01 mrt 1996

3. DE TWEEDE DAG BEIJING

0 Reacties

 Hoewel we de avond tevoren vroeg onder de wol waren gekropen hadden we maar een kort nachtje achter de rug. De wekker ging namelijk al om half vijf en zuchtend hees ik me in m’n sokken en broek. Pff, door alle indrukken had ik van­nacht maar matig geslapen en eigenlijk leek het me veel lek­kerder om tot een uur of negen in de warme beschutting van m’n bed te blijven maar Lia bracht me snel tot betere gedach­ten. “Niet zeuren, scheren want we hebben afgesproken om voor dag en dauw naar een nabijgelegen park te gaan om te kijken naar Tai-chi.
De afstand naar het park dat vlak bij de Verboden Stad lag was te groot om lopend af te leggen. Daarom was al afgesproken om het rijdend te doen. Met een paar van die gele minibusjes, die we de dag tevoren bij honderden in de stad hadden gezien maar dit feestje ging niet door omdat de chauffeurs na het vernemen van onze bestemming geen zin in de rit hadden. Nou, dan niet en Gerard charterde wat langskomende taxi’s voor het vervoer.
“Denk erom dat je niet meer dan tien Yuan betaalt,” was z’n laatste instructie voor we op weg gingen. De meter in de taxi bleek bij aankomst tot de betrouwbare exemplaren te be­horen en was op negen en een half gestopt.
Nadat de anderen ook waren gearriveerd en we wat rond hadden ge­keken was de eerste conclusie dat we niet naar binnen konden omdat de toe­gangspoorten nog gesloten waren. Maar op het pleintje voor het park, waar we ons bevonden, was al een groepje mensen bezig met Tai-chi oefeningen.
Wat Tai-chi is? Eh, een goeie vraag. Voor zover ik het kon bekijken is het een verzameling lichaamsoefe­ningen, die uit een combinatie van och­tend­gymnastiek, aerobic dancing en diverse rek-en stre­koefenin­gen lijkt te bestaan. Kenmerkend vond ik het tempo van de bewegingen die als het ware vertraagd wer­den uitgevoerd.
Ondertussen kwamen met de bus of op de fiets steeds meer liefheb­bers aan. En ik ontdekte dat som­migen een zwaard bij zich hadden. Even be­kroop me de gedach­te dat dat was om al te nieuws­gierige toeristen te weren maar ik liet dat onmiddellijk vallen toen ik op een hoek van het pleintje een groepje mensen zag die een vari­atie op de oefeningen uitvoerde met een zwaard. Met sierlijke bewegingen werd dat als integrerend onderdeel van de oefeningen rondgezwaaid.
Tai-chi. Ik kwam gaandeweg onder de indruk van de rust en concen­tratie waarmee al die beoefenaren bezig waren en begreep iets van het uitein­delijk doel. Het bereiken van een volledige harmonie tussen lichaam en geest.
Om zes uur gingen de hekken van het park open en wij kwamen tot de ontdekking dat, hoewel Chinezen vrij toe­gang hadden, westerse langneuzen voor de entree moe­sten betalen.
Voor de prijs van 1 Yuan, 2 dubbeltjes, kochten we daarom maar een kaartje bij een loket waarvan de luiken even tevoren door een oud Chinees vrouwtje waren verwijderd. Bij het kaartje was een plattegrond van de stad inbegrepen en verbaasd over het geringe bedrag liepen we even later op ons gemak het park in.
Het was een exemplaar met flinke afmetingen en deed me met z’n vij­vers een beetje aan het Vondelpark in Amsterdam denken. Op diverse plaatsen bestond gelegenheid om wat te drinken en in één van de vijvers lagen een klei­ne honderd bootjes aan een steiger. Voor de verhuur aan de inwoners van de stad tijdens het weekend hoorde ik van Gerard.
Op verscheidene open plaatsen waren grote groepen mensen onder leiding van een voorman of voorvrouw bezig met hun Tai-chi bewegingen. We keken er een tijdje naar en op een gegeven moment begon ik zelfs een pa­troon in de oefeningen te ont­dekken.
Verder wandelend zagen we ook mensen die in hun eentje bezig waren of die al lopend wat oefe­ningen met hun armen of hun hoofd deden. De beoe­fenaren bleken overigens allen ten minste circa 35 jaar of ouder te zijn, de jeugd gaf kennelijk de voor­keur aan een uurtje extra bed­rust.
En terwijl we op ons gemakje door het park flaneerden werd onze aandacht, beter gezegd ons oor getroffen door een nieuw fenomeen. Sommige deelnemers stootten een of meerdere keren een lang aangehouden schreeuw uit die dan vanuit alle hoeken door anderen beantwoord werd. Eigen­lijk leek me zoiets helemaal niet zo gek en ik kon me voor­stellen dat zoiets erg relaxend moet werken. “Hoeiiiii!” riep Dick, één van de reisgenoten, die kennelijk door dezelfde gedachten was gegrepen en een paar passerende Chinezen keken mild glimlachend toe.
Nadat we een groot en oud Chinees paviljoen waren gepasseerd, waarin tot m’n verrassing een vestiging van het Amerikaanse Kentucky Fried Chicken was ondergebracht, kwamen we bijna ongemerkt in een tweede, aan­grenzend gedeelte van het park.
En ook hier weer grote groepen die bezig waren met hun oefeningen maar uit­gevoerd op muziek. Bovendien lag het tempo van de bewegingen ho­ger en het geheel deed wat vrolijker aan.
Maar het mooiste was tot het laatste bewaard. We arriveerden name­lijk bij een grote open ruimte waarop door talloze paren werd gedanst. Op westerse muziek werden wals, foxtrot en jive met een hartver­warmende over­gave uitgevoerd waarna men met bloedern­stige gezich­ten overging op een Zuid-Amerikaanse Cha Cha Cha of dat de ge­woonste zaak van de wereld was om even na zessen ’s och­tends. Lietje ontdekte een wat oudere Chinese man die op een niet na te doene, laat staan te omschrijven wijze, les gaf aan zes of zeven mensen in de Cha Cha Cha en volgde hem gedurende een paar minuten met haar camera. Jammer genoeg be­gon het zacht­jes te regenen maar de dee­l­ne­mers aan deze ver­rassende och­tendsessie trokken zich daar niets van aan en gingen rustig en geconcentreerd door met hun oefe­ningen.
Door een zijingang verlieten we ten slotte het park en belandden in een smal straatje waar allerlei eetstal­letjes domicilie hadden gekozen. Wach­tend op de waarschijnlijk hongerig geworden Tai-chi beoefenaren.
In de straat die we daarna inliepen wachtte ons een volgende verras­sing. Op het brede trot­toir was een markt ingericht waarvan ik de lengte op en paar honderd meter schatte. Gro­ente, vlees, fruit, kippen, kle­ding, nou ja van alles werd er verkocht en het aantal belang­stellenden was zo groot dat we maar nauwe­lijks door de men­sen­menigte heen kwamen.
Werkend Beijing was inmiddels, ongeveer zeven uur in de ochtend, op de fiets op weg naar het werk. Vanwege de regen die jammer ge­noeg door­zette, bijna allemaal voo­rzien van een paraplu of poncho. Al die fietsers reden heel rus­tig, met een kalm gangetje in rijen van soms zes of zeven personen breed op de speciale fietserstrook van de rijweg. Populair als vervoermiddel was ook een driewieler met achterop een bak voor het vervoer. Een soort om­gekeerde bakfiets want de berij­der zat voor de bak. Bij het park had ik gezien dat er zelfs een speciale parkeerplaats voor die karretjes was aangelegd.
Liepen er veel westerse toeris­ten in Beijing rond? Het ant­woord daar­op is ontkennend. Af­gezien van een aantal vermoedelijke deelneemsters aan de internati­onale vrouwenconferen­tie zagen we er maar heel weinig. De bezoe­kers die we tot nog toe bij de diverse bezienswaardighe­den hadden gezien wa­ren overwe­gend Chinezen. Oude, jonge, opa’s en oma’s met kleinkinde­ren. Ze maakten veel foto’s, voor­al van el­kaar en dat is een ver­haal apa­rt.
De persoon of groep stelt zich in zo’n geval in de regel op voor de tem­pel of het gebouw dat ze met een bezoek vereren en nemen vervolgens een pose aan waarbij de ernst overheerst. Strak, in de houding, soms met een arm voor de borst met onder­scheidingen, een enkele keer in een bevallige houding. De man of vrouw met de camera neemt er alle tijd voor en stelt zich meestal op een flinke af­stand, tussen de vijf en tien meter, op.
Het slachtoffer of de slachtoffers als het om een groep gaat, poseert on­dertussen geduldig in de regen tot de operatie geslaagd is en neemt vervol­gens de camera over om op dezelfde plaats ook een foto van de eer­ste foto­graaf te schieten. Bij grote groepen kan dat dus een tijd gaan duren. Wonder­lijk.
Kinderen zagen we maar in een ge­ring aantal. Het maximum toege­stane aantal van een per gezin zal daar wel debet aan zijn.
Als besluit van onze ochtendwandeling namen we een taxi terug naar het hotel om te ontbijten. Het was extra genieten na ons vroege avontuur van een westers ontbijt met broodjes, roerei, jam en alles wat bij een lekker ontbijt hoort. Goed voorbereid wachtten daarna bezoeken aan de verboden stad, de Lamatempel die volgens mijn boekje als paleis van de eeuwigdu­rende harmo­nie te boek stond en het zomerpaleis van keizerin Ci Xi.
Ik onderging de verboden stad alleen al door de hele geschiedenis die er aan vastzat als verbazingwekkend. We liepen rond in het enorme com­plex en terwijl Lietje opnamen maakte met de videocamera keek ik even naar een paar oude vrouw­tjes die een overigens al schoon plein met een bezempje en een blik van wat minuscule stofjes ontdeden. Wat moest ik me eigenlijk voor­stellen over het leven dat hier ooit geleefd was? In al die grote gebouwen, op de ple­inen die in de regen lagen te glimmen, de tui­nen en tempels? Ruim negen duizend vertrekken stonden ter beschikking van de kei­zerlijke fami­lies en de duizenden perso­neelsleden, die opdracht hadden om onzicht­baar op de achter­grond te blij­ven. In een tijd wa­arin deze om­muurde verza­meling gebou­wen ver­boden gebied was voor de Chinese be­volking.
Het gesna­ter van een Chinees gezel­schap bracht me weer in de rea­liteit te­rug. En een bord waarop met gro­te let­ters NO SMOCKING in plaats van NO SMOKING vermeld stond veegde alle fantasieën over hoe het er ooit uitgezien moet heb­ben defi­nitief weg.
Iedereen kreeg ruimschoots de gelegenheid om alles rustig op eigen gelegenheid te bekijken en Lia en ik gebruikten een deel van de tijd om een tempel te bezoeken die op een heuvel aan de rand van de verboden stad lag. Het betekende meer klimmen dan we gedacht hadden en toen we boven waren viel het uitzicht ook nog tegen door de motregen die als een sluier over de stad hing.
De Lamatempel die we daarna bezochten bleek ook al zo groot. Ik betrapte mezelf erop dat ik alles wat ik zag al niet echt meer opnam. Maar Boeddha was overal in­dringend met z’n wachters aan­we­zig om je op je plich­ten te wijzen. En somber kijkende mon­niken hielden hier en daar toe­zicht om te voorkomen dat be­zoe­kers het fotografieverbod over­traden. Een kennelijk niet zo inspirerend werkje en ik zag er eentje die langdurig gaapte ter­wijl hij gebeden mompelend een gebedsketting door z’n vingers liet glijden.
Het zomerpaleis, de derde bezienswaardigheid, bleek een uit­spatting van een keizerlijke mevrouw te zijn die daarbij niet op een yuan behoefde te kijken. Mevrouw Ci Xi hield van wandelen maar het tuinpersoneel had strikte opdracht om buiten haar gezichtsveld te blijven. En als bescherming tegen klimaat­verschijnselen als zon, regen, e.d. had mevrouw ooit een over­dekte wandelpromenade van haar paleis langs de grote hofvij­ver -zeg maar hofmeer- laten aanleggen. Achteraf niet één van haar slechtste investeringen omdat het ons ook de gelegenheid bood om overdekt kennis te nemen van het landgoed.
We wandelden over de promenade, die honderden meters lang was. Tegen de zoldering en de dwarsbalken waren een ontelbaar aantal schilderijen met afbeeldingen van het landgoed aangebracht. Halverwege was er voor lief­hebbers gelegenheid om een tempelcomplex te bekijken dat op de toppen van een heuvel was gebouwd. Weer klimmen dus over een paar honderd meter trap.
Regen, nog steeds en doordat ik er door een onhandige manoeuvre in slaagde om halverwege de trap m’n paraplu te verminken zakte de moed me even in de natte schoenen. Gelukkig riepen m’n goeie eigenschappen me tot de orde en toen ik, boven gearriveerd, er ook nog in slaagde om m’n regenscherm weer te repareren was de afdaling een fluitje van een cent.
De promenade eindigde bij een grote boot die van marmer was ge­maakt. Mevrouw had volgens het gidsje van Lia de aanleg daarvan bekostigd uit geld dat eigenlijk bestemd was voor de modernisering van de Chinese Ma­rine. Hoewel deze ‘oorlogsbodem’ aan de kant van het meer in het water lag kon hij als gevolg van z’n gewicht uiteraard niet varen maar daar­voor zal het rijk met beeldhouwwerk versierde exemplaar ook niet be­doeld zijn geweest. Meer voor feestjes en tuinpartijen, denk ik.
Nat en vol indrukken bracht de bus ons daarna terug naar het hotel. Het diner wachtte en een Chinese opera. De laatste in een verkorte voorstel­ling die speciaal voor toeristen werd opgevoerd. De belangstelling was nog aardig groot en om een beetje behoorlijke plaats voor de filmers te verzekeren waren we al vroeg in het theater aanwezig. Dat liep daarna bijna volledig vol waarbij de Chinese bezoekers ruimschoots in de meerderheid waren ondanks het feit dat het een uitvoering voor westerse toeristen betrof.
Het stuk ving aan met inleidende muziek van een uit vijf perso­nen bestaand orkestje waarna een kleurig uitgedoste actrice het toneel opkwam. Na enig heen en weer geloop bracht zij met een in mijn oren niet bepaald wel­luidend klinken­de falsetstem een lied ten geho­re. Als service werd op een klein schermpje naast het toneel een in het Engels gestelde sa­menvatting van de tekst geprojecteerd en nadat ze uitgezongen was het vervolg van het verhaal. Dat bevatte, hoe kon het anders, elementen als de liefde tussen een man en een vrouw en de eeuwig durende strijd tussen goed en kwaad. De acteurs en actri­ces zongen niet alleen maar sommige teksten werden gewoon gesproken. Nou ja, gesproken, geschreeuwd is misschien beter uitgedrukt. Een aantal hoofdfi­guren in het drama waren gemaskerd. Met maskers, die elke twijfel over de rol die hun dragers speelden, wegnamen. Het spektakel, dat los­barstte toen de plot z’n ontknoping naderde, werd in de finale met een vuurwerk van acroba­tiek besloten en om kwart over tien stonden we verbaasd weer op straat. Mooi? Mwa­ooh, maar wel interessant. Moet je gezien heb­ben.
Tijdens de rit terug naar het hotel voerden we in het Engels een gesprek over een aantal voor ons typisch Chinese zaken met onze gids. Hij was een nog jonge man van een jaar of 25 die ons bereidwillig wat uitleg over het Chinese schrift gaf. Is dat niet vreselijk moeilijk met al die verschillende karak­ters was m’n eerste vraag.
Hij moest er erg om lachen en schreef als antwoord in een verbluffend snel tempo wat zinnetjes op papier. Maar hij gaf toe dat Chinees niet een­vou­dig te leren was voor een westerling. De naam van onze gids bijvoor­beeld luidde Goa maar afhankelijk van zaken als de klemtoon en de wijze van uitspreken, het verschil in toonhoogte tus­sen de lettergrepen, had dat woord wel een vier­tal betekenis­sen. Voor ons had hij daarom vanwege z’n handigheid om alles te openen de naam Key aangenomen.
“Hoe leren jullie Engels in China?” was m’n volgende vraag. “Is dat niet vreselijk moeilijk als je ons alfabet niet kent?” Uit z’n antwoord begreep ik dat ze een vreemde taal in drie fasen leren. Via een omzetting van de vreemde taal naar een soort fonetisch Chinees leerden ze eerst de uitspraak en vervolgens de schrijfwijze in ons alfabet. Geen eenvoudige methode maar toen ik hem voorstelde dat de Chinezen maar moesten overgaan op ons schrift kreeg ie er pas echt plezier in.
“Wij overgaan?” zei hij in het Engels. “Leren jullie maar Chinees en onze karakters”.
Vanuit zijn standpunt bekeken lag het antwoord natuurlijk voor de hand. Maar ik besloot om nog maar even te wachten met de zelfstudie.

IMG_0007

 

IMG_0008

 

IMG_0006

 

IMG_0009

 

IMG_0010

 

IMG_0011

 

IMG_0012

 

IMG_0013

 

IMG_0014

 

IMG_0004

 

IMG_0006

 

IMG_0013

 

IMG_0012


[begin]