16. Op weg naar Jinka
Dinsdag, 6 december. Een dag waarop weer veel gereden moet worden. Ons reisdoel is deze keer Jinka. Volgens het programma van onze reisorganisatie wonen in het gebied waar we doorheen rijden, veel etnische groepen.
Beetje onrustige nacht achter de rug. Het begon met een mug die zich niet wilde laten vangen. Gelukkig zit er een klamboe boven het bed en die heb ik toen maar laten zakken. Daarna vreemd gedroomd. Ik vraag me af of het door de malariapillen komt. Dit deel van Ethiopië ligt namelijk veel lager dan het gebied noordelijk van de hoofdstad. En dat betekent dat ik twee dagen geleden moest beginnen met het innemen van Malarone.
Vandaag staat er een rit van 235 kilometer op het programma. Een kippenendje en we hoefden dus niet voor dag en dauw op. Geen asfaltweg deelt Kofi echter tijdens het ontbijt mee. Ik geloof dat ik nog niet heb verteld dat hij onze gids is dat wil zeggen, dat ik hem vanwege zijn gelijkenis met de hoofdman van de UNO die naam heb gegeven. Maar in Jinka komen we in een prachtig hotel terecht, vertelt hij daarna met enige trots. “Jinka Resort Hotel is like paradise.”
Negen uur gaan we op weg, met twee andere auto’s voor de exemplaren die gisteren naar de garage moesten. Ook deze keer moeten we eerst weer een half uur tanken. Ik vraag me af waarom ze dat niet ’s avonds doen. Als dat dan eindelijk gebeurd is komen we op een verharde weg terecht met veel gaten en nog meer stof. En voortdurend koeien, honderden koeien.
Veel te zien is er onderweg niet. Het is afwisselend dor en droog zo nu en onderbroken door wat hutten of een klein dorp met maïsveldjes. Na een paar uur stoppen we in een wat groter dorp om wat te drinken. We kunnen er zitten in de schaduw van een enorme ficus. De koffie kost hier 1 Birr, Cola 3 en 4 condooms gaan voor 1 Birr over de toonbank. Een sensatie zegt de reclame en dat mag je bij deze prijzen gerust zeggen.
Wij rijden weer verder. Het is aardig warm geworden en de raampjes van de auto gaan dus open. En op tijd weer dicht als er een tegenligger nadert want aan stof hebben ze hier geen gebrek. Het is nog steeds een dorre toestand. In het verhaal van Four Seasons Tours staat dat hier de Konso, Tsemay en Aristammen wonen. Thuis had ik gelezen dat die er interessante leefgewoonten op nahouden. Jammer genoeg niet langs de weg. Daar moet je het binnenland voor intrekken en de tijd ontbreekt om dat te doen. Ik maak een uitzondering voor hun bijenkorven. Die hangen ze namelijk in de bomen en omdat er eentje langs de weg staat stoppen we om die op ons gemak te bekijken en te fotograferen.
De langwerpige korven hangen hoog en
droog mag je wel zeggen. Daar klim je niet even in om wat honing uit te halen. Maar er zal ongetwijfeld een reden zijn om het op deze wijze te doen.
Om de benen te strekken lopen we daarna een kwartiertje. Meestal krijg je dan wel gezelschap van wat kinderen of volwassenen maar hier niet.
Ik wil niet zeggen dat het uitgestorven is, want zo nu en dan heb ik wel een paar hutjes gezien. Die zijn echter van al die zaken verstoken, die ons leven veraan-genamen. Geen elektriciteit, geen water, geen gas, geen supermarkt, geen crèche voor de kinderen, geen speelplaats, geen peuterbad.
Stel je bent kind en woont in dat hutje hiernaast. En je verveelt je, de volgende hut staat een kilometer verder. “Mam, ik verveel me.”
Wat denk je dat zo’n moeder dan zegt? Kan zeggen?
“Heb je je huiswerk al af?”
Aardig bedacht maar het volgende dorp met een school is twintig kilometer verder. Daar ga je dus niet heen. Te ver weg.
Moeder lost het probleem vervolgens pragmatisch op. “Vervelen? Ga jij de geiten maar hoeden. Maar wel voor het donker terug. En denk erom dat je er niet eentje kwijt raakt zoals laatst.”
En even later loop je met 43 geiten langs de weg. Op zoek naar voedsel. Gras, een waterpoel, je steekt de weg over omdat je weet dat er aan de andere kant een riviertje loopt waarin een paar dagen geleden nog wat water stroomde. Met geiten gaat het net als met schapen. Pas als er een geit over de weg is volgt de rest. In de verte zie je wat auto’s aankomen. Kom op nou beest. En je geeft een knorrig mannetje een pets op z’n kont om hem in beweging te brengen. Onwillig doet de ouwe geitenbok de eerste stappen. De auto’s zijn nu dichtbij en de voorste begint te claxonneren. Ja hallo, je ziet toch dat ik bezig ben.
Zeker weer zo’n stelletje stomme toeristen in die landrovers. Ja hoor, dacht ik het niet, daar stapt er al een uit met z’n camera. Geef me liever een paar Birren man, daar heb ik tenminste wat aan. En om je te steunen steekt het landschap dan uit protest de middenvinger omhoog.
Wij rijden verder en laten de kleine geitenhoeder alleen met z’n problemen. Rijden, rijden, rijden. Er wordt niet veel meer gesproken in onze auto. Een enkele opmerking soms gevolgd door een kort antwoord.
Stof dwarrelt op van onze voorgangers. Wat heet dwarrelt, ik kan soms geen hand voor ogen zien. De zon blikkert meedogenloos in de staalblauwe lucht en het wordt steeds warmer. Ik vraag me af hoe het ooit wat worden moet met dit deel van het land. Om het allemaal even te vergeten zet ik de oordopjes van m’n Ipod in, om even te vergeten waar ik ben en ik start op goed geluk een nummer.
Bekende klanken drijven m’n oren binnen.
“I want to run
I want to hide
I want to tear down the walls
that hold me inside
I want to reach out
and touch the flame
Where the streets have no name
I want to feel
sunlight on my face
see that dustcloud disappear without a trace
…”
Bono met U2? Ja, wie anders.
En gelijk weet ik wat de naam voor dit reisboek zal worden.
‘Where the streets have no name’
Zo gaan die dingen.
Tot onze aankomst gebeurt er daarna weinig. Tweehonderd vijfendertig kilometer lijkt niet veel maar als de weg geen hogere snelheid toelaat dan een kilometer of veertig duurt het langer dan je denkt. We maken een aantal stops, een om ons lunchpakket op te eten en twee om wat te drinken. Passeren een aantal dorpen en arriveren uiteindelijk tegen een uur of vijf in Jinka, bij de lodge die door Kofi werd omschreven als Paradise.
De eerste indruk is niet slecht. Het ziet er allemaal vrij nieuw en goed onderhouden uit. We krijgen een grote kamer, de badkamer is qua afmetingen ook van het type badzaal met grote kleurige tegels. Helaas, pindakaas, geen warm water.
“Even de boiler aanzetten,”zegt de ervaren reiziger in dat geval. Het rode lampje op de boiler gaat echter niet branden zodat ik twijfel of het ding het doet. Dan maar een koude douche om het stof af te spoelen.
Als ik daarna naar de receptie ga om het defect te melden tref ik er een receptioniste die me stralend toelacht. Zoiets is natuurlijk nooit weg en na haar een compliment gemaakt te hebben voor deze lodge, vertel ik haar mijn kleine probleem. “No hot water.” Ze belooft om iemand te sturen. Op dat ogenblik komt Jaap er net aan. Die heeft een kamertje van minimale afmetingen gekregen waarin noch licht brandt noch warm water uit de kraan komt. Ik vergeet m’n eigen probleem even en adviseer de stralende receptioniste om meneer een andere kamer te geven. Hierop stopt ze even met lachen maar organiseert de komst van een deskundige die terstond iets gaat doen bij een schakelkast in de buurt van Jaaps kamer. En vraag niet hoe het kan maar het licht in de kamer van Jaap gaat aan en z’n boiler begint ook meteen tevreden knorrende geluiden te maken. Akkoord, geen wonder maar toch wel vlak erbij.
Voor de zekerheid vraag ik toch nog maar even aan Miss Wonderful Life of ze ‘room osix’ dezelfde behandeling kan laten ondergaan. Ze belooft het en met een rustig gevoel geef ik me over aan een drankje om wat bij te komen.
We eten daarna gezellig met een lekker flesje witte wijn erbij. Ik heb me nog nooit een voorstelling van het paradijs gemaakt maar ik tref hier elementen die er niet zouden misstaan.
Als we naar bed gaan doet de boiler het nog steeds niet. Nou ja, dat was ook eigenlijk wel te verwachten. Twee wonderen op een dag is teveel gevraagd.
M’n echtgenote waagt zich daarna toch maar aan de koude douche die ik al voor het eten had genomen. Het maakt haar niet blij.
“Morgen gaan we naar de schotelvrouwtjes”, spreek ik haar troostend toe. “Dan vergeet je al deze kleinigheden.”
Maar de bedden liggen goed en ik vertrek voor weer een nacht vol vreemde belevenissen.