03 sep 1997

Natuurlijk hadden we in onze voorbereidingen een aantal lessen Chinees opgenomen. Een mondje reischinees om precies te zijn. Hoe dat is? Moeilijk vooral. Chinees is een klanktaal wat zoveel wil zeggen dat de toonhoogte waarmee je een woord uitspreekt medebepalend is voor de betekenis. Maar goed, tellen tot twintig en standaard uitdrukkingen als dank u wel, wat kost dat en goeiendag hadden we ons moeizaam eigen gemaakt. Dachten we al­thans. De harde praktijk in Beijing bracht ons al gauw aan het twijfelen. Shi er, uitgesproken ‘sjuh ur’ dus.
Beijing, Peking voor de wat ouderen onder de lezers die nog aardrijkskundeles hebben genoten, is op een warme nazomerdag meer dan zomaar een grote stad. Beijing is een vampier, die tijdens een lange dwaaltocht door z’n straten en pleinen langzaam je bloed opzuigt totdat je futloos en zonder energie niet meer verder kunt.
Ik schrijf deze tekst terwijl we op een overdekt terrasje vlak bij de Tempel van de Hemel zijn neergestreken. Moe want na een vliegtocht van negen uur hebben we ons aan het einde van de ochtend meteen in een verkenningstocht gestort en dan ben je na twee wandelingen van anderhalf uur waarvan er één bovendien een vergeefse zoektocht was wel even aan rust toe. En een koel biertje als je wilt voorkomen dat je ’s avonds opgenomen moet worden met acute uitdrogings­verschijnselen.

Twaalf yuan moet ik voor onze twee drankjes betalen. “Twelve” en het meisje aan het drankstalletje laat me daarbij op haar rekenmachientje ook nog even het bedrag zien wat ik haar verschuldigd ben.
“Ah, sjuh ur,” doe ik een poging om in het Chinees het getal twaalf uit te spre­ken.
Het meisje kijkt me wat geschrokken en onzeker aan bij dit mondje reischinees. Een beetje met zo’n gezicht alsof ik haar een oneervol voorstel toefluister.
Ik had het daar natuurlijk bij kunnen laten. Gewoon betalen en lekker van m’n biertje genieten maar iets in me zegt dat ik nu moet doorzetten. En dus houd ik aan en probeer het nog een keertje met ’twelve’ en ‘sjuh-ur’.
Zonder succes. Ik breng haar alleen maar in nog grotere verlegenheid en ten einde raad roept zij haar collega erbij.
“Twelve means sjuh-ur in Chinese”, probeer ik het daarna bij twee Chinese jongedames. “Sjuh-ur, sjuh-ur”!
Het andere meisje begint eerst te giechelen en daarna in rad Chinees tegen haar collega te praten.
“Twelve, sjuh-ur”, ga ik onverdroten verder. In dat soort gevallen ben ik niet meer te stoppen en dan ga ik door tot het uiterste. Zoiets van: ‘Wat er ook ge­beurt, ik zal die twee meiden zover krijgen dat ze me verstaan’.
‘Sjuh-ur’. Ontwaar ik daar een glimpje van begrijpen op het gezicht van die ene?
Dat blijkt dan ten langen leste het geval te zijn. “Ah, ‘sjur,” zegt de oudste van de twee. Licht nu op beide gezichten. “Sjur.”
“Yes, twelve, sjuh-ur, ‘sjur’ means twelve,” geef ik lichtelijk uitgeput te kennen. “Hè, hè,” en in de glorie van m’n overwinning plaats ik de genadestoot. “Sjeh sjeh, thank you. Sjeh sjeh.”
De uitdrukking die op hun gezichten verschijnt kan zowel waardering uitdrukken als: ‘die heeft niet veel meer nodig’.
Ik houd het maar op het eerste. De overwinning van een ‘barbaar’ uit ‘Helan’.


[begin]