09 Dec 2010

Romeinen 4.29.1 Un po stanco (o troppo limoncello?)

0 Reacties

Tsja, je weet hoe dat soms gaat. Het glaasje teveel. Het was erg gezellig gisteravond bij Babbo’s. Na afloop hadden we nog een glaasje grappa bij de koffie genomen en kregen daarna als verrassing een glaasje limoncello van de zaak. Een verraderlijk drankje, gemaakt van 95% alcohol, citroenen en suiker en daarna aangelengd met water tot een alcoholpercentage van een procent of 35. Koud gedronken best lekker maar gisteravond was het waarschijnlijk net dat beroemde glas dat ik beter had kunnen laten staan.
Ik word kortom vanochtend niet echt fit wakker. Ik ben een beetje katterig, een beetje moe, misschien ook wel van Rome. Wat vind ik eigenlijk van deze stad. Is ze net zo boeiend als Parijs of Barcelona? Of Praag?
Rome heeft natuurlijk iets extra’s te bieden met z’n historische stadskern maar ik vind dat veel van wat we tot nu toe bezocht hebben er een beetje verwaarloosd uitzien. Niet echt flitsend, weinig gebouwen die me opvielen door hun bouwstijl, wel mooie bruggen over de Tiber.
Of verlang ik te veel en weet ik te weinig over de geschiedenis van de stad. Ben ik vergeten dat de eerste bewoners al tien eeuwen voor het begin van onze jaartelling een nederzetting op deze plaats bouwden. Dat er daardoor over elk straatje of elk plein wel een verhaal te vertellen is. Moet ik mezelf inprenten dat Rome geen doorsneestad is maar het resultaat en de neerslag van dertig eeuwen menselijke aanwezigheid?
Als je de stad door deze bril bekijkt zijn er wel tien Romes, of twintig, of honderd. Is Rome de stad waar op elke straathoek wel een pilaar of fragment uit het jaar nul in een modern gebouw is geïntegreerd. Is het de stad waar priesters en nonnen zich op elk tijdstip van de dag meer of minder gehaast door de stad bewegen. Op weg met een boodschap aan of van de heer.
Rome, dat is ook de ontbrekende straattegel waarop je bedacht moet zijn. Het is de stad van heren in donkere kostuums met hun aktetassen. Het gezicht van de stad wordt ook bepaald door de politieagenten met hun markante petten en al die andere fraai uitgedoste gezagsdragers die zich voortdurend van het belang van hun functie bewust zijn. Het is de stad met volle bussen en zo mogelijk nog vollere metrotreinen waarin voor de onwetende toerist maar incidenteel via een omroepsysteem of op een andere wijze de namen van de haltes worden aangegeven. Rome is hier en daar een beetje smoezelig en tijdens de hete zomermaanden ongetwijfeld zweterig. Rome wordt gekenmerkt door de talloze ministeries. Rome is de plaats waar je op de zebra’s rustig kunt oversteken en niet van de sokken wordt gereden. Rome betekent dat je bij de highlights over de hoofden van de toeristen kunt lopen.
Aan dat laatste heb ik op dit ogenblik even geen behoefte. Gewoon lekker rustig nog een uurtje wegdommelen lijkt me veel aangenamer en dat doe ik dus. Tot ik het om een uur of half elf voldoende vind en op weg ga naar de Via del Corso waar de anderen bezig zijn met shoppen. Julia heeft ’s ochtends uitgelegd welke bus we moeten nemen, hij stopt vlak bij onze B&B. De markt is in volle gang en op de hoek van de straat die de Via Montebello kruist is een bushalte. Er komt zelfs net een bus aan maar m’n engelenbewaarder weerhoudt me van instappen. Ho, ho, broeder Gajus dei Paesi a basso. Weet jij wel zeker dat je de kant van het Stazione Termini opmoet? Ik laat de bus passeren en bestudeer de kaart die we van Julia hebben gekregen. Ik moet in de richting van het Piazza del Popolo en het Termini is precies de andere kant op. Dan is dit dus de verkeerde halte maar moet er ook een halte zijn voor bussen die me naar de plaats van m’n afspraak brengen. Ik ontdek hem verderop bij een miniparkje waar wat mensen staan te wachten. Ook in dit geval komt mijn bus er net aan maar de grote vorm voor een flitsende sprint ontbreekt nog. Als ik bij de halte arriveer kijk ik toch maar even voor de zekerheid op het haltebord of ik hier echt de goeie kant opga. Vier of vijf namen maar geen Corso. “Pizza del Popolo?” vraag ik daarom maar met een vragend gebaar aan een van de andere wachtenden. “Yes,” antwoordt deze en ik zet m’n gedachtenstroom vervolgens lekker een tijdje in de vrijloop. De frequentie waarmee de bussen rijden staat op dit tijdstip op een laag pitje. Het duurt inderdaad tien minuten voor ie eraan komt. Maar wel een zitplaats.
Het weer laat zich vandaag opnieuw van z’n beste kant zien. De zon geeft alles een feestelijk tintje en laten we eerlijk zijn. Dat is precies wat een stad, beter gezegd elke stad, nodig heeft.
Ik verlaat de bus bij het Piazza Silvestre en bel via m’n mobieltje met de anderen dat ik eraan kom en waar we elkaar zullen ontmoeten. Toch een prachtig stukje techniek. Ik vraag me alleen af of dit gesprek eerst naar Nederland flitst en via wat slimme schakelingen weer terug naar Rome? Terwijl we misschien maar een paar honderd meter van elkaar verwijderd zijn.
Vijf minuten later haalt Lia me in als ik in de Via Condotti op weg ben naar ons checkpoint.
Ja, ik voel me weer prima. Was alleen maar een beetje moe van de limoncello.
Nee, zij hebben nog niets gekocht, wel veel mooie dingen gezien want dit is de buurt waar de exclusieve winkels gevestigd zijn. Hebben alleen maar geld uitgegeven voor erg lekkere koffie bij een leuk restaurantje op het plein bij de Spaanse trappen.
Die wil ik dan ook nog wel even bewonderen, laten we nou eerst de anderen opzoeken, dan kunnen we afspreken hoe laat we naar het Vaticaan gaan? In ons oorspronkelijke plan zouden we dat vanochtend doen maar hogere machten staken een stok tussen de wielen.
Een voorstel om het Vaticaan vanmiddag te bezoeken ontmoet aller instemming. Met de metro is het hoogstens tien minuten rijden en er is een metrohalte vlak bij het Spaanse plein. Is het echter verstandig om daar met een lege maag naar toe te gaan? Afgezien van een verdwaalde hostie zal er niet veel te krijgen zijn en we besluiten daarom om eerst te lunchen bij dat restaurant van die lekkere koffie. Terwijl ik dit allemaal zo lekker voor mezelf opnoteer (weet ik) realiseer ik me dat ik weer verval in zo’n verhaal waarin we voortdurend aan het eten zijn. Zo vroeg me een paar jaar geleden iemand na lezen van m’n vietnamverhaal of we tussen alle maaltijden door nog tijd hadden overgehouden om iets van dat land en z’n bewoners te zien. Geen eetmededelingen meer nam ik me daarna voor. Helemaal weglaten en iets vertellen over bijvoorbeeld het Piazza di Spagna. Waarom dat plein naar Spanje is genoemd en wat het nut is van die trappen.
Dat laatste is simpel uit te leggen. Je weet natuurlijk dat Rome op heuvels gebouwd is. Niet bewust neem ik aan, die heuvels lagen er gewoon. Die Spaanse trappen heb je nodig als je een bezoek wilt brengen aan de Trinità dei Monti, een kerk die een eeuw of vijf geleden gebouwd is op de Pincioheuvel. Het lag voor de hand dat het plein toen de Platea Trinitatis werd genoemd maar dat veranderde in de 17e eeuw. Toen werd hier namelijk het palazzo di Spagna gebouwd, voor de Spaanse regering die er hun ambassade voor de heilige stoel vestigden. Kostte een berg Spaanse matten maar het resultaat mag er zijn. Om een of andere reden werd het plein daarna een geliefd ontmoetingspunt voor toutes Rome en dat is het tot op de dag van vandaag.
Wij zijn inmiddels bij het restaurantje gearriveerd waar net een tafeltje voor vier personen vrij komt. Wat zullen we nemen? Iets lichts, een salade bijvoorbeeld of een pizza? Ik heb het gevoel dat dit een uitgekozen moment is voor een pizza. Volgens mij het meest gegeten gerecht op onze aarde. Waar wij ook waren tijdens onze reizen, altijd kon je bij twijfel aan de smaak van caviabiefstuk, vogelnestjessalade of geroosterde aardrupsen kiezen voor de lokale versie van een pizza. De lekkerste Quatro Stagioni ooit at ik bijvoorbeeld in een eethuis in Cusco en nog proef ik de licht rokerige smaak van de pizza in dat restaurantje op het smalle perronnetje van het station bij Machu Picchu. Pizza’s in Harare, in Kashgar, in Hanoi en in Sapa. Ik kan je er alles over vertellen maar ik dwaal af. Weet je hoe en waar de pizza ontstaan is? Van oorsprong was het gewoon een plat brood dat in alle landen rond de Middellandse Zee en daarbuiten gebakken werd. De naam zou afkomstig zijn van het Latijnse Picea maar daar zijn de geleerden het niet over eens.
De pizza zoals wij die kennen kreeg eigenlijk pas vorm zo rond de 17e eeuw. Toen kwamen ze er in Italië namelijk achter dat die rare rooie vruchten die de ontdekkingsreizigers uit Zuid Amerika hadden meegebracht, best eetbaar waren. Vooral als je ze met wat olijfolie liet inkoken tot een dikke saus en die op je Picea smeerde. Napels komt de eer toe de eerste pizzabakkerij te zijn begonnen hoewel een dozijn andere Italiaanse steden waarschijnlijk hetzelfde beweren. Maar aan de oprichtingsdatum van de Antica Pizzeria Port Alba in 1830 in Napels valt niet te tornen. Forza Napoli, weet je nog en ze noemden hun pizza de Marinara. Later kwam daar de Margaritha bij. Die is genoemd naar de echtgenote van koning Umberto en ontstaan, gecreëerd klinkt beter, tijdens een bezoek van de koning aan Napels. Even om misverstanden te voorkomen, de toplaag van een echte Margaritha bestaat uit tomaten, buffel mozzarella en basilicum. Rood wit en groen, de kleuren van de Italiaanse vlag.
Krijgen jullie ook zo’n trek? Dan nog een wetenswaardigheid tot besluit. De bodem, behoort die hard te zijn of zacht? Beide antwoorden zijn goed. In Napoli bakken ze pizza’s met een zachte bodem, in Rome worden de pizza’s met een dunnen krokante bodem gemaakt.
Zal ik er straks een glaasje wijn bij nemen? Nee, ik doe het niet. We moeten straks nog naar de Sixtijnse kapel en de Sint Pieter en het museum. Gewoon een fles plat water voor deze meneer en doet u mij maar een Margaritha. Heerlijk.

31-5-2010
Erjeetje


[begin]