27 dec 2007

Wonderkacheltjes en olielampjes

0 Reacties

Net terug van een gezellige kerstbrunch met de kinderen en kleinkinderen las ik ergens dat de suikerbieten ons misschien wel gered hadden tijdens de Hongerwinter. Ik vloog gelijk 63 jaar terug in de tijd maar kon me toch niet meer voor de geest halen hoe we de kerst van 1944 vierden. Hadden we bijvoorbeeld een kerstboom en wat aten we als kerstmaaltijd? Veel kan het niet geweest zijn, er kwam gewoon bijna niets meer binnen in het bezette westelijke deel van Nederland.
En hadden we nog gas en licht? Op een gegeven ogenblik was dat er namelijk niet meer maar of dat al met de kerst het geval was? Ik weet het niet zeker, dacht van niet maar het het beeld is onscherp geworden in m’n geheugen.
Wat dat licht betreft heb ik me een paar weken geleden verbaasd over alle fuss toen de Bommelerwaard een paar dagen zonder stroom zat. Een helikopter van de landmacht had de hoogspanningsleiding doormidden gesneden en daardoor zaten de mensen in het donker. En in de kou omdat gasketels nou eenmaal niet werken zonder elektrische stroom om de pomp aan te drijven.

Hinderlijk, natuurlijk, maar je weet dat het na een paar dagen weer gerepareerd is. Bovendien had men normaal te eten. En dat was nou precies wat ontbrak tijdens die Hongerwinter. Er was bijna niets te eten en die oorlog leek eindeloos voort te duren.
Terug naar kerstmis 1944. De herinneringen aan die tijd zijn dus gewist in m’n geheugen maar van de suikerbieten weet ik nog genoeg. Die stonden bij ons thuis namelijk vaak in een grote pan te pruttelen op het wonderkacheltje in de huiskamer. Ik denk dat dat kacheltje een bijna net zo grote rol speelde in onze overleving tijdens de Hongerwinter.
Eerder was bij ons thuis de haard al uit de huiskamer verdwenen en vervangen door een soort potkachel van het merk Salamander. Dat ding had als eigenschap dat je er alles in kon stoken met als bijkomend voordeel dat je er een pan op kon zetten om te koken. Tot de wasketel toe.
Maar toen ook de brandstof – kolen – opraakte moesten we wat anders en dat was het wonderkacheltje dat boven op die Salamander werd geplaatst. Waarom boven op de gewone kachel? Simpel, omdat je een afvoer voor de rook nodig had.
Op dat wonderkacheltje werd op een gegeven ogenblik bij gebrek aan een andere mogelijkheid gekookt en gebakken. En het was de enige verwarming in huis. Als je de winter van 44-45 opzoekt in het rijtje van koude winters zal je tot de ontdekking komen dat die, om het in sporttermen uit te drukken, een hoge positie inneemt in het linkerrijtje. Koud dus met regelmatig min 10 en meer.
Als ik m’n ogen sluit zie ik nog onze huiskamer voor me. Met de kachel en daarop dat wonderkacheltje. Er stond een pan te pruttelen met suikerbiet, hoe kan het anders. Niet in stukken gesneden maar geraspt. Het gaf een lucht af die ik bij ruiken onmiddellijk zou herkennen maar nauwelijks kan beschrijven. Een beetje weeïg zeg maar vies. De lucht die je vroeger elk jaar kon ruiken als je in september oktober langs Halfweg reed. Langs de suikerfabriek aan de Haarlemmerweg.
Bij de kachel, zeg maar half er omheen stond een wasrekje met de was. Niks te centrifuge, niks te wasdroger, geen elektriciteit trouwens en buiten bevroor het aan de lijn.
Maar inderdaad, ze hebben daar in de Bommelerwaard ook behoorlijk moeten afzien.
Wat er met die suikerbieten gebeurde? Kijk, als je die maar lang genoeg kookte hield je onder in de pan een bruine zoete massa over. En verder een grote massa pulp, die niet weggegooid werd. Samen met wat aardappels en bieten fijngestampt had je stamppot. Nog later werden daar ook nog bloembollen aan toegevoegd. Ik laat het aan de fantasie van de lezer over om de smaak van bloembollen te beschrijven. Ongelooflijk smerig, dat weet ik wel.
De kerst van 1944 is dus nauwelijks bij me blijven hangen maar de jaarwisseling, oudejaarsavond 1944, des te meer. Omdat we toen spelletjes deden, monopoly of mens erger je niet, bij het licht van brandende drijvertjes in lijnolie. Omdat we wat extra’s hadden in de vorm van pulpkoekjes. Ik kan me nog goed herinneren waar die van gemaakt waren. Van een mengsel van meel (maalden we zelf van tarwekorrels op een handkoffiemolentje), wat suikerstroop en suikerbietenpulp, gebakken in wat olie. Misschien wel in lijnolie maar dat weet ik niet meer. Wel dat m’n moeder ze aan het maken was, op het wonderkacheltje, en ze roken lekkerder dan de lekkerste oliebollen of appelflappen die ik ooit daarna gegeten heb.
Eind 1944, elf jaar was ik toen. En beleefde een oudejaarsviering die een onuitwisbare indruk op me maakte. Door het wonderkacheltje, door de olielampjes met lijnolie en niet te vergeten, de levensreddende suikerbieten.


[begin]