dan toch nog plotseling het nieuws dat de oorlog afgelopen was.
Na een aantal valse meldingen eind april verspreidde het bericht zich razendsnel in de avond van 4 mei.
Overigens hoorde ik het pas de ochtend daarna omdat ik al in bed lag en sliep. Die eerste bevrijdingsdag op zaterdag 5 mei liet zich overigens niet van z’n beste zijde zien. Het was somber weer, geen zon, en er was ook niets te merken van een feestelijke stemming. Ik denk omdat er nog onvoldoende zekerheid was of het allemaal wel echt waar was.
ik ben om een uur of elf naar de stad gelopen. Achteraf kan ik me daar nog over verbazen. Een mager jochie van twaalf jaar dat uit nieuwsgierigheid naar het centrum liep, trams reden er niet. Onderweg kwam ik maar weinig uitingen van een feestelijke stemming tegen. Hier en daar een aarzelende rood-wit-blauwe vlag, mannen van de BS (Binnenlandse strijdkrachten), die met gewichtige gezichten rondliepen of rondreden. Bij het Weteringplantsoen waar een paar maanden eerder een groep mannen als represaille was gefusilleerd, was het wat drukker en hadden de mensen bloemen neergelegd.
Omdat er in de richting van de Munt ook geen activiteiten te bespeuren waren was ik weer terug gewandeld.naar huis.
Zo was iedereen in gespannen afwachting van de komst van de bevrijders.
Wachten op de bevrijders
“Wanneer komen ze nou?”
“Ze zeggen morgen maar ik moet het eerst nog zien.”
“ Ik hoorde dat het Canadezen zijn.”
“Canadezen? Hebben die dan ook meegevochten?”
En zo steeg de spanning.
Morgen komen ze!
De Canadezen komen eraan.
Pas toen de Canadezen een paar dagen later, op 8 mei, binnenkwamen barstte het feest los. Ik weet niet goed hoe ik zoiets geweldigs moet beschrijven. De blijdschap, ontroering en vreugde bij iedereen.
De dag begon met een strakblauwe lucht. En zon natuurlijk die voor een lekkere temperatuur zorgde. ik was vroeg opgestaan om niets te hoeven missen en was om een uur of half negen naar het kruispunt van de Scheldestraat met de Churchilllaan gelopen. Daar stond het al vol mensen en er heerste een sfeer van opgewonden verwachting om de dingen die te gebeuren stonden.
Ik weet niet meer laat het was toen de eerste bevrijders eraan kwamen in een afgeladen jeep. Onder gejuich van iedereen reden ze langzaam voorbij richting Apollohal. Het was het begin van een eindeloze stroom rijdend materiaal. Vrachtwagens, jeeps, rupscarriers, tanks, motorfietsen die uit de richting Duivendrecht kwamen, over de Berlagebrug, de Amstellaan en de Noorder Amstellaan en daarna verder de stad in. Het begon denk ik ’s ochtends om een uur of tien en de grandioze intocht duurde verder de hele dag. Alle straten en pleinen waarlangs ze binnenkwamen, waren omzoomd met hagen van juichende Amsterdammers, die probeerden om een stukje mee te rijden op één van de voertuigen. Op een gegeven moment liep een vrouw het middenplantsoen op en plukte drie of vier bloemen van de bloeiende rhododendrons. Ze gaf ze aan de chauffeurs van een paar passerende jeeps waarvan er een gelijk ruimte voor haar maakte om mee te rijden. Haar voorbeeld werd door andere mensen gevolgd en in een paar minuten waren de net bloeiende rhododendrons op de Noorder Amstellaan kaalgeplukt.
al met al was de intocht een gebeurtenis die in een woord onvergetelijk was. Samen met een groep andere jongens ben ik ’s middags tot Duivendrecht gelopen om ook een keertje mee te kunnen rijden. Wat een dag! Met al die honderdduizenden enthousiaste mensen, die niet moe werden om de bevrijders toe te juichen.
En ook de dag daarna ging dat nog door.
We waren bevrijd. Nu zou alles beter worden.
Beter worden
Die verbetering bleek in de jaren daarna veel meer voeten in aarde te hebben dan iedereen had gehoopt. Er was zoveel vernield, er moest zoveel weer opgebouwd worden.
Het heeft uiteindelijk vijf jaar geduurd voor het welvaartsniveau van voor de oorlog weer was bereikt.
25. Hoe het na de bevrijding verder ging.
In de maanden na hun intocht werden de Canadezen een vertrouwd gezicht in het stadsbeeld. Vlak bij ons huis, op het Scheldeplein, werd een groep ingekwartierd in de garage waarin tegenwoordig een bowlingcentrum is gevestigd. Die konden natuurlijk op belangstelling van de hele buurt rekenen. Iedereen probeerde wat te bietsen bij de soldaatjes. Eten, chocola, sigaretten. Heel gewild bij de jeugd waren militaire onderscheidingstekens. De belangstelling van de soldaten ging uiteraard vooral uit naar het vrouwelijk schoon.
26. Het verzetskruis.
Na afloop van de oorlog 40-45 ontstond er al snel behoefte om een onderscheiding toe te kennen aan burgers, die in het verzet tegen de Duitse bezetter op bijzondere wijze hun moed hadden getoond. Hoewel er al civiele onderscheidingen bestonden evenals militaire onderscheidingen achtte de regering de instelling van een bijzonder decoratiestelsel voor het verzet nodig. In een aantal andere landen dat in een soortgelijke situatie verkeerde, was men er inmiddels al toe overgegaan om voor verzetsdaden een bijzondere dapperheidonderscheiding uit te reiken.
Er werd daarom een Raad voor Onderscheiding en Eerbetoon opgericht die als opdracht kreeg om een voorstel voor een bijzondere civiele onderscheiding uit te werken, die naast de Militaire Willemsorde, de Bronzen Leeuw, het Bronzen Kruis, het Kruis van Verdienste en het Vliegerkruis zou bestaan. Dat gebeurde dus, in overleg met veel instanties waaronder de Grote Adviescommissie der Illegaliteit. (meer…)
27. Nog meer eerbetoon.
De erebegraafplaats Loenen
Na de oorlog heeft de Nederlandse overheid zich veel moeite getroost om al diegenen die als gevolg van het verzet het leven lieten, een waardige laatste rustplaats te bezorgen. Het ging daarbij zowel om mensen die overleden waren in een concentratiekamp als degenen die gefusilleerd waren als gevolg van een doodsvonnis.
Het terugvinden van de stoffelijke resten was in talloze gevallen moeilijk en in sommige gevallen, wanneer de betrokkene in één van de Duitse concentratiekampen was gecremeerd, onmogelijk. (meer…)
28. Pensioenen en uitkeringen.
In het boek ‘De eeuw van mijn vader’ van Geert Mak beschrijft deze ‘het schip met geld’ waarop zijn moeder na afloop van de oorlog 40-45 haar hoop stelde in tijden dat het de familie niet zo voor de wind ging. Ze doelde daarbij op het salaris dat zijn vader tegoed had van de Nederlandse Staat over de jaren die hij in het voormalige Indië in krijgsgevangenschap had doorgebracht.
Deze achterstallige salarissen werden na hun repatriëring naar Nederland echter almaar niet uitbetaald, eerst uit ambtelijke traagheid, later omdat de Nederlandse regering bij de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië alle baten, lasten, vorderingen en schulden van het voormalige KNIL had overgedragen aan de nieuw gevormde republiek.
Volgens de Haagse normen was dat allemaal prima in orde. Een hoge ambtenaar verklaarde dat uitbetaling ook niet nodig was omdat de door de Japanners geïnterneerden in die tijd niet voor hun eigen kost hadden hoeven te zorgen, geen huur hadden betaald, geen personeel hoefden te onderhouden enz. Ze hadden nota bene ook geen belasting betaald.
Na veel touwtrekken werd er zesendertig jaar later, in 1981, alsnog een genoegdoening uitbetaald van fl. 7500,-. Zijn vader lag toen al geruime tijd in het ziekenhuis maar het stelde z’n moeder in ieder geval in staat om de vele bezoeken aan het ziekenhuis te betalen.
Bij de teruggekeerde Joodse overlevenden uit Auschwitz en al die andere vernietigingskampen zien we een identieke situatie. Ook in hun geval was er nauwelijks sprake van een financiele tegemoetkoming en voor zover dat wel het geval was moest die wel zo snel mogelijk worden terugbetaald. (meer…)
29. Bespiegelingen.
Na ons bezoek aan Eerbeek en Deventer heb ik met Lia en m’n jongste zuster in 2002 een rondrit door noordelijk Nederland gemaakt en daarbij Appelscha en Apeldoorn bezocht. Door de polders waar ooit de boot naar Lemmer dagelijks z’n baantje heen en weer trok, reden we via Almere, Leliestad en Emmeleroord naar Friesland.
De stilte en de weidsheid van het landschap onderweg was overweldigend. Wat een ruimte. De enige dissonant was het grote aantal windmolens waarmee groene elektriciteit wordt opgewekt. Nuttig en toekomstgericht maar dat moet toch anders kunnen. Natuurlijk moet je de wind gebruiken als energiebron maar ik maak me sterk dat zoiets minder horizonvervuilend en zonder die gigantische propellers op stalen masten kan.
Appelscha stond als eerste doel op ons programma. De plaats ligt aan de Opsterlandse Compagnonsvaart en ik kon me nog herinneren dat we een tijdje gewoond hebben in een boerderij aan het kanaal, een endje van de brug. (meer…)