17 nov 2009

8. Lekkere luchtjes

0 Reacties

Zo’n dikke honderdvijftig jaar geleden maakte de gemeente reiniging in Amsterdam wekelijks een rondje langs de woonhuizen om toilettonnetjes te legen. Er is weinig fantasie voor nodig om je een idee te vormen hoe dat gebeurde. De wagen waarin de inhoud van die tonnetjes werd gedeponeerd had daarom in de volksmond de toepasselijke naam van de Boldootkar.
Bovenstaand stukje folklore speelde in de tijd waarin de riolering van de huizen langs de Amsterdamse grachten rechtstreeks aangesloten was op diezelfde grachten. En ook daarvan waren de gevolgen merkbaar. Vooral zomers konden the famous canals geweldig stinken en de naam boldootgrachten zou een aardige aanvulling zijn geweest op de lijst van typisch Amsterdamse bijnamen.Toen we twee jaar geleden in Hue over de parfumrivier voeren dacht ik aanvankelijk dat die naam dus ook wel iets te maken zou hebben met vervuiling van het water. Dat zag er namelijk niet echt fris uit en een bijnaam als boldootrivier lag voor de hand. Maar dat was niet het geval, de rivier dankt haar naam aan het heerlijk ruikende bos in het gebergte waar ze ontspringt.
De keizerstad een parfumrivier dan wij een parfumpagode moet men daarop in Hanoi gedacht hebben. De keuze viel na enig zoeken op de Chy Huong-pagode die als belangrijk boeddhistisch trefpunt vooral in het voorjaar duizenden pelgrims trekt.
Vanuit Hanoi ligt het heiligdom niet direct naast de deur maar een kilometer of zestig ten zuiden van de stad. Een bezoek betekent daarom al gauw dat je een dag op stap bent. Voor het vervoer moet je eerst een stuk met de bus en daarna nog eens een klein uur varen. Met een roeibootje op de Yenrivier.

Wij maakten gebruik van het busje van ons reisbureau dat ons van het hotel afhaalde en na twee uur rijden bij de vertrekplaats van de bootjes afzette. Daar mochten we niet gelijk instappen. Eerst moesten we in een klein kantoortje enige duizenden Dongs betalen voor het bezoek aan de pagode waarna we op vertoon van de kaartjes een bootje toegewezen kregen.
Instappen vereiste de nodige gymnastische souplesse en qua comfort had het vaartuig wel heel weinig te bieden. In feite was het een lange smalle roeiboot met lage bankjes, zeg maar plankjes, zonder rugleuning maar er viel niets te kiezen. Andere bootjes zagen er identiek uit.
Druk was het niet, een handjevol bezoekers. Afgaande op minstens honderd eendere bootjes die een eindje verder lagen was dat in het hoogseizoen waarschijnlijk anders.
Het varen op de Yenrivier was echter geweldig. Wat een rust na alle drukte van Hanoi, wat een prachtige tocht over het rustig voortkabbelende water. Een bijna onbewolkte hemel met een zon die werd gefilterd door een lichte nevel. Dat laatste had tot gevolg dat de door de natuur gecreëerde voorstelling er nog eens extra schilderachtig uitzag. Met lage heuvels in de verte, hier en daar een visser die met ritmisch uitgevoerde bewegingen z’n netten uitwierp en weer inhaalde. Op een andere plaats een man en een vrouw die met een enorme korf in de rivier in de weer waren. Dit was een heel ander Vietnam dan we in de voorgaande dagen hadden meegemaakt. Bovendien geen lawaai van een buitenboordmotor maar een jonge vrouw aan de roeiriemen, achterin.

Staande roeiend met het gezicht in de vaarrichting. We werden vergezeld door een jongen die zich als gids had aangeboden. Een rustige knaap die voldoende Engels sprak om onze vragen over de omgeving te kunnen beantwoorden.
De pagode bereikten we dus na een uurtje varen, dat wil zeggen, we arriveerden bij de berg waarin hij ligt. Achter de bootsteigers stonden wat eenvoudige woningen. Met een weg die ons langs tientallen winkeltjes met souvenirs en eetstalletjes omhoog voerde. Naar de pagode, volgens het richtingbord een wandeling van een paar uur. Waarom niet wat dichterbij lijkt een voor de hand liggende vraag. Het antwoord is dat men dit soort bezienswaardigheden altijd op een hoog punt aanlegt. Een kwestie van zien en gezien worden denk ik.
Voor luie westerlingen zoals wij heeft men een paar jaar geleden een kabelbaan aangelegd. Konden we gelijk instappen? Nee, dat was niet mogelijk. De baan stond stil maar het kaartjesloket was wel geopend en na een kwartiertje wachten kwam er beweging in de molen. De groep liefhebbers was ondertussen tot een man of dertig aangegroeid maar werd vrij vlot in kleine gondels voor vijf personen weggewerkt.
We waren op weg naar boven. Ik dacht eigenlijk dat ze de pagode op de top van de berg hadden gebouwd zodat de wandelaars er weliswaar een flinke portie lichamelijk lijden voor over moesten hebben om hun verlangens bij Boeddha kenbaar te maken maar dat ze daarna beloond werden met een prachtig uitzicht over de rivier. M’n veronderstelling bleek echter niet te kloppen. De volgelingen van de grote meester hadden namelijk voor een variant gekozen. Je moest weer omlaag, de berg in als het ware waarbij een diep gelegen grot het uiteindelijke doel was. Er was een trap, eeuwen geleden door ijverige monniken aangelegd waarop je niet echt lekker liep omdat de treden net wat te groot waren.
Wat de pagode werd genoemd viel me een beetje tegen. Een groot altaar, veel wierook, veel kleine beeldjes van Boeddha in allerlei verschijningen, een soort lichtorgel waar de kitsch van af straalde en flakkerende lichtjes om het geheel te verlichten. Bij het altaar vier monniken die op staccato toon hun gebeden zeiden waarbij eentje op een soort trom sloeg.

Wij plaatsten wat brandende wierookstokjes op het altaar, op aanwijzing van onze gids een oneven aantal, en deden een wens. Ik bleef bescheiden in m’n verlangens en hield het op gezondheid voor iedereen die me lief was.
De weg terug uit de grot, nu omhoog, naar het eindstation van de kabelbaan, was een vermoeiende klim. We hadden daarna de berg af natuurlijk te voet kunnen doen maar we maakten het ons gemakkelijk met een tweede zweefritje aan de kabel. Omlaag dus naar de winkeltjes waar we in een van de eethuizen een pauze inlasten met een grote kom soep voor we verder gingen.
Onze jeugdige gids stond al klaar om ons de weg te wijzen naar een groot Boeddhabeeld bij een kloostercomplex. Een plaats die volmaakte rust ademde. Hier en daar schuifelden wat oude dametjes in bruinrood habijt voorbij. Volgens onze gids moest je één keer in je leven een aantal maanden in zo’n klooster doorbrengen. Uit z’n verhaal begreep ik dat zijn moeder dat had gedaan of ging doen als ze vijftig was voor een periode van een jaar. Of dat ook voor de mannen gold vergat ik helaas te vragen.

Het klooster was veel groter dan het er op het eerste gezicht uitzag. Eenmaal de ingang gepasseerd verdwaalde je bijna in een labyrint van gangen, binnenplaatsjes, kamers en zaaltjes. Uit een ervan klonk gedempte muziek en gezang. In de veronderstelling dat er een dienst gaande was keken we even voorzichtig om niet te storen om de hoek van een deur. Helaas, er was niemand en de muziek kwam uit een geluidsinstallatie in een hoek. Maar ach, wat gaf het ook. Het riep wel de vraag bij me op of het zou meevallen om een maandje door te brengen in zo’n omgeving?
Veel tijd om daar over na te denken kreeg ik niet. We moesten weer terug met de boot, zonder onze gids, die achterbleef in het kleine dorp aan de voet van de berg. Omdat hij er woonde was de simpele verklaring. Zou hij echt nog op school zitten en voor bromfietsmonteur leren zoals hij vertelde? Wie zal het zeggen. Het leek me een beroep met mogelijkheden in dit scooter- en bromfietsgekke land. Maar van eerdere reizen weet ik zo langzamerhand dat de jeugd, als je de verhalen mocht geloven, allemaal student was en om hun studie te betalen bijverdiende door voor gids te spelen. Een verhaal dat westerse toeristen waarschijnlijk graag horen. Op onze vraag hoeveel we hem verschuldigd waren voor z’n begeleiding gaf hij als antwoord dat hij dat aan ons overliet. Ook niet nieuw maar het was een leuke knul en we gaven hem het voordeel van de twijfel. Het werd dus een flink bedrag dat hij met een tevreden blik in ontvangst nam.

Datzelfde gold voor de roeister die we betaalden na afloop van de terugtocht over de rivier. We hadden weliswaar voor het bezoek aan de pagode al de nodige Dongs afgedragen maar dat bleek exclusief het arbeidsloon voor de roeier of roeister te zijn. Die hadden dit werk zo georganiseerd dat iedereen een gelijk aantal roeibeurten toegewezen kreeg. Aangezien we in het stille seizoen zaten waren de inkomsten gering.
Waar die inkomsten voor toegangstickets dan naar toe gingen? Goeie vraag. Ik neem aan dat ze naar de staat gingen of de eigenaar van de bootjes.
Een bezoekje aan de parfumpagode dus. Afgezien van de wierook in de grot en bij Boeddha viel er niets te ruiken wat ook maar in de verte op parfum leek. Geen Chanel nummer vijf om maar eens wat te noemen en zelfs het water uit Keulen ontbrak maar het was wel een heerlijk rustige dag en dat is niet weg als je nog veel gereis door dit grote land voor de boeg hebt.

9 februari 2009
erJeetje

p1030031

 

p1030034

 

p1030035

 

p1030037

 

p1030039

 

p1030049

 

p1030051

 

p1030054

 

p1030056

 

p1030064

 

p1030069

 

p1030080

 

p1030081

 

p1030084

 

p1030086

 

p1030089

 

p1030093

p1030096

 

 

 

 

 

 

 

 


[begin]