22. Dagje Harar. Aflevering 2
Zondag 11 december. Na het Rimbaudhuis wandelen we verder door het oude stadscentrum. Het wordt warmer, het is tijd voor koffie en we gaan naar het plein dat al eeuwen als trefcentrum van Harar functioneert.
’s Middags maken we een ritje in de omgeving van de stad.
Is een rondreis door een ver land eigenlijk wel geslaagd zonder dat je op een terras hebt gezeten? Ik vind van niet maar dan moet zo’n terras er natuurlijk wel zijn.
Na het bezoek aan het Rimbaudhuis waren wij weer verder gewandeld en bij het Feres Magalasqura gestopt om koffie te drinken. En om even te zitten, op een echt terras.
We zijn niet de enige bezoekers, tien of elf inwoners van de stad hebben ook een plaatsje gezocht. Jonge mannen, netjes in de kleren gestoken, die een colaatje drinken, de laatste nieuwtjes bespreken en ondertussen hun schoenen laten poetsen.
Eindelijk weer gelegenheid om het va en vient in een stad gade te slaan. Het is inmiddels een stuk drukker geworden. Het plein waarop we uitkijken, is de plaats waar iedereen elkaar treft, een spelletje doet, biljart in een van de cafeetjes, de bioscoop bezoekt.
Deze reis is er een van uitersten realiseer ik me eens te meer. Met overnachtingen die overwegend in redelijke hotels plaatsvonden maar ook wel in gelegenheden die in de categorie min ***** thuishoorden. Met eindeloos lijkende ritten over stoffige wegen afgewisseld met een rustige wandeling zoals op deze zondagochtend.
Uitersten ook in de mensen die ons terras passeren. Een man die zich op z’n mooist heeft aangekleed om op bezoek te gaan wordt gevolgd door twee zwervers die gekleed gaan in gescheurde vodden. Een moeder met een mooi kindje door een hinkende bedelaar.
Tegenover ons wassen taxichauffeurs hun auto’s in afwachting van klanten. Het zijn stokoude Opels of Peugeots die allemaal blauw geverfd zijn.
Na een tijdje valt me op dat sommige mensen meerdere keren het terras passeren. Een man in een lichtgrijs pak met een rode pet heb ik al een paar keer gezien. Iedere keer blijft hij even stilstaan om speurend naar de bezoekers op het terras te kijken waarna hij zich abrupt omdraait en weer verder loopt. Op zoek naar iemand dat is duidelijk. Of zou het een taxichauffeur zijn die komt kijken of een van de jonge mannen behoefte aan een ritje heeft? Een van de schoenpoetsers komt zo nu en dan langs om een paar blinkend gepoetste schoenen terug te brengen en te informeren of er nog andere liefhebbers zijn.
Vrouwen zie je nauwelijks. Maar dat verwondert me niet echt, we zijn in een overwegend Islamitische stad. Het begint trouwens warm te worden. De zon staat bijna loodrecht boven ons aan een strakblauwe hemel.
“He, koe ako.” Een oude man waarschuwt dat een bezoeker opzij moet gaan en draagt twee kratten met Cola naar binnen. Een flink gewicht want het zijn kratten waarin bijna twee keer zoveel flesjes passen als bij ons. Op de rijweg worden twee met hout beladen ezels gevolgd door twee meisjes van een jaar of dertien veertien. Gekleed in de armoedige jurkjes van een soort camouflagestof, die vooral in de dorpen wordt gedragen. Zo nu en dan klinkt het geluid van een stevige pets op de kont van de arme dieren. Ik zag in de vroege ochtend, toen we het hotel verlieten, ook een paar vrouwen met gigantische takkenbossen op hun rug. Dat zie je trouwens veel in dit land; vooral in het zuiden. Voor zover ik het kan beoordelen worden die niet gepetst.
Hé, weer een paar meisjes, deze keer keurig aangekleed. Wel goed ingepakt. Wat doen die op dit plein op zondagochtend? Geen koffie drinken op een terras, dat is duidelijk. Met een strakke blik recht voor zich uit passeren ze ons. Ik denk dat ze op weg zijn naar de zondagschool. Harar is bekend om z’n koranscholen waar de fijne kneepjes van de Islam worden onderwezen.
Wij gaan trouwens ook weer wandelen. Onze verkenning van de binnenstad is nog niet afgelopen.
Een paar straatjes verder staat op een binnenplaats een wonderlijk bouwsel dat eruit ziet als een enorme cactus.
Het blijkt een soort graftombe te zijn waarin een heilige man z’n laatste rustplaats heeft gevonden. Je mag even een blik naar binnen werpen waar ik overigens weinig wijzer van word.
Harar heeft ook naam gemaakt als centrum van koffieteelt en onze gids leidt ons met bekwame hand naar een bedrijfje waar koffie wordt gebrand. Na de bezichtiging is er gelegenheid om koffie te kopen maar de lust om met een paar grote pakken verder te wandelen ontbreekt me.
Het loopt inmiddels tegen elf uur. De rust van de vroege ochtend is voorbij. Bijna ontstaat er een incident als een van de leden van onze groep een foto wil maken van een oude man. Met wat andere mannen zit die wat te praten op de trap van een gebouw. Hij vindt het wel goed en tovert er een lachje bij op z’n gerimpelde karakterkop.
Bijna automatisch overhandigt de fotograaf hem daarna een paar Birr die de oude man, nog steeds glimlachend, accepteert. Nog voor hij ze kan opbergen worden ze hem echter uit de handen getrokken door een jonge man die het geld met een boos gezicht op de grond gooit en er op spuugt. Mag er hier geen geld gegeven worden, mag er hier helemaal niet gefotografeerd worden of was het bedrag te laag? Een groepje toeschouwers van het gebeuren kijkt nieuwsgierig toe. Wij wachten de antwoorden op onze vragen maar niet af, hebben geen behoefte om ongewild het middelpunt van een ruzie te worden.
We hebben de oude stadskern inmiddels weer verlaten. Het ziet er hier een stuk stoffiger uit.
Het ziekenhuis van de stad is geopend dat wil zeggen de polikliniek. Uiteraard niet voor bezoekers zoals wij.
Een straat verder confronteert een grote tank ons met een probleem waar wij als verwende westerlingen geen weet van hebben. Deze plaats bezit geen waterleiding dat wil zeggen, grote delen bezitten die niet en dat betekent dat de inwoners het moeten halen bij een van de tappunten.
Om half een komen we terug in ons hotel. Onze kamer ziet er plotseling een stuk beter uit en de badkamer heeft duidelijk een grote schoonmaakbeurt gehad. Wij besluiten om een plekje op het dakterras te zoeken en gezeten onder een grote parasol schrijf ik daar m’n impressies van deze dag. Biertje erbij, grote kop soep met vers stokbrood. Enjoy life murmel ik zachtjes voor me heen en berg met een tevreden gezicht m’n opschrijfboekje op.
Wanneer en hoe we naar Addis zullen gaan is nog niet helemaal duidelijk maar ik zet het van me af. Je kunt je wel ergeren en nog eens naar onze gids gaan maar dat helpt toch niet.
’s Middags maken we een rit van een paar uur om het landschap rondom Harar te bewonderen. Een gepland bezoek aan een dorp gaat om onduidelijke redenen niet door. Maar we bezoeken wel een bijzonder stukje karstlandschap met wonderlijk gevormde stenen zuilen waarbij je je afvraagt wanneer het deel dat op de top balanceert, eraf zal vallen. Het kleine top-model dat aan het einde van de rit voor ons poseert, is in haar eentje voldoende om deze dag een gouden randje te verlenen.
Omdat we nog nauwelijks souvenirs hebben kunnen kopen begeleidt onze jonge gids ons aan het einde van de middag naar een souvenirshop die we zelf nooit gevonden zouden hebben. Het wordt een hele voorstelling met het uitzoeken van een paar dingen en het afdingen op de prijs. De winkel wordt gerund door een oma met een imposante figuur die op een stoel midden in de winkel zit. De onderhandelingen voer ik met een van jeugdige assistenten die zo nu en dan wel aan oma moet vragen of ze zich in het bod van de koper kan vinden.
“You make me bankrupt,” is het klagende commentaar als ik te weinig naar haar zin biedt. Ik speel het speel mee en complimenteer haar met de wijze waarop haar assistent de onderhandelingen voert. Of het haar kleinzoon is? Ze straalt maar houdt wel vast aan de prijs die ik moet betalen; dergelijke kunstjes om de onderhandelingen te beïnvloeden is zij allang vergeten.
Als we daarna weer willen teruglopen naar ons hotel heeft zich een groepje jongens verzameld die wel even met ons wil kennismaken. Waar we vandaan komen en hoe we heten. Het bekende ritueel maar eentje doet het in het Frans en dat vind ik toch wel een aardige variatie. Waar ie z’n Frans geleerd heeft vraag ik belangstellend? Hij vertelt me dat hij een cursus Frans aan het institut Rimbaud volgt om later Franse toeristen te kunnen begeleiden. Z’n vriend komt er ook bij staan. Hij studeert geen Frans maar vraagt of ik Euromunten bij me heb. Hij beweert verzamelaar te zijn en laat me inderdaad wat geldstukken zien. Ik geef hem het voordeel van de twijfel en ach, wat maakt het uit of het een slimme variant is om wat geld los te krijgen. Bovendien boft hij omdat ik als enige wat hele en halve Euro’s bij me heb.
Als we daarna op weg gaan naar het hotel komt er nog een verzamelaar aan en hem schenk ik m’n laatste Euromunt.
Omdat het onze laatste dag is maken we er toch een weggeefdag van. Na wat oude T-shirts en een regenjack tijdens de middagpauze voor de jongste bediende in het hotel besluit ik om m’n wandelschoenen weg te geven aan een van de plaatselijke gidsen die ons begeleidt. De sandalen die hij aan heeft, zijn aan het einde van hun bestaan en de vraag of hij mijn maatje 44 kan gebruiken levert een bevestigend antwoord op. M’n verhaal dat ze mij all over the world hebben gedragen, door Peru en Bolivia, India en China, Kenia en Zimbabwe en nog veel meer daartussen, neemt hij ondertussen maar voor lief. Je moet er wel even voor meekomen naar het hotel voeg ik er aan het slot aan toe, want ik ben niet van plan om het laatste stuk op m’n sokken over straat te lopen.
In de lounge van het hotel trek ik ze dan uit en terwijl twee personeelsleden afgunstig toekijken verwisselen m’n trouwe stappers van eigenaar. Tot m’n verbazing verdwijnt hij dan zonder ze mee te nemen omdat hij nog even iets moet halen. Een paar minuten later is hij terug. Met een grote papieren draagtas waarin de schoenen worden gestopt. Na me nog een keer uitgebreid bedankt te hebben verlaat hij het hotel dan definitief en nagestaard door het personeel van het hotel ga ik naar boven, naar m’n kamer om m’n gewone schoenen aan te trekken.
Later, tijdens het eten, praten we uitgebreid na over alles wat we vandaag gezien hebben.
En we genieten van de lekkere fles witte wijn die Jaap en ik ’s middags al koel hadden laten zetten.
De groentesoep gaat er best in na zo’n dag wandelen. Vegetable soup die zich overigens ook al door de wijze waarop de bediening de naam uitspreekt, onderscheidt van een doorsnee soepje in dit land.
Fonetisch weergegeven komt het ongeveer neer op fetsje teebel met de nadruk op teebel. Doe mij ook maar een bordje van die tafel zeggen we tegen elkaar. Accoord, kan leuker maar we zijn een beetje moe.
De vlucht morgen zal pas na twaalven plaatsvinden en we overwegen na deze mededeling om nog maar een tweede flesje open te maken. Maar dat doen we toch maar niet. Morgen vroeg op is de reden want we vliegen vanaf Dire Dawa en wat dat betekent valt gemakkelijk te raden. Er moet weer een eind gereden worden.
Wat een land, wat een dag.