27 feb 1996

5. VERTREK NAAR XIAN

0 Reacties

Volgens schema zouden we naar Xian vertrekken. Deze plaats lag een kleine duizend kilometer zuidwestelijk van Beijing; dat betekende dus dat er een uurtje gevlogen moest worden.

Het regende bij het opstaan en dat deed het nog steeds toen we om half negen met de bus naar het vliegveld vertrokken. Afscheid van de hoofd­stad die er mede door het weer nog steeds somber uitzag. Een grijs decor en ik vroeg me bij het passeren van de betonnen flats af of de Chinezen een woon­cultuur bezitten zoals wij die kennen. Aan de buitenkant van de flats met hun verveloze ramen was daar in ieder geval niets van waar te nemen.
Vaak waren er één of meerdere ramen dichtgeplakt met oude kranten. De balkons waren in minstens de helft van de gevallen dichtgemaakt, met planken of glas maar in het laatste geval waren de ruiten vaak gebroken. Afgaande op het grote aantal aan de buitenzijde aangebrachte airco’s moet Beijing in de zomer echter warm zijn.
Terwijl wij richting vliegveld reden fietsten de werkers van de stad ondertussen naar hun dagelijkse job, poncho aan vanwege de gestaag vallende regen.
Op het vliegveld bleek het druk. Na de gebruikelijke rituelen bij het inchecken en het passeren van de controle op wapentuig en dergelijke volgde het bij vliegen behorende onvermijdelijke wachten. In onze wachtruimte waren alle zitplaatsen bezet en omdat we geen zin hadden om te staan kozen we een plaats in een aangrenzend zaaltje.
De dag tevoren had Gerard ons al verteld dat we ons vooral niet te opvallend moesten gedragen omdat westerlingen door de Chinezen in de gaten werden gehouden. En inderdaad verwekte onze vrijheid van handelen duidelijk enige opwinding bij drie vrouwelijke beambtes die mogelijk waren aan­gesteld om alles te regelen. Eentje maakte zelfs aanstalten om naar ons toe te komen maar na wat aarzelen zag ze daar toch maar vanaf.
Eigenlijk zou een kopje koffie er best ingaan maar helaas, het restauratiegedeelte van de wachthal was uitsluitend bestemd voor eerste klas pas­sagiers. Ondertussen deelde een Chinese mevrouw via de omroepinstallatie allerlei belangrijke zaken mee; jammer genoeg in het Chinees. Een beetje sla­perig vanwege het halve reistablet dat ik had ingenomen doezelde ik weg maar een luid rochelende Chinese man riep me weer tot de werkelijkheid terug. Pfff, ik haat dit soort wachten.
Hoe lang nog? Een vraag die je je zelf stelt in zo’n situatie. En hopen dat de vertrektijden kloppen. Volgens de dienstregeling zouden we dan over tien mi­nuten kunnen instappen tenzij …. maar CNWA oftewel China North West Airlines had z’n zaakjes goed voor elkaar waardoor we perfect op tijd vertrok­ken.
Een dik uur later arriveerden we in XIAN, een provinciehoofdplaats met zo’n 3 miljoen inwoners. Daar bleek het jammer genoeg al net zo’n druile­rig weer te zijn als in Beijing. Ik kreeg even visioenen van een regengebied dat ons de hele vakantie ging achtervolgen maar van de lokale gids kregen we te horen dat de meeste regen al gevallen was.
Wat waren de plannen voor deze dag? Niet eerst naar het hotel kregen we ook hier van Gerard te horen want door het drukke verkeer in de binnen­stad ging dan zoveel tijd verloren dat we de geplande bezoeken aan de be­zienswaardigheden wel zouden kunnen vergeten.
Het zelfde gold voor de middagmaaltijd en omdat het inmiddels twaalf uur was gebruikten we de lunch in het restaurant van het vliegveld. Echt lek­ker bleek het niet te zijn maar vooruit, de bezienswaardigheden wachtten.
Het busje was wederom een klein exemplaar. Net voldoende zitplaat­sen na het inladen van de koffers maar de stoelen boden een paar centimeter meer beenruimte en de dieselstank van het vorige exemplaar ontbrak tenmin­ste.
Het vliegveld bleek een kilometer of twintig van de stad te liggen. Landschappelijk viel er weinig te genieten. Links en rechts maïsvelden, zo hier en daar onderbroken door wat boerenhuisjes, waarvan het erf meestal om­muurd was. Vlak bij de stad bevonden zich midden in het landschap een aantal grote piramidevormige aardheuvels; onze gids vertelde dat het grafheuvels waren die dateerden uit de Pingperiode of zoiets.
Xian maakte als stad meer indruk op me dan Beijing. Het centrum zag er afgezien van de Chinese reclames bijna westers uit met hoge gebouwen, grote winkels, lichtreclames, druk verkeer en vanwege de vrijdagmiddag heel veel mensen op straat.
Veel versiering met groepjes planten in potten. Van een brede boule­vard, waarover we reden, was de middenberm over honderden meters beplant met bloeiende yucca’s.
Echt een gezellige drukte zagen we overal. Vooral de jeugd was goed vertegenwoordigd maar dat was niet zo verwonderlijk hoorden we van de gid­sen omdat de stad een aantal universiteiten telde.
Zoals al vermeld lieten we het hotel voor de komende nacht nog even het hotel en brachten eerst een bezoek aan het nationaal historisch museum. Dit bleek een fors uit de kluiten gewassen gebouw te zijn. Achteraf niet zo onlogisch want de Chinese historie telt vele duizenden jaren en bovendien is er heel veel bewaard gebleven. En dat varieert van opgegraven botresten en schedels van ondermeer de befaamde Pekingmens en pijlpunten en andere resten uit de oertijd tot kleding, sieraden, wapenen en noem maar op uit andere perioden.
Fotograferen was zoals in de meeste musea verboden. Bij overtreding van dat gebod moest de film uit het toestel gehaald worden waarna deze in z’n geheel onbruikbaar werd gemaakt door hem uit de cassette te trekken. Boven­dien stelden ze er geen prijs op dat je tassen meenam in het museum en we wa­ren niet zo goed of we moesten deze in overigens gratis ter beschikking gesteld kluisjes opbergen.
Daarna wandelden we onder leiding van onze plaatselijke gids door de vele zalen. Ik kon het niet laten om ongemerkt een foto van een replica van de Pekingmens te maken. Tenslotte was dat een voorvader die ik niet el­ke dag tegenkwam. Maar toen daarna een paar zalen verder Dick zo roeke­loos was om bijna onder ogen van twee bewakers een geflitste foto te maken snelden deze onmiddellijk toe. Eentje wilde het fototoestel in beslag nemen om er het rolletje uit te halen maar Dick gaf zich niet zo gemakkelijk gewonnen en maakte aanstalten om zich naar onze reisleider, die bij de ingang was achter­gebleven, te begeven. Ondertussen probeerde onze gids, waarschijnlijk bang om aangesproken te worden op het incident, zich tactisch terug te trekken en met z’n drieën verdwenen ze druk discussiërend terwijl wij verbaasd achter­bleven. Met de tweede bewaker in opdracht van z’n collega als een schaduw in onze buurt. Van schrik over de gebeurtenis rochelde hij een paar keer uitdruk­kelijk op de grond.
Ik moet er bij vertellen dat we door Gerard op dit soort zaken waren voorbereid. Hij had namelijk altijd een paar blanco filmrolletjes voor dit soort gevallen in z’n zak. De afspraak was dat we hem in zo’n geval de camera overhandigden en hij zou dan vervolgens zodanig manipuleren dat het ge­wraakte rolletje bewaard bleef en dat de bewaker een blanco rolletje ontving. Toen we het museum na een uurtje verlieten bleek de truc ook dit keer weer gelukt te zijn. Een beetje lacherig en opgewonden over deze gebeurtenis dron­ken we daarna thee in een theehuis.
Ondertussen liep het tegen zessen, tijd om naar het hotel te gaan om ons wat op te knappen voor het diner dat daarna in een restaurant buiten het hotel plaats vond. We wenden al aardig aan de wijze van eten en na een half uurtje bleek alles schoon op te zijn.
Wat te doen nadat de bus ons na een kort ritje weer had afgezet bij het hotel? Het was nog veel te vroeg om naar bed te gaan. Buiten was het ondanks de ingevallen duisternis een gezellige drukte en wat is er dan leuker dan een wandeling door de stad? De kleine straatjes in de buurt van het hotel gonsden van de bedrijvigheid. Overal stonden marktstalletjes en de benedenhuizen wa­ren ingericht als winkels, eethuisjes en noem maar op. Op de trottoirs stonden nog meer kraampjes en om de paar honderd meter werden stalletjes voor het plakken van fietsbanden en andere reparaties aan dit belangrijke vervoermid­del gerund door ijverige Chinese mannetjes. Afgaande op het aantal klanten dat stond te wachten een lonend bedrijf.
We wilden op een gegeven moment een drukke straat oversteken maar dat bleek niet zo eenvoudig te zijn. Het verkeer was in deze plaats namelijk een stuk agressiever dan in Beijing. Er waren weliswaar zebrastrepen aange­bracht maar deze waren mijns inziens vooral bedoeld voor voetgangers die het leven niet meer zagen zitten. En voor zover je daardoor nog niet gestoord dreigde te raken was er een oorverdovend lawaai. De claxon op een auto had namelijk tot doel om alle verkeershandeling met fors aanhoudend getoeter te begeleiden. Maar goed, met ware doodsverachting staken we over en werden daar zowaar opgewacht door drie haveloze zwervertjes, kinderen nog, die ons aanklampten om te bedelen. We vroegen ons af hoe dat mogelijk was. Bedelen is absoluut niet toegestaan in China en in Beijing hadden we het dan ook niet gezien.
Verder wandelend werden we benaderd door drie meisjes die ons in het Engels aanspraken. Dat doen we voor onze studie vertelde er eentje en toen ik haar vroeg wat ze dan wel studeerde vertelde ze me dat ze voor kunsthisto­rie gekozen had en ook nog schilderde. Of we niet even mee wilden komen want een eindje verder hing haar werk. Nou ja, haar werk? Bij aankomst bleek dat haar taak bestond uit het aanspreken en meelokken van toeristen naar een grote winkel waar honderden Chinese schilderijen op een koper hingen te wachten.
We hadden helemaal geen plannen in die richting en vervolgden onze weg want we waren nog lang niet op het straattoneel uitgekeken. Zo passeerden we op een gegeven moment een langs de kant van de weg staande kar. Deze bleek als slaapplaats te dienen voor een oude kaal­hoofdige man, die onder wat vodden genoot van z’n nachtrust.
Had ik eigenlijk al iets geschreven over de inrichting van de plantsoe­nen of groenstroken? Zowel in Beijing als Xian deed men namelijk z’n best om de zaak hier en daar met wat groen en bloemen op te vrolijken. Het grappige was dat alle planten, die bloemen dragen, in potten stonden. Honderden bij el­kaar en soms op stellages langs de straat die naar achter toe in hoogte oplie­pen. Ook zag je langs de kant van de weg op regelmatige afstanden groepjes van zo’n tien potten bij elkaar staan. Gaf een fleurig aanzien aan de stad maar het leek me niet zo geschikt voor Nederland. Ik heb zo’n somber vermoeden dat na een paar dagen alle potten verdwenen zouden zijn.

IMG_0026

 

IMG_0027

 

IMG_0038

 

IMG_0039


[begin]