10 feb 1996

22. BOOTTOCHT OP DE LIJIANGRIVIER

0 Reacties

Ik werd al om zes uur wakker. Beschikte ik eigenlijk nog wel over het vermo­gen om uit te slapen? Of was het een gevolg van de muziek waarvan de tonen vanuit het parkje onze kamer binnendrongen?
Goeie morgen. Buiten was het nog donker maar in het halfduister zag ik dat groepjes Chinezen al ijverig bezig waren met …? Met heuse Tai-chi oe­feningen.

Nou ja, eerst maar opstaan en ontbijten. We zouden op deze dag weer allerlei dingen ondernemen en het was de bedoeling om vroeg op weg te gaan. Omdat Lietje nog wat wilde filmen zetten we er met z’n tweetjes een stevig tempo in en verkregen op die manier een half uurtje tijd om rond te lopen in het parkje. Daar was het bij onze aankomst al een en al bedrijvigheid. In de aan­grenzende rivier reinigde een grote groep mensen met langzame bestudeerde bewegingen hun lichaam. De Tai-chi beoefenaren op de vaste wal vergrootte onder­tussen de beweeglijkheid van hun ledematen. De ogen, oren, armen, knieschijf, vingers, kortom alles wat kon bewegen werd onder leiding van een voorvrouw onder handen genomen. Honderd meter naar rechts hield een andere groep zich bezig met dansen. Net als in Beijing werd op Chinese muziek een wals in com­binatie met een soort Driekusman uitgevoerd. Dit was toch wel een heel bijzon­dere belevenis. Terwijl we verbaasd rondwandelden namen we het toneel op met de video. Zo nu en dan werden we gepasseerd door een trimmer. Het halve uurtje vloog om. Toen we ten slotte de weg overstaken om terug te gaan naar het hotel werden we aangesproken door een Chinese heer die zich met z’n fiets in de hand in het Engels voorstelde als docent aan de plaatselijke universiteit. Een aardige man die erop stond om ons een paar Chinese munten te schenken. Jammer genoeg moest het gesprek kort zijn omdat de bus wachtte.
Ons eerste ritje voerde ons naar de grotten. Een half uurtje rijden en dat kwam wel goed uit omdat Lietje wat last had van stijfheid in haar been. Nu was ze in ieder geval verplicht om haar been wat rust te geven, iets wat ze anders veel te weinig gedaan zou hebben.
We waren onderweg in de gelegenheid om de stad nog eens goed te bekijken, deze keer bij daglicht en de indruk van de avond ervoor bleek enigszins geflatteerd te zijn. Maar toch zag alles er wat verzorgder uit dan in de vorige steden die we hadden bezocht. Het verkeer bijvoorbeeld gedroeg zich een stuk gedisciplineerder.
Volgens Gerard kwam dit door de uitstralende werking van Hong Kong. Hoe dichter je in de buurt van die plaats kwam des te verzorgder het land en de ste­den er uitzagen.
De grotten, waaraan we een bezoek brachten, waren onverwacht mooi. Wij hadden er in Frankrijk al heel wat gezien maar deze mochten er zijn. Groot verschil met de Europese exemplaren was de temperatuur die er heerste. Die was aangenaam en de vochtigheid was gering. We wandelden op ons gemak door de grote ruimten zalen en gangen met overal druipsteenforma­ties en grillig gevormde stalactieten en stalagmieten. Onze plaatselijke gids haalde z’n hart op bij de uitleg over de verschillende formaties. De Chinezen hadden zich uitgeleefd in de verlichting van het geheel, hoewel, op een aantal plaatsen was het allemaal wel wat te kleurig geworden. Het aardige was dat de verlichting werd ontstoken zodra een groepje een gang of zaal betrad.
Na dit bezoek gingen we met de bus via Guilin op weg naar onze ver­trekplaats voor de boottocht over de Lijiang-rivier. Toen we daar arriveerden konden we constateren dat we niet de enigen waren. Zes of zeven grote salon­boten lagen al klaar aan de steigers, wachtend op belangstellenden. Het waren alle flinke exemplaren, geschikt om een paar honderd passagiers te vervoeren en voorzien van een groot open bovendek. Om de eters tevreden te stellen had men op het achterdek een gedeeltelijk open keuken ingericht en de koks waren al druk bezig met hun voorbereidingen. In het benedendekse deel van deze boten waren de zitplaatsen aan weerszijden van lange tafels geïnstalleerd en daar zochten we met z’n allen een plaatsje.
Waarom waren de zitplaatsen in al dit soort Chinese gelegenheden toch zo weinig comfortabel? De banken in onze boot hadden bijvoorbeeld harde rechte ruggen. Niet echt geriefelijk. En of je nou de bussen nam, de treinen of de boten, ik slaagde er nergens in om lekker te zitten. De plaatsen waren bijna altijd te klein met stijve, rechte rugleuningen. Met m’n toch echt niet zo’n indrukwekkende lengte van 1,80 meter kreeg ik al na een half uurtje kramp in al de spieren van m’n lijf. Lietje zei met haar 1,63 meter dat ik niet zo moest zeuren maar er wa­ren er meer in ons gezelschap die het ongemakkelijk vonden.
Ondertussen werden de trossen losgegooid en in konvooi met nog drie boten begonnen we aan onze tocht, die een uurtje of vier moest gaan duren. Links en rechts van de rivier rezen de meest wonderlijk gevormde rotsformaties uit het water op en aan de hand van het foldertje dat we hadden ontvangen gaf Gerard wat uitleg over de bijzondere dingen die we in de komende uren te zien zouden krijgen.
De rivier waarop we voeren was niet echt diep en regelmatige schraapten we met de vlakke bodem van onze boot over de grindbanken. Uit de uitleg van Ge­rard had ik begrepen dat dergelijke tochten over een paar jaar misschien niet meer mogelijk zouden zijn omdat het peil van de rivier geleidelijk zakte. Ergens aan de bovenloop hadden de Chinezen namelijk een groot stuwmeer gebouwd. Het water was overigens heel helder en overal kon je de bodem zien.
Hoe was het weer? In ieder geval een aangename temperatuur en hoe­wel bewolkt was het droog. De zon deed zo nu en dan pogingen om door de ne­velachtige wolken heen te dringen maar had nog geen echt succes. Binnen kre­gen we ondertussen iets te drinken en ik deed m’n best om te voorkomen dat ik één van de hinderlijk aanwezige vliegen mee naar binnen zou slikken. Die behoor­den echter tot een zeer hardnekkig ras en we besloten daarom om naar buiten te gaan voor iedereen op dat idee zou komen. Op de voorplecht genoten we daar­na van het uitzicht over de rivier. We passeerden een paar dorpjes met eenvou­dige woningen. Op de bootjes bij de steigers zaten wat aalscholvers. Die kunst werd kennelijk ook hier beoefend.
Veel verkeer was er verder niet op de rivier. We kwamen maar een paar lokale waterbusjes tegen, die volgeladen waren met mensen. Vissers waren er ook maar die visten zo te zien op waterplanten. Een soort waterspinazie. Zouden dat soms die lange groene slierten zijn die we ’s middags en ’s avonds voorgeschoteld kregen? De gedachten aan eten dreef me naar beneden want ik begreep uit wat signalen van Gerard dat de lunch klaar stond. Die was bij de tocht inbegrepen.
Beneden had het personeel van de boot inderdaad kommetjes en glazen op tafel gezet en er verschenen enige schalen met groenten en vleesblokjes. Jammer genoeg zag het er niet echt aantrekkelijk uit en al helemaal niet toen de nog steeds aanwezige vliegen erop neerstreken. Ik hield het daarom maar bij wat rijst en een biertje en ook de anderen waren niet bijster enthousiast over het gebodene. Gelukkig waren een stel Chinese toeristen, die aan de tafel naast ons zaten, minder kieskeurig. Ons aanbod van een schaaltje met tahoe en een ander duister gerecht viel daar in heel goede aarde en we kregen er ook op deze tocht weer een aantal vrienden bij.
Na dit ‘koningsmaal’ werden de tafels afgeruimd en we verkasten weer naar ons plaatsje op het voordek boven. Eindelijk een lekkere temperatuur om buiten te zitten. Jammer dat het wat nevelig bleef, vooral voor de fotografen onder ons. Bergtoppen in de meest zonderlinge vormen schoven aan ons voor­bij. Huizenhoge bamboe en hier en daar zelfs primitieve woonboten, die waar­schijnlijk onderdak moesten bieden aan vissers.
Leuk maar op een gegeven ogenblik verslapte m’n aandacht voor het landschap en met Dick babbelde ik wat over alles wat we meegemaakt hadden. Nog een paar dagen en dan gingen we weer naar Nederland en we waren het er over eens dat het wel even wennen zou worden in het begin. Hij moest de maandag na onze terugkomst meteen weer aan de slag en ik prees mezelf ge­lukkig met m’n pas verworven status van VUTTER. Geen werkverplichtingen meer dat wil zeggen geen andere dan die ik mezelf zou opleggen zoals het schrijven van een verhaal over onze belevenissen.
Toen Henk en andere Dick zich wat later bij ons voegden wilden die even praten over de manier waarop we afscheid zouden nemen van de gidsen en van Gerard, onze reisleider. Het is op dit soort reizen gebruikelijk dat aan het einde van de reis ‘met de pet’ wordt rondgegaan zodat aan de reisleider de be­kende envelop met inhoud overhandigd kan worden. Na wat discussie over de noodzaak van dit ritueel werden we het gelukkig eens over de hoogte van het bedrag dat per deelnemer zou worden bijgedragen. Degene die meer wilden geven waren daar natuurlijk vrij in. De fooien voor de Chinese reisgidsen kwa­men uit de fooienpot waarin ieder bij aanvang van de reis een bedrag had ge­stort.
Bij zo’n overhandiging behoorde natuurlijk een toespraakje en de beide Dicken verklaarden zich bereid om dat voor hun rekening te nemen. De oudste van de twee zou dat doen voor Key tijdens diens aanwezigheid bij de laatste maaltijd voor we naar Hong Kong vertrokken. ‘Dokter’ Dick zou Gerard voor z’n rekening nemen tijdens het afscheidsdiner in Hong Kong.
En ondertussen voeren we maar verder en verder. Op een gegeven mo­ment vroeg Dick me of ik nog wat leuke tips wist voor z’n toespraak. Natuur­lijk wist ik wel wat leuks en even later bespraken we gniffelend al die wonder­lijke zaken die we voor een toespraakje konden gebruiken. Waarom we naar China wilden en naar welk deel. Over de kennismaking in Zürich en dat lange stuk vliegen. Over de barre tocht, de voortdurende regen, de doodlopende weg, de tweede tocht naar Songpan die door de ontberingen in een soort survival of the fittest uitmondde. En de bergbeklimming met de val van Lia.
Ons plezier werkte aanstekelijk op de anderen maar op een gegeven ogenblik moesten we besluiten om te stoppen omdat Gerard achter ons kwam zitten en het was natuurlijk niet de bedoeling dat ie te weten kwam hoe ie in het zonnetje gezet zou worden.
Maar Dick had z’n toespraak in ieder geval al bijna klaar en we hadden bovendien afgesproken dat we er een soort act voor twee van zouden maken, met mij als aangever waarop Dick dan verder kon borduren.
Wat was er nog meer te zien op de Li-rivier? Dorpen natuurlijk. Op een gegeven moment passeerden we er weer een aantal waar we werden opge­wacht door groepjes kinderen die in het water stonden. Niet alleen om ons dag te zeggen bemerkten we al gauw. Op bootjes van bamboe voeren ze een stukje mee en het was de bedoeling dat we wat eten of drinken overboord zouden gooien. Zwemmen konden ze als de besten en tot ergernis van Lietje werden er ook munten overboord gegooid. Maar ook daar waren ze niet vies van en ze visten ze zeer bedreven uit het water op.
Op één van de bootjes was een heel klein jongetje belast met de verza­meling van alle giften. En er was al met milde hand gegeven. In een grote bam­boemand ontdekte ik zelfs hele flessen bier en diverse soorten snoep. En verder appels, die als extraatje na de maaltijd op tafel hadden gestaan.
Zouden die kinderen niet naar school hoeven? Wie weet, lag het ver­zuim in deze streek wel hoger dan het landelijk gemiddelde.
Een wat grotere boot die vastmaakte aan de onze had andere bedoelin­gen. Een paar mannetjes hezen zich beladen met souvenirs bij ons aan boord en het bekende spel van loven en bieden begon met een paar Chinese liefhebbers.
Ondertussen gingen Lietje en ik maar weer een tijdje beneden zitten. Ze ondervond nog steeds hinder van haar been en op het bovendek waren nauwe­lijks zitplaatsen beschikbaar om het wat rust te geven. De tocht duurde inmid­dels al ruim vier uur en een heel stil toeristen was na het eten in slaap gesuk­keld. Ik vertelde Lietje over de plannen van Dick en mij voor de afscheidstoe­spraak en zij kwam terug op het idee waarmee ze me een paar dagen geleden al had verrast.
“Als je nou eens een soort getuigschrift voor Gerard maakt, met de handtekeningen van de hele groep?” Ik keek wat bedenkelijk en wees haar op het ontbreken van daarvoor benodigde ‘kleinigheden’ als pennen en geschikt papier maar ze wuifde m’n bezwaren met een resoluut gebaar weg.
“Je weet dat je daar veel handiger in bent dan ik,” voegde ze eraan toe en zuchtend moest ik bekennen dat dat nog waar was ook. Ze had trouwens nog een aardig nieuwtje zodat ik m’n opdracht voorlopig nog maar even parkeerde. De wereld bleek weer eens klein te zijn. Toen ze vanochtend gezellig wat had zitten praten met Lily was het gesprek op de wederzijdse woonplaatsen geko­men en wat bleek? Lily en Dick woonden een paar huizen naast een al gepensioneerde oud-collega van me met wie ik een jaar of tien nauw had sa­mengewerkt. Soms twijfel ik of de dingen allemaal wel toevallig plaatsvinden.
Omdat de vliegen daarna weer een aanval op ons deden gingen we maar weer naar boven.
We naderden een splitsing in de rivier en even kreeg ik de indruk dat we een grotere plaats bereikten. Maar de boot nam een afslag naar rechts en we gingen weer verder tussen de vreemd gevormde bergen. Op de balustrade naast ons was een Chinees komen zitten die bij wijze van tijdverdrijf uitgebreid in z’n neus pulkte. Toen hij ook nog met z’n keel begon te schrapen wisten we al wat er zou komen en ja hoor, daar verdween al een fikse fluim in het water. Eet u smakelijk. Dank u. We hadden er nog steeds moeite mee om te wennen aan de­ze Chinese gewoonte en waarschijnlijk wende het nooit.
Ondertussen werd het drukker op het bovendek. De slapers waren ont­waakt en stonden bijna al klaar om van boord te gaan. Te vroeg volgens mij want in de verste verte was nog geen steiger te bekennen. Dat zagen ze na een tijdje ook in en om de tijd te korten gingen ze er vervolgens toe over om elkaar te fotograferen.
We hadden al eerder meegemaakt dat Chinezen daar de ruimte voor nodig hebben en ik kreeg de indruk dat hun liefste wens het volledig ontruimen van het voordek was. Jammer maar dat ging me toch even te ver. Zelfs voor een Chinese opa.
Die opa’s en oma’s leken in bepaalde dingen overigens heel ver op hun Nederlandse soortgenoten. Apetrots op de kleinkinderen en als je daar even aandacht aan schonk of aanstalten maakte om oma of opa samen met hun oog­appel te fotograferen straalden ze breeduit. De opa’s en oma’s in ons gezelschap moesten het even zonder hun lievelingen doen en compenseerden dat ruim­schoots door de aankoop van cadeautjes en kleding die ervoor bestemd waren om bij hun thuiskomst uit te delen.
Vrij onverwacht arriveerden we ten slotte in een plaats (achteraf zag ik dat het Yangshuo was) waarvan ik de naam niet kon vinden in m’n foldertje.
’t Was duidelijk dat we niet de eersten waren die hier voet aan wal zetten want de verkopers van souvenirs verdrongen elkaar bijna op de aanlegplaats. We gingen niet zonder lege handen van boord. Iedere passagier ontving bij z’n gang over de loopplank een fraai gekleurd doosje waarin een soort kleurige kerstbal bleek te zitten. Leuk en omdat er ook een grote markt was kregen we een half uurtje om de laatste yuans op te maken.
Er was zoals gebruikelijk op dat soort markten van alles te koop, van kleding tot souvenirs. Het afdingen hadden we in de afgelopen weken aardig onder de knie gekregen en was een ware sport geworden.
De ‘meedogenloze’ wijze waarop het door een aantal van ons werd uit­gevoerd resulteerde zelfs bij de Chinezen in bewonderend gelach. Hoewel?
Of zou dit de reden zijn waarom de Nederlanders wel eens de Chinezen van het Westen wor­den genoemd? Lietje en ik slaagden er in ieder geval in om voor de jongens thuis een paar leuke dingen op de kop te tikken.
Het afscheidsdiner voor we naar het vliegveld vertrokken vond plaats in een draaiend restaurant op de bovenste verdieping van een hoog gebouw. Het uitzicht was prachtig en iedereen was om de een of andere reden een beetje la­cherig. Hadden we trek? Dat was wel zeker want ’s middags hadden we bijna alles aan ons voorbij laten gaan. Tegen het einde van de maaltijd kwam Key bij ons staan en begon onder de nodige bijval aan een perfect lopend toespraakje waarin hij de deelnemers van het gezelschap prees voor hun geduld, doorzet­tingsvermogen en begrip. Een rozige stemming van goedwillendheid nam bezit van ons en dat resulteerde in nog meer mooie woorden van Gerard namens het reisbureau en Dick namens de groep. Wat zijn we toch gemakkelijk te beïn­vloeden realiseerde ik me na afloop. En wat is dat toch een plezierige eigen­schap van homo sapiens. Stel je voor dat we nog hadden lopen te sippen van­wege wat tegenvallende zaken tijdens deze reis. Niks daarvan en ik had dat vanmiddag ook al gemerkt toen ik met Dick zat te dollen. Tegenvallers zoals de weg, die geblokkeerd was, waardoor we een hele dag voor niets in de bus hadden doorgebracht, groeiden uit tot ware hoogtepunten.
Na de maaltijd vertrokken we naar het vliegveld van Guilin. Inchecken en het verlaten van China waren daar helaas nogal primitief geregeld omdat er maar één loketje beschikbaar was voor het in orde maken van zaken als vlieg­veldbelasting, verlaten van China, bagagedocumenten en al die voor een vlucht noodzakelijke procedures.
Onze Chinese gidsen en Gerard deden hun best om voor te dringen maar er stonden een vijftigtal mensen met dezelfde bedoelingen vòòr ze in de rij en geduld was het enige wat kon helpen.
Wij waren ondertussen met onze bagage bij een toegangshek gepar­keerd en zagen tot onze ongerustheid dat het vertrektijdstip onrustbarend na­derbij kwam. Ondertussen passeerden zo nu en dan wat gelukkigen, die hun za­ken bij het loketje hadden afgehandeld, het tourniquet. Gerard liep een tikkeltje nerveus heen en weer en vertelde om zich af te reageren verhalen over eerdere reizen waarbij het ook zo’n puinhoop was.
Sterker nog, dat het zelfs wel was voorgekomen dat een vliegtuig half vol ver­trok omdat die stommelingen daar, (boze blik in de richting van het lo­ket) zo op hun elf en dertigste werkten.
Maar uiteindelijk werd ons geduld beloond en mochten we doorlopen om te worden doorgelicht op wapentuig. Nadat ook onze koffers op gewicht waren gecontroleerd wachtte ons de volgende onderbreking bij de gate voor onze vlucht.
Het vliegtuig was te laat. Natuurlijk was het te laat, vliegtuigen zijn altijd te laat. Als er iets is waar ik niet tegen kan is het dat stomme wachten op een vliegveld. De gebroeders Wright zouden zich in hun graf omdraaien als ze te weten kwamen wat een puinhoop er soms rondom hun vinding ontstaat. Nog veel meer boze gedachten circuleerden ordeloos door m’n hoofd maar een in vloeiend Chinees gedane mededeling door het omroepsysteem maakte duidelijk dat we konden instappen. Ha, heerlijk en toen we daarna in een gerieflijke air­bus van Dragon Airways naar Hong Kong zoefden vergat ik al m’n boze ge­dachtes maar weer. Had ik het niet net over de gemakkelijke beïnvloedbaarheid van mensen?
“Hong Kong. Dat is pas een stad,” hadden we al diverse keren van Ge­rard gehoord. Het was al donker en toen we de stad naderden was er een fasci­nerend schouwspel van licht te zien. Bij de landing vlogen we bijna tussen de wolkenkrabbers door en ik was blij met m’n plaatsje bij een raampje omdat ik het daardoor op de video kon vastleggen.
Het drukke vliegveld (maar één landings- respectievelijk opstijgbaan) dat bijna midden in de stad lag, had overigens z’n langste tijd gehad want een nieuw vliegveld buiten de stad verkeerde in de fase van afwerking.
De douaneformaliteiten bij aankomst waren gelukkig een fluitje van een cent en terwijl Gerard op zoek ging naar de lokale gids en vervoer naar het hotel installeerden wij ons bij de uitgang. Half elf was het en we verlangden naar ons bed. Maar helaas, de koek van tegenvallers was nog niet op. Er was geen lokale gids aanwezig om ons te verwelkomen en ook geen busje. Ik zag aan de opkomende rode blos in de nek van onze reisleider dat er iets niet goed geregeld was, ook niet nadat hij wat telefoontjes had gepleegd. Gelukkig liet z’n voortvarendheid hem niet in de steek en nadat hij vijf taxi’s had gecharterd ver­trokken we naar het hotel waar we om kwart voor twaalf arriveerden. Elf ver­moeide reizigers en één waarschijnlijk ook vermoeide reisleider die vooral naar bed verlangden.
Gelukkig was de kamerindeling snel voor elkaar. Tijdstip en plaats van ontbijten werden nog even medegedeeld en daarna gingen we met de lift naar boven. Tien uur verzamelen in de lobby was de laatste mededeling.
Welterus­ten.


[begin]