25 jan 2012

Das Spiel ist aus, Walter

0 Reacties

“Hebben jullie zin om vrijdag naar de nieuwe film over Walter Süskind te gaan,” vroeg m’n schoondochter een week geleden. “Het is een speciale voorstelling die in Kriterion wordt georganiseerd. Als oud-medewerkers zijn we daarvoor uitgenodigd maar het lijkt me echt iets voor jullie. Na afloop is er ook nog een gesprek met een zoon van Piet Meerburg en de producent van de film.”
Als toelichting, Piet Meerburg is oprichter van het filmtheater en wordt als lid van het studentenverzet in de film geportretteerd.
Ik moest even nadenken over haar voorstel. M’n herinneringen aan de bezetting komen meestal niet overeen met de voorstelling die in Nederlandse films over die periode wordt gegeven maar we besloten toch om te gaan.
Walter Süskind dus. ‘Het verhaal over een man die vanuit zijn positie in de Joodsche Raad – hij was de beheerder van de Hollandsche Schouwburg – in samenwerking met het Amsterdamse studentenverzet honderden Joodse kinderen voor deportatie wist te behoeden,’ las ik in een voorbeschouwing. Ook dat de film geen 1 op 1 reconstructie was van de gebeurtenissen in die tijd. ‘Hoewel gebaseerd op ware gebeurtenissen waren ten behoeve van de dramatisering van het geheel sommige historische personages veranderd en handelingen in elkaar geschoven’. Een volledige reconstructie zou toch al onmogelijk zijn geweest omdat van bijvoorbeeld de Hollandsche Schouwburg alleen het voorste deel bewaard is.
Het voerde m’n gedachten bijna automatisch terug naar die periode. Hoe het Joodse deel van de bevolking verdween, weggevoerd werd naar Westerbork. Hoe dat niet van toepassing was op de buurjongens, omdat ze een joodse vader hadden die getrouwd was met een niet-joodse moeder. Hoe er in mijn klas van de lagere school verschillende kinderen zaten waarvoor die uitzonderingsregel ook van toepassing was.
Wisten zij (en ik) tijdens de oorlog iets over de concentratiekampen, wisten we iets over de massale moord op de Joden in Auschwitz, spraken we daar over met elkaar? Ik weet het niet, kan me er in ieder geval niets van herinneren. Ik weet ook niet of onze ouders op de hoogte waren. Het is een vraag die na de oorlog nooit helemaal goed beantwoord is. Recent was het weer even ‘nieuws’ omdat de rol van Radio Oranje en de regering in ballingschap tijdens de oorlog in een publicatie van hoogleraar Meindert Fennema ter sprake kwam. Met name dat er van die kant geen enkele waarschuwing werd gegeven over het lot dat de Joden te wachten stond. ‘Om de bevolking niet nodeloos ongerust te maken’ las ik ergens als verklaring voor die houding.
Toen na de oorlog de overlevenden terug kwamen en in de bioscoop filmbeelden werden vertoond van de vernietigingskampen werd pas duidelijk welke gruwelijke gebeurtenissen hadden plaatsgevonden. Maar het bleef moeilijk om je voor te stellen hoe 6 miljoen mensen waren vermoord. Ik heb wel eens verteld hoe we kort na de oorlog probeerden om verhalen aan een teruggekeerd voljoods neefje van de buurjongens te ontlokken. Over Theresienstadt maar dat lukte niet dat wil zeggen, hij wilde niet en zweeg. Zoals veel overlevenden na terugkomst zwegen. En in mijn herinnering werd er op school al vrij snel niet meer over de oorlog gesproken. Die was afgelopen en werd achter slot en grendel opgeborgen.
Via de website Schoolbank kwam ik een jaar of vijf geleden weer in contact met twee klasgenoten uit die tijd. Er ontstond een levendige uitwisseling van E-mails. Waarin we elkaar vertelden over het heden natuurlijk en over wat we in de voorliggende 50 jaar uitgevoerd hadden. En natuurlijk over het verleden. Pas toen kwam ik er achter dat Richard L. ook halfjoods was en dat zijn vader als gevolg van de wijze waarop hij in een werkkamp was behandeld, een paar jaar na de oorlog was overleden.
Dat de joodse ouders van Tom D. waren omgebracht in een concentratiekamp. Hoe hij bij vrienden was ondergebracht en vervolgens van onderduikadres naar onderduikadres moest verhuizen omdat het gevaar voor ontdekking groot was. Misschien was hij wel een van die Süskindkinderen.
Ik kan het hem niet meer vragen, verleden voorjaar is ook hij overleden.
Terug naar de film. Daarin wordt verteld hoe Walter Süskind, succesvol zakenman, zich aansluit bij de Joodse Raad. Deze was op bevel van de Duitse bezetter opgericht met het doel om de deportatie van de Amsterdamse joden ‘snel en ordelijk’ te laten verlopen. Er zijn na afloop van de oorlog veel discussies geweest over de rol die de leden van deze raad hebben gespeeld. In de film komt dat maar zijdelings ter sprake. Het gaat vooral om de positie die Süskind innam als beheerder van de Hollandsche Schouwburg en hoe hij daarvan gebruik maakte tegenover zijn tegenspeler in het drama, Ferdinand aus der Fünten van de Zentrallstelle für jüdische Auswanderung.
Meer vertel ik er niet over want je wilt de film mogelijk zien. Natuurlijk, er zitten wat scènes in die beter hadden gekund – het kan altijd beter – maar zonder dat er een overdreven heldenepos van is gemaakt wordt het verhaal tot de laatste beelden boeiend en geloofwaardig verteld.
Tijdens de minutenlange aftiteling was het doodstil in de zaal. Iedereen zat zwijgend te wachten op het gesprek en de mogelijkheid tot discussie die overigens niet zo lang duurde. Wat viel er ook nog te zeggen? Er was bewondering voor de wijze waarop de gebeurtenissen waren verfilmd. Iemand had graag gezien dat er beelden waren ingelast waarin het ophalen in Amsterdam Zuid van de Joodse bewoners te zien zou zijn geweest. De recensent van de film in het Parool – waardering drie sterren – sprak daarentegen van ‘een overvol drama dat soms uit z’n voegen barst’. Waaruit maar blijkt dat smaken en beoordelingen kunnen verschillen.

“Das Spiel ist aus, Walter,” zegt aus der Fünten in één van de laatste scènes op het perron van Westerbork cynisch tegen z’n tegenstander.
De verhalen over de bezetting en de films die je daar over kunt maken voorlopig nog niet denk ik.
En de herinneringen aan die tijd zullen me ook wel weer een tijdje ’s nachts bezoeken.
Wel gaan zien deze film.


[begin]