4. Varen op het Tanameer
Vrijdag 25 november. Bijna 70 bij 90 kilometer is het Tanameer groot met meer dan 32 eilanden en we varen vandaag naar de overkant. Onderweg bezoeken we een aantal eilandjes om eeuwenoude kloosters en kerken met prachtige muurschilderingen te bezichtigen. Aan het einde van de middag rijden we daarna naar Gondar.
Voor de verandering staan we vandaag maar weer eens vroeg op. Zes uur gaat de wekker maar ik was al wat eerder wakker, gewekt door het rumoer van startende vrachtwagens, balkende ezels, kraaiende hanen en Imams die opriepen tot gebed.
Als we even na zeven door het stadje rijden is het overal al een drukte van belang. Kinderen zijn op weg naar school, volwassenen naar hun werk, marktkooplui prijzen luidkeels hun waren aan, deze stad is springlevend.
Het is stralend weer maar nog fris. Wat dat betreft kan je je toch aardig vergissen. We bevinden ons op tweeduizend meter hoogte en dan kan het ’s nachts behoorlijk koud zijn.
Aan de kant van de straat, tegen de huizen aan, ontdek ik nu ook tekenen van troosteloze armoede. Het dakloze deel van deze natie heeft hier de nacht doorgebracht. In portieken, onder wat vodden of onder stukken karton.
Wij gaan vandaag varen op het Tanameer, onze bus zal met de bagage om het meer rijden en pakt ons in de loop van de dag dan weer op. Het is de bedoeling om onderweg bij een aantal eilanden aan te leggen en de kerken en kloosters te bezoeken. Die zijn voor een deel al in de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw gebouwd toen het Christelijk geloof in dit land door druk van buitenaf alle zeilen moest bijzetten om zich te handhaven.
Beetje varen, eigenlijk wel lekker zo’n dagje. Na het gejakker van de vorige dagen tijd om een beetje in alle rust te acclimatiseren. Het verschaft ook de mogelijkheid om wat beter kennis te maken met m’n medereizigers. De wat afwachtende houding die we allemaal de eerste dagen aannemen, is voor een groot deel al verdwenen. Zo gaat het trouwens bijna altijd.
Het zijn er achttien deze keer, een vrij grote groep. Eigenlijk heeft een aantal tussen de tien en vijftien m’n voorkeur.
De meesten zijn van onze leeftijd of iets ouder, maar vier of vijf zijn jonger. Wel ervaren reizigers, dat was me al opgevallen. China, Tibet, India, Mexico, Peru, iedereen heeft er wel zijn verhaal over te vertellen.
Zachtjes repeteer ik voor mezelf de namen die ik al onthouden heb. Ik kom tot tien. Daar moet dus nog even flink op geoefend worden.
Zou je ze zelf allemaal uitgezocht hebben om mee op reis te gaan als dat al mogelijk was geweest? Als ik eerlijk moet zijn is het antwoord nee. Maar dat geldt omgekeerd natuurlijk net zo hard.
Ik kan de vraag ook anders beantwoorden. Met hoeveel reisgenoten, het zijn er een kleine tweehonderd over ruim tien jaar, is het contact bewaard gebleven? Het zijn er als ik goed tel tien, nee twaalf. Alle anderen zijn binnen een jaar, nadat de foto’s en verhalen waren uitgewisseld, verdwenen, opgelost. We waren voor drie of vier weken tot elkaar ’veroordeeld’ en vonden dat kennelijk voldoende. De behoefte om blijvend met elkaar in contact te blijven ontbrak daarna.
We treffen het dat een van de reisgenoten bereid is om ons te laten delen in zijn kennis van dit land. Hij heeft hier in de jaren zeventig of tachtig meerdere jaren, verdeeld over twee perioden, gewerkt en vindt het leuk om daarover te vertellen. Bijna automatisch wordt hij daardoor ook ons aanspreekpunt voor andere zaken.
Is Ethiopië een arm land? In materieel opzicht valt het me tot nog toe mee. Maar we hebben nog maar weinig gezien van de levensomstandigheden op het platteland.
Wat me wel opvalt, is het grote aantal mensentypes. Variërend van lichtbruin tot bijna zwart, van sluikharig tot kroezend, van lelijk tot knap. Veel look-alikes van Ayaan Hirsi Ali onder meisjes en vrouwen.
Van de sluimerende onrust onder de bevolking heb ik nog geen uiterlijke tekenen opgemerkt maar dat kan ook nauwelijks. Daarvoor moet je langere tijd in een land verblijven.
We hebben een uurtje of twee gevaren en naderen ons eerste eiland. Aanleggen gaat een beetje moeilijk, er is geen steiger, wel een stenen pier die is opgebouwd uit grote brokken steen. Niet iedereen beheerst de balanceeract waarmee je aan wal moet komen maar met wat hulp van een ontvangstcomité lukt het zonder vallen.
We gaan op weg naar de kerk waaraan dit en andere eilanden in dit meer hun vermaardheid danken. Behorend tot het Cultureel Erfgoed van de Unesco had ik ergens gelezen.
Heb ik al verteld dat die kerken soms wel vijf eeuwen oud zijn en dat ze daar allerlei religieuze schatten bewaren? Vast wel. Ik zal wel meer in herhaling vervallen waar het de bijzondere dingen tijdens deze reis betreft. Waar nodig corrigeer ik dat wel in definitieve versie van m’n verhaal.
Het smalle pad leidt omhoog, links en rechts staan bomen en struiken. Liefhebbers van koffie kunnen de bonen hier zo van de bomen plukken. Van oorsprong is de Coffea zoals de officiële naam van het geslacht luidt, uit Ethiopië afkomstig. Er bestaan 60 soorten waarvan er twee belangrijk zijn. De Arabica en de Robusta.
Maar we naderen een open stuk terrein en daar staat een kerk. Rond, betrekkelijk klein en met een rieten dak. Ik kan de leeftijd moeilijk schatten. We moeten wachten tot de volledige groep is gearriveerd. Dat duurt even omdat er iemand is uitgegleden en plat op z’n gezicht is terechtgekomen. Bepleisterd en met bloedvlekken op z’n kleding arriveert hij na een minuut of vijf met degenen die hem geholpen hebben. Maar het valt allemaal mee verklaart hij, de meeste last ondervindt hij nog van z’n knie waarmee hij op een uitstekend stuk rots terecht was gekomen.
Nadat de gids heeft betaald voor de entree worden de deuren geopend en kunnen we naar binnen. Wel eerst natuurlijk de schoenen uit. Hoewel de tapijten op de grond en het gebouw zelf in een aardig verwaarloosde toestand verkeren, wordt m’n blik onweerstaanbaar naar de grote geschilderde afbeeldingen van Bijbelse verhalen getrokken. Ondanks dat ik er al het nodige over heb gelezen zijn ze verrassend. Hier en daar zijn de kleuren wat verschoten en lopen er strepen van lekkages maar de totale indruk is er een van een overrompelende kleurigheid. De voorstellingen zijn weergegeven in een stijl die een beetje naïef aandoet. Ik maak een rondje om het afgesloten centrale deel van de kerk en passeer ondermeer de kruisiging, het paradijs met Adam en Eva, het hoofd van Johannes de Doper op een schaal, St. George met de draak, en nog veel meer. Prachtig.
Ik neem flink wat foto’s en hoop dat ze zullen lukken, veel licht is er namelijk niet.
Zijn ze niet bijzonder? Dat dacht ik ook.
Die laatste is de plaats waar de slechteriken van deze wereld terechtkomen. De kunstenaar heeft zich hier heerlijk uitgeleefd.
Wij gaan na een laatste blik verder en verlaten dit eiland dat zo’n 10000 bewoners telt. Terug naar de boot en weer wat varen.
Er staan nog meer kerkjes op het programma. Ook daar weer die typische ronde vorm en prachtige schilderingen.
Ik zou eigenlijk wel eens een bezoek aan een dorp willen brengen dat bij zo’n kerk hoort maar om een of andere reden is dat niet mogelijk. Geen tijd of misschien willen de dorpelingen het niet. Als we echter op een gegeven ogenblik kinderenstemmen horen die op zangerige toon iets opzeggen weten we onze begeleiders te overtuigen van onze belangstelling. Met de gids lopen we naar de rand van een dorp waar een groepje kinderen in de schaduw van wat grote bomen bijeenzit. Dit heeft wel iets weg van een schooltje en dat klopt wel want om de beurt lezen de al wat oudere kinderen op zangerige toon iets voor wat door de anderen meegeneuried wordt.
Wat een vredige wereld is het hier. Zelfs het oude mannetje dat met z’n geweer voor bewaker speelt kan dat gevoel niet wegnemen. Hij wil me het wapen wel even laten zien. Het is een oud exemplaar met een grote grendel, uit de eerste wereldoorlog of misschien nog wel ouder. Ik twijfel eerlijk gezegd of er überhaupt nog patronen voor het ding bestaan maar laat het bewijs toch maar achterwege. Je weet maar nooit.
Weer een eiland verder worden we verrast door een kerk met grotere afmetingen dan de vorige. Deze is bovendien voorzien van gedeeltelijk bewerkte teakdeuren. Een gebouwtje naast de kerk is ingericht als klein museum.
Na het bezichtigen van de kerk moeten we even wachten voor we de schatten mogen zien die er bewaard worden. De sleutel is er namelijk niet en moet eerst gebracht worden door de sleutelbewaarder die in een dorp aan de andere zijde van het eiland woont. Hij arriveert met een bootje en tot m’n verrassing zie ik dat ze hier de biezen bootjes gebruiken die ik jaren geleden ook in Peru zag. In het Titicacameer waar ze die van riet maakten.
Nadat de deur is geopend tonen een paar oude priesters de schatten die hier eeuwen geleden gebracht zijn. Prachtige bewerkte kruizen van zilver en enorme folianten met gekleurde prenten en bijbelse vertellingen worden omhoog getild zodat we ze goed kunnen zien. En fotograferen natuurlijk. Uiteraard zijn we niet de eerste toeristen die deze eilanden bezoeken en hebben de eilandbewoners ontdekt dat we een dankbare inkomstenbron vormen. Er moet dus betaald worden en na aankomst bij een kerk begint de priester van dienst dan ook onmiddellijk het aantal bezoekers te tellen. Daarna schrijft hij in een beduimeld boekje een bonnetje uit waarvan onze gids, na betaling, een doordrukexemplaar ontvangt.
Kerk of niet, de administratie moet kloppen.
Kwart voor zes arriveren we verbrand door de zon en rozig van de dag op het water aan de overkant. Daar staat de bus met onze bagage al klaar. Terwijl wij het meer per boot overstaken is Tesfaye om het meer heen gereden.
We gaan naar Gondar, half uurtje rijden en arriveren in een mooi hotel dat op de top van een heuvel ligt. Zal wel een mooi uitzicht opleveren maar het is al donker.
Het is wel helder en dat levert een sterrenhemel op zoals je bij ons zelden ziet.
Na het eten wacht het bed en het is voortreffelijk. Niet te hard, niet te zacht, en ook het hoofdkussen is zoals het zijn moet. Niets beter als je moe bent dan een goed bed. De wetenschap dat ik de volgende dag kan uitslapen doet de rest.