09 nov 2004

We verlaten Xiamen en gaan op weg naar Yongding. Voor we de bergen ingaan, rijden we nog een uurtje door het fruitdistrict van de provincie waarin we ons bevinden. Tegen de middag zien we de eerste ronde huizen en na het eten ’s middags maken we een rondrit in de omgeving. Tegen zeven ’s avonds arriveren we in het pikkedonker op onze plaats van bestemming. Een groot oud gebouw waarvan een deel is ingericht als ‘hotel’.

Onze eerste volledige dag in Zuid-China brengen we door met veel rijden. De organisatie die dit deel van de reis voor z’n rekening neemt, heeft voor een gerieflijke bus en een goede reisleidster gezorgd. En het lokale gouvernement voor een grotendeels geasfalteerde weg. We hebben het wel eens minder meegemaakt, veel minder.
De bergachtige streek waarheen we op weg zijn dankt z’n bekendheid vooral aan de typische ronde huizen die er staan. Grote gebouwen waarvan de buitenzijde is opgetrokken uit steen, de binnenkant verder grotendeels uit hout bestaat. Gebouwd om een binnenplaats kunnen ze, afhankelijk van de grootte en het aantal verdiepingen -het zijn er soms wel drie of vier- onderdak bieden aan honderd tot ruim driehonderd mensen die meestal familie van elkaar zijn. Wonen in familieverband dus, met alle ooms, tantes, neven en nichten. In iets wat wel lijkt op een flatgebouw.

 

Na het vertrek uit Xiamen rijden we door een streek waar veel fruit wordt verbouwd. Bananen, ananas, appels, pomelo’s, mandarijnen, lychees. Een deel van dat fruit wordt gedroogd en in talloze stalletjes langs de weg worden zowel verse als gedroogde vruchten verkocht. Wij maken er een korte stop en iedereen slaat voor een gering bedrag vitamine C voor de komende dagen in.
Eten doen we ’s middags in een klein stadje dat op de route ligt. De maaltijd is overdadig voorzien van peper, gemberwortel en knoflook. Ter voorkoming van maag- en darmstoornissen verzekert Gerard ons en van eerdere reizen weet ik dat hij daarmee het aantal gevallen van ziek zijn inderdaad weet te beperken. Maar zo’n eerste keer is het wel erg spicy en ik besproei het daarom met lokaal bier om de zo nu en dan oplaaiende brandjes in mond- en keelholte te blussen. Bier dat wat de smaak betreft wel wat op ons evenementen bier lijkt, mild van smaak met een alcoholpercentage in de buurt van 2,8 procent.
In China wordt het onder tal van merknamen verkocht en Lia heeft al drie of vier etiketten afgepeuterd van de flesjes waarin het zit. Voor onze jongste die een eigen website heeft waarin alles over de geschiedenis van bier en de verschillende soorten wordt getoond.

De streek waarin we ons bevinden wordt nog maar weinig door westerse toeristen bezocht en op plaatsen waar we stilhouden is onze komst een verzetje voor de plaatselijke bevolking. De jeugd in China leert tegenwoordig Engels op school en sommigen beheersen een of meer zinnetjes in die taal. Hallo, where you come from en how are you zijn de voornaamste waarmee je soms begroet wordt. Als je in het Engels antwoord geeft ontstaat er meestal verwarring op de lachende gezichten.
Holland, Gulan, very well, thank you.
Waar hebben die witte langneuzen het over zie je ze dan denken en daarom herhalen ze hun vragen nog maar eens. Hallo, how are you, where you come from?
Maar met de vervolgcursus komt dat volgend jaar vast wel goed.

twee volksfietsen

’s Middags bezoeken we de eerste ronde huizen en krijgen de gelegenheid om een uurtje te kijken hoe zo’n gemeenschap reilt en zeilt. Deze huizen leveren mooie plaatjes op als je ze van een afstand fotografeert. Van dichtbij bekeken ook wel maar dan worden de beelden al gauw minder romantisch.

Zo ziet het er dus gezien vanaf de binnenplaats uit

We bezoeken er twee. Door de indeling met galerijen waarop de deuren van de woonvertrekken uitkomen, lijkt het in de verte een beetje op een Nederlandse stadsflat maar die vergelijking gaat volledig mank. De mensen die hier wonen zijn boeren, landbouwers zo je wilt. Wonen in kleine donkere kamertjes, die zich achter die deuren bevinden, kamertjes met een minimum aan inrichting. Lang niet alle vertrekken zijn trouwens verhuurd. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we hier te maken hebben met een vorm van wonen die allang achterhaald is. Dat de modale bewoner van deze streek is verhuisd naar wat ik maar gewone huizen noem. Dat alleen oudere Chinezen en mogelijk de armsten hier zijn blijven wonen. Bewoners die in hun dagelijks levensonderhoud voorzien door een stukje grond te bewerken waarop ze rijst en groenten verbouwen.
Dit hele gebied wordt trouwens bewoond door kleine landbouwers. Mensen die niet hechten aan luxe, die het ook niet nodig vinden om hun rommel op te ruimen. Een eigenschap waarmee Chinezen toch al niet overmatig gezegend zijn.

In het ronde huis waarin ik rondwandel, ziet het meeste er primitief uit. Op de binnenplaats scharrelen wat kippen en eenden rond, in een paar hokken knorren wat varkens, even verder staat een vrouw te koken op een stenen fornuis. M’n gedachten voeren me terug naar de veertiger jaren van de vorige eeuw toen ik als jochie van negen tien jaar oud, een paar jaar op het platteland doorbracht. De luchtjes hier, een ploeg die in een hoek geparkeerd staat, de geluiden doen me sterk denken aan de boerderijen van toen.
Ik zie eigenlijk maar weinig mensen. Een handjevol binnen en nog wat minder buiten. Een paar mannen keren met een hark pas geoogste rijst die op grote matten ligt te drogen. In het riviertje dat langs het huis loopt doen twee vrouwen de was, een andere vrouw komt aanlopen met een pas geslachte eend die ze uitgebreid spoelt in datzelfde water. Ze stopt vervolgens haar hand in het binnenste van het beest en begint de ingewanden te verwijderen. Een paar kinderen roepen iets naar haar. Misschien is het hun moeder wel die daar bezig is. Vragen ze of die eend voor het avondeten is.
Wat eten we vanavond, mam?
Gebakken eend, liefje, met rijst en kool.
Mmm, lekker, mam. Ga je de lever ook bakken met veel uien en knoflook?
Leven å la campagne. Ik heb het gevoel dat ik naar een film kijk, waarbij geluk wat dat dan ook moge zijn, een gewoon geaccepteerd gegeven is. Jammer dat ze niet wat doen aan dat overal neergegooide huisvuil, mompelt de kritische westerling die ik nu eenmaal ook ben.

En hoewel een net passerende Chinees me vriendelijk toelacht had hij natuurlijk net zo goed kunnen ingaan op mijn opmerking. Hoezo, zou hij bijvoorbeeld hebben kunnen vragen.
Waarop ik om me heen had gewezen op de resten eten, papier en ander afval, die overal zijn neergegooid.
Hoofdschuddend geeft de Chinees me dan te kennen dat niemand daar last van heeft. En kijk eens hoe de kippen en eenden er van eten.
Ja, maar die eten niet alles, geef ik nu wat kribbig geworden te kennen. Er blijft ook rommel liggen. Dat blijft daar liggen en het wordt steeds meer.
Meer? Maar dat wordt toch gewoon weer afgebroken door de natuur, beste Westerse meneer. Dat verteert, wordt weer stof en keert terug tot de aarde waar het ook uit is voortgekomen. Als resultaat van die grote kringloop waarvan we allen deel uit maken.
Verslagen door zoveel Confuciaanse wijsheid onderdruk ik het restje twijfel dat nog in me achterblijft. En zelfs na een kort bezoek aan een van hun toiletten laat ik het onderwerp maar in de parkeerstand staan. ’s Lands wijs ’s lands eer lijkt me een betere benadering.
Een ding is zeker, het platteland geeft een heel ander beeld van China te zien dan bijvoorbeeld een grote stad als Xiamen. Er is een zichtbare achterstand in materiele welvaart en het zal nog heel wat jaren duren voor die is ingelopen.

Onze overnachtingplaats bereiken we pas tegen zeven ’s avonds. Het is al donker en de als hotel aangeduide plaats maakt deel uit van een groot gebouwencomplex dat we alleen maar lopend kunnen bereiken. Bij het licht van zaklantaarns passeren we een aantal binnenplaatsen en via de nodige trappetjes en smalle gangen belanden we ten slotte in een grote, nauwelijks verlichte zaal, die door z’n soberheid een voorproefje lijkt te willen geven van wat ons te wachten staat.
Dat blijkt na een klein kwartiertje inderdaad wel bijzonder te zijn maar daarover meer in het volgende hoofdstuk.


[begin]