18. NAAR KUNMING
Dit was toch eigenlijk te gek voor woorden. Vijf uur uit je bed. Toen we om kwart voor zes beneden stonden sliep iedereen nog half maar gelukkig had Dick een mooi verhaal.
Het warme water had het bij onze aankomst niet gedaan in z’n kamer. Ook niet na de toezeggingen die hij na z’n eerste klachten had ontvangen. U moet het gewoon even goed laten doorlopen had hij als advies gekregen maar na een half uur bij de lopende kraan gezeten te hebben was ie ’s avonds toen zo boos geworden dat hij het etagemeisje er bij had gehaald.
“En weten jullie wat ik toen gedaan heb in m’n drift? Ik heb de thermoskan met heet theewater gepakt en die heb ik leeggegooid in het bad. En daarna heb ik tien vingers omhooggestoken om aan te geven dat ik er nog tien wilde hebben. Of ze het begreep? Onmiddellijk. Giechelend was ze aan het werk gegaan en met kannen en emmers had ze het bad gevuld.” Een mooi verhaal en ik bespeurde gelukkig tekenen dat iedereen er weer een beetje zin in kreeg.
Ondertussen was de bus gearriveerd en we vertrokken, in het aardedonker. Dali was bij het doorrijden toch groter dan ik gedacht had en we passeerden daarna een aantal nog grotere plaatsen waar het dagelijks leven net pogingen in het werk stelde om voorzichtig te beginnen.
De eerste uren van de rit dommelde iedereen een beetje. We reden een uurtje door een vlak gebied, langs het meer en gingen daarna weer omhoog, de bergen in. Daar was de kwaliteit van de weg maar matig, bovendien erg bochtig. Het werd een lange rit en onderbroken door een plaspauze arriveerden we tegen enen in Sitchuan waar het de bedoeling was om wat te eten. Hoewel we talloze leuk uitziende eethuisjes passeerden slaagden onze plaatselijke gidsen er toch weer in om ons in een vreemde gribus te laten belanden. De betreffende eetgelegenheid, die zich in een buitenwijk bevond, had nog het meeste weg van een bedrijfskantine uit de vijftiger jaren. We moesten er voor naar de tweede etage van een groot gebouw klimmen. In de grote en ongezellige ruimte viel het eten daarna echter mee. “Dat hebben we wel slechter gehad,” was de algemene mening na afloop.
Onze tocht ging verder. De weg werd gelukkig wat beter. Dat mocht ook wel want de chauffeur waaraan we ons leven hadden toevertrouwd was in mijn ogen een klungel. Of hij de gaten, die overal in de weg zaten, niet zag is me niet duidelijk geworden maar hij slaagde er iedere keer in om te laat te remmen, met alle gevolgen dus voor z’n passagiers en de bus. Het was daardoor een grote doorlopende schudpartij.
Bovendien had hij ook geen kaas gegeten van tijdig terugschakelen waardoor de motor nogal eens protesterende geluiden liet horen. En ik verdacht hem er zelfs van dat hij de hellingen afreed met de motor in de vrijstand.
Een vreemde figuur die op een gegeven moment zo ver ging dat hij weigerde om een muziekbandje met Tai-chi muziek te spelen op de cassetterecorder van de bus. Dat werd Gerard te gortig en even hing het leven van meneer aan een zijden draad. Heerlijk, op zulke momenten was onze Gerard op z’n best. En wij genoten daarna van een uurtje muziek.
Leek het door de muziek of het weer z’n leven wilde beteren? Het spetterde nog maar een beetje toen Kunming zich aankondigde met fabrieken en andere bedrijfsgebouwen. Tegen vieren reden we na een rit van ruim vier honderd kilometer ten slotte door de buitenwijken van de stad en op het moment dat we bij het hotel arriveerden was het droog. Dat mocht ook wel want iedereen was zo’n beetje aan het einde van z’n Latijn.
Hotel King World ****, dat in het centrum lag, maakte echter alles goed. Een grote glimmende entree, een nog grotere hal met een lichtornament dat uit een paar duizend kleine stukjes glinsterend glas bestond. Overal zitjes en het kon niet anders of ons kleine verkreukelde groepje moest uit de toon vallen in deze majestueuze omgeving. Maar so what. Terwijl de gidsen voor het inchecken zorgden aan de balie zochten wij een plaatsje in de grote koffiecorner. Echte koffie met gebak was er te krijgen. En na de eerste slokken van hun koffie zag je iedereen een beetje opfleuren.
De kamer op de achtste etage met uitzicht op een brede straat met verkeer was een verademing. Douchen, schone kleren aan en dat gevoel van herboren zijn nam langzaam bezit van me.
“This is life, man”, fluisterde ik zachtjes tegen mezelf terwijl ik naar buiten keek. “This is really life”.
In ons reisgidsje las ik daarna dat Kunming de hoofdstad was van de provincie Yunnan. Door z’n ligging op 1900 meter hoogte had de stad het gehele jaar een prettig klimaat. Het was een bijna westers aandoende metropool met veel wolkenkrabbers, druk verkeer, lichtreclames, een miljoen of daaromtrent fietsers, overal kraampjes waar je iets kon kopen, drukke winkelstraten, kortom, levendig, druk, bedrijvig. Overal werd gebouwd wat meestal een teken is dat het goed gaat.
Samen met Lietje schreef ik een brief om die naar Nederland te versturen met de fax. Terwijl zij haar haren ging drogen liep ik daarom even op m’n gemak naar het Businesscentrum van het hotel. Een aardige juffrouw in het kleine kantoortje stond kennelijk al te popelen om me te helpen en beijverde zich om ons schrijven te verzenden. Dat was in een paar minuutjes gepiept. De techniek stond toch voor niets meer. Kosten twee tientjes. Een telefoongesprek was duurder. Ik kon me even niet voorstellen dat ik een paar honderd kilometer verder had gezien dat de mensen nog onder omstandigheden uit onze vorige eeuw leefden. Wat een tegenstellingen waren er toch in dit land.
We aten ’s avonds in een restaurantje buiten het hotel. Als verrassing was er een glaasje wijn. Van Dick en Lies, die ons door middel van een brief met twee ringetjes aankondigen, dat ze 35 jaar getrouwd waren. Dali, de regen, het leek plotseling eeuwen geleden te zijn. Wie zei er ook al weer dat mensen niet gemakkelijk te beïnvloeden waren?
De lach was tijdens de maaltijd niet van de lucht en Dick vertelde onder grote bijval z’n verhaal over het warme water voor z’n bad in Dali nog een keer.
Na het eten ‘borrelden’ we nog even na in het hotel. Het was er goed toeven met uitzondering van het duizend maal versterkte geluid van een piano met zingende juffrouw. Levende muziek die er bijna in slaagde om de geluidsbarrière te doorbreken. Voorzichtige pogingen om de draadjes uit de achter ons opgestelde geluidsboxen te verwijderen mislukten jammer genoeg maar op ons verzoek werden de dingen een eind verder met de luidsprekerzijde tegen de muur gezet. Daardoor was er in ieder geval weer een gesprek mogelijk en omdat we mochten uitslapen bleven we onder het genot van een paar glazen Irish coffee tot 12 uur zitten voor we naar bed gingen.