23. Dalat, hotel California
Het is vandaag 1 januari 2009 in Dalat. Weer een nieuw jaar, met mogelijkheden voor een portie geluk en voorspoed. Een rechtvaardig deel voor iedereen lijkt me wel een mooie wens.
Na de viering gisteravond zijn we wat langer in bed blijven liggen. Tot bijna half tien hoewel ik om acht uur al wakker werd door het gepiep van m’n telefoon met een nieuwjaarswens van een van de kinderen.
Waar waren we gebleven in het vorige hoofdstuk? In het Long Hoa restaurant, na afloop had Bao ons teruggereden naar het hotel. De bar nodigde de gasten uit voor een gezamenlijk afscheid van het oude jaar. Zoiets kan aardig zijn maar ook geweldig tegenvallen. Toen we binnen kwamen zaten er nog geen tien mensen. Eerst maar een drankje hadden we besloten in de hoop dat het later wat gezelliger zou worden. Er werd in ieder geval aan de muziekinstallatie gewerkt. Zoals gebruikelijk bij geluidsinstallaties had die eerst alleen maar snerpende geluiden voortgebracht maar na enig geknutsel met snoeren wist een van de muziekmakers een aantal akkoorden aan een keyboard te ontlokken.
Gelukt, zij het dat ik er wat later achterkwam dat de schakelaar voor het volume alleen maar werkte in de stand maximum. Met afwisselend een zanger en een zangeres maakte het muzikale optreden daardoor vooral indruk door de hoeveelheid geluid die geproduceerd werd.
Het werd er niet drukker door. Een paar gasten zat aan de bar, een groepje van vier in een hoekje van de zaal, twee oudere Chinese heren die gezelschap hadden van twee jongedames zaten een paar tafels van ons af. Niet hun dochters, dat was wel duidelijk. Een van de meisjes deed wat afstandelijk tegen haar partner maar de andere streelde haar verovering voortdurend over z’n wang en werd beloond met een kleurig drankje. Om half elf verdwenen de vier om het gezellig samenzijn elders voort te zetten. Wij vonden dat we in voldoende mate onze goede wil hadden getoond en besloten naar de kamer te gaan om de wijn en lekkernijen te consumeren die we ’s middags hadden ingekocht. We waren op alles voorbereid dus. Toen we vertrokken kwam net de man uit het eetcafé binnen die zo op Gerard Cox leek. Met zijn partner installeerde hij zich aan de bar, geroutineerd en op een wijze alsof ze al wel tien oudejaarsvieringen in een hotel hadden gevierd.
Met Dalatwijn, chips en Edammerkaas was het op de kamer daarna zo twaalf uur en we knoopten er nog een uurtje aan vast met het versturen van berichtjes naar het thuisfront en het bekijken van de televiebeelden over de jaarwisseling all over the World.
Voor ons was deze keer in ieder geval bijzonder door de antwoorden van het thuisfront dat zij nog ruim vijf uur voor de boeg hadden.
Maar nu is het ochtend, kwart voor tien, en we zitten we in de bijna lege eetzaal van het hotel. Ik laat een eitje bakken en luister tijdens het wachten met een half oor naar de muziek op de achtergrond. Is dat niet Hotel California van de Eagles? Ze zijn het helemaal. Je kunt het nieuwe jaar slechter beginnen. Sterker nog, de muziek past naadloos bij m’n nieuwjaarsstemming.
Welcome to the Hotel California
Such a lovely place, such a lovely place
Plenty of room at the Hotel California
Any time of year, you can find here
Is misschien wel een mooie titel voor het hoofdstuk over deze dag. En tevreden vervolg ik m’n weg langs de counter om m’n ontbijtbord te vullen met lekkers.
Met z’n vieren stellen we een mooi plan op voor deze dag. Het weer zit in ieder geval mee. Een lekker fris windje waait de wolken weg en het klamme weer van de afgelopen dagen. Waar gaan we als eerste naar toe? Zullen we maar met het station beginnen? Dat doen we en we hebben er geen spijt van. Het station van Dalat is een goed onderhouden monument in Franse stijl dat begin vorige eeuw gebouwd werd. Het was het Eindstation van een spoorlijn die in dezelfde tijd werd aangelegd en werd gebruikt tot de sluiting in 1970. Die was een gevolg van de oorlog en na afloop daarvan werd de spoorlijn opgeheven en daarmee het station.
Wij lopen door het station naar de perrons. Het leuke is dat er wat rijtuigen en wagons staan en bovendien een oude stoomlocomotief waardoor het lijkt of er ieder ogenblik een trein kan vertrekken. Diezelfde indruk krijg ik in het station. Alles is nog intact en ziet er blinkend gepoetst uit. Loketten, de wachtkamers, de toiletten buiten, een dienstregeling op een groot bord. Volgens onze Trottergids zou er een treintje voor toeristen rijden dat een circuit van een kilometer of vijftien aflegt maar daar kunnen we niets van ontdekken.
Na een half uurtje gaan we verder, naar het bloemenpark. Dat ligt even buiten het centrum en heeft een toegangspoort die is opgebouwd uit een staalconstructie waarin honderden bloempotten hangen. Het park zelf is mooi aangelegd alleen valt het aantal bloemen wat tegen omdat we in het verkeerde seizoen zitten. Dat geldt niet voor de orchideeën. Bij een bloemenstal en in het kassencomplex staan prachtige exemplaren. Ik kan een stek kopen van een sterk geurend exemplaar voor de prijs van 1 Euro. Zal ik het doen? Ik vraag me af of je eigenlijk wel planten mag invoeren in Nederland? En hoe houd ik ‘m in leven? Ik besluit om het gewoon te proberen. Vaak doe je zoiets niet en heb je later spijt.
Met m’n nieuwe aanwinst gaan we weer richting centrum om bij de broodjeszaak wat verse broodjes met kaas te kopen en ik neem er een kop black filtercoffee bij. Die is zo sterk dat je ‘m bijna kan snijden maar ik ben er eindelijk achter dat je er gewoon heet water bij moet vragen waardoor je ‘m kunt verdunnen tot het een sterke Espresso wordt.
Bao die ons met de bus overal naar toe brengt, wil de drankjes voor ons betalen. Dat hoeft natuurlijk niet maar we kunnen zien dat hij iets terug wil doen en dan mag je niet weigeren. Iemand in z’n waarde laten noemen ze dat.
De stad ziet er in de zon een stuk beter uit dan gisteren in de miezerige regen. We rijden langs het onvermijdelijke monument waarmee de vietnamoorlog wordt herdacht en gaan op weg naar het zomerpaleis van de laatste keizer, Bao Dai. Onderweg passeren we veel statige gebouwen die tijdens de Franse periode zijn gebouwd. Het gevolg daarvan is dat de stad er meer Europees dan Vietnamees uitziet. Het zomerpaleis ligt een paar kilometer buiten het centrum boven op een heuvel. M’n eerste indruk is dat het betrekkelijk klein toont. Het is gebouwd begin 1930, met rechte lijnen zonder de opsmuk die gebruikelijk is bij paleizen. Het zou me niet verwonderen als de heer Corbusier hier wat adviezen heeft gegeven. Er wordt gezegd dat het na het vertrek van de keizer niet geplunderd is. Daardoor is het nog volledig ingericht in de stijl van diens tijd met tal van voorwerpen die daaraan herinneren. Goed onderhouden, evenals de tuin waarin de tuinmannen bezig zijn met de gazons en de hagen die glad geschoren worden.
Eenmaal binnen kom ik tot de ontdekking dat het paleis een stuk groter is dan ik buiten veronderstelde. Wij brengen er een klein uurtje zoek, dwalend door de vertrekken. Er zijn trouwens flink wat bezoekers die net als wij, bij binnenkomst een paar sloffen krijgen om over onze normale schoenen heen aan te trekken. Om de vloeren en de tapijten te sparen en ik vind dat nog niet zo’n slecht idee. Naast de representatieve vertrekken zijn de privévertrekken van de keizer te bewonderen. Uit een van de kamers klinkt klassieke muziek. Biet hô fen, the fifth symfonie zegt een glimlachende man die bij een radio staat. Beethoven, yes. Of hij een bewaker is of een andere functie uitoefent in dit gebouw wordt me niet duidelijk. Je ziet in dit land op veel plaatsen mannen die een beetje rondhangen op hun plek. Kunnen bezoekers zijn, of gidsen, of bromtaxibestuurders wachtend op een klant. Of misschien wel politie in burger.
Bao Dai, de laatste keizer van dit land, liet het zich in dit paleis aan niets ontbreken. Een plezierige jeugd heeft hij waarschijnlijk niet gehad. Hij werd namelijk al op 12-jarige leeftijd tot keizer gekroond. Ik neem aan dat hij daarna als een soort satelliet van de Franse machthebbers functioneerde. Na de inval van de Japanners gedurende de tweede wereldoorlog werkte hij samen met deze heren, trad in 1945 af onder dwang en schijnt korte tijd deel uitgemaakt te hebben van de Vietminh van Ho Chi Minh. Daarna vertrok hij in ballingschap naar Hongkong en Parijs. In 1949 werd hij weer van stal gehaald door de Fransen die hem installeerden als president. Dat heeft geduurd tot de invoering van de besluiten van de Geneefse Conventie van 1954 waarna hij bij verkiezingen werd verslagen. Hij vond het toen wel voldoende en vertrok voorgoed naar Frankrijk waar hij in Parijs ging wonen. Met een Franse dame want hij had er een hekel aan om alleen te zijn. Daarom hield hij er in Vietnam een koninklijke concubine op na. Of zijn echtgenote, de keizerin, toen al overleden was, weet ik niet.
Als we weer buiten zijn komt ons een schoolklas tegemoet. Op weg naar de ingang voor een uurtje onderwijs naar ik aanneem. Een stel jongens heeft waarschijnlijk trek en verzamelt zich bij een vrouw die iets bakt op een klein barbecuutje. Ik ben nieuwsgierig wat de populaire snack bij de Vietnamese jeugd is. Geen patatje met, dat is duidelijk. Het blijkt gedroogde vis te zijn die eerst in een walsje wordt geplet en daarna op het vuurtje wordt geroosterd. Twee jongens bestellen een portie die ze onder veel gelach met de anderen delen. Is het lekker? Ze doen er ook nog iets uit een knijpflesje op. Aan de gezichten te zien smaakt het goed en er wordt nog meer besteld bij deze mobiele snackbar. Het paleis moet maar even voor ze wachten.
Zijn de inwoners van Vietnam eigenlijk trots op dit stuk historie? Of heeft het vooral een educatieve functie? Ik denk dat het een combinatie is van beide factoren.
Wij gaan naar de kathedraal van Dalat waar we om vier uur arriveren. Buiten het gebouw is het druk. Binnen nog drukker, het is stampvol. Er wordt uit volle borst door iedereen gezongen. Maken we een speciale dienst mee ter gelegenheid van het Nieuwe jaar? Het is mogelijk. We zijn alleen te laat want na dit gezang is het afgelopen en maakt iedereen aanstalten om de kerk te verlaten.
Buiten verzamelen ze zich in groepen die nog wat na staan te praten. Groepen jeugdige nonnetjes wachten, waarschijnlijk op vervoer. De kerk heeft hier nog niet over belangstelling te klagen. De stad telt plusminus 8000 katholieken die hun kerk trouw bezoeken. Officieel zonder tegenwerking van de staat, in de praktische uitvoering wil dat nog wel eens tegenvallen vertelde een geestelijke met wie Ton een tijdje stond te praten. Van hem hoorde hij ook dat het geen bijzondere dienst was maar een middag waarop veertien koren optraden. Helaas gemist. Als we het geweten hadden waren we beslist vroeger gekomen.
De big Buddha is de laatste bezienswaardigheid op ons lijstje. Die ligt in een andere buitenwijk en ik ben blij dat we een eigen busje tot onze beschikking hebben. Dit ligt allemaal te ver van elkaar om te lopen. Deze witte Buddha is inderdaad indrukwekkend van afmetingen en verdient de toevoeging ‘big’ volledig. Ernaast staat een grote pagode waar we in mogen mits we onze schoenen uitdoen. Veel kleuren, wierook en hier alleen maar stilte met uitzondering van een geknielde jonge monnik die achter in de zaal bij een altaar met eentonige stem z’n gebeden zegt. Hij begeleidt zichzelf daarbij met slagen op een gong. Zo druk als het was bij de kathedraal, zo rustig is het hier.
Weer terug in het hotel drinken we het staartje wijn van de vorige avond voor we gaan eten in een restaurant dat Bao had opgevraagd bij Mevrouw Thy. Het is groot, lijkt nog het meest op de Chinese restaurants zoals we die in Nederland kennen en we zijn de enige gasten. Het is maar goed dat Bao bij ons is want de menukaart is alleen in het Vietnamees en de meisjes in de bediening spreken nauwelijks Engels. Het eten valt ook niet mee, matig van kwaliteit en het enige positieve is dat de prijs laag is.
Gelukkig is er nog een uitsmijter op het centrale plein. Als we er langskomen op weg naar het hotel is er net een grote muzikale show aan de gang om het nieuwe jaar te vieren. Drommen publiek, jeugd en volwassenen staan te luisteren en deinen mee op het ritme. Daar moeten we bij zijn en we laten ons door Bao afzetten bij deze bijeenkomst. Op een groot podium wordt gedanst en gezongen door een groep Vietnamese artiesten. De glitter en glim spetteren er vanaf. Popular songs, de basboxen gaan net zo hard tekeer als tijdens een uitvoering op het museumplein tijdens Koninginnedag en alles wordt met een geweldige drive gebracht.
We zijn weer te laat. Ze zijn net bezig met het laatste nummer. We are the World, we are the children, meegezongen door bijna iedereen. Na afloop dansen we nog even door waarbij iedereen zich zingend aansluit. Vooral de jeugd, dansend, zingend en foto’s makend met hun mobiele telefoons. Wat een contrast met andere plaatsen die we bezocht hebben. Het is me de voorgaande dagen in deze plaats al opgevallen dat er veel modern geklede jongeren rondlopen. Is het kenmerkend voor de veranderingsfase waarin het land zich bevindt? En zal dat op de duur tot conflicten leiden? Vanavond is de spontaniteit en het enthousiasme in ieder geval groot.
Hoe het ook zij, we begonnen de eerste dag van 2009 met muziek en eindigen ermee. Lijkt me een goed teken.
29 juli 2009
erJeetje