32. Angkor
Dinsdag 2 januari. We zijn gisteren in de namiddag naar Siem Reap gevlogen. Vandaag brengen we ons eerste bezoek aan de oude stad Angkor Thom
Angkor Wat was ooit de hoofdstad van het Khmerrijk dat Cambodja, delen van Vietnam, Laos en Thailand omvatte.
Honderden jaren eerder al, in het jaar 889, werd in de huidige provincie Siem Reap door koning Jayavarman een stad gesticht met de naam Yashodapura. Hierbij verplaatste deze vorst ook de zetel van de regering naar deze stad.
Na hem stichtten andere vorsten tempels in dat gebied met daaromheen nieuwe steden die op hun beurt tot hoofdstad werden benoemd. Al die tempels verschillen onderling van bouwstijl en er zijn zowel Boeddhistische als Hindoeïstische te zien.Waarom juist in die streek? De reden was de vruchtbaarheid van de grond die bovendien elk jaar door overstroming van een nieuwe laag slib werd voorzien.
In de twaalfde eeuw werd de stad Angkor Wat door koning Suryavarman II gebouwd rond de tempel Angkor Wat. Angkor heeft als betekenis ‘heilige’ en Wat betekent ‘tempel’. Ook Suryavarman verplaatste de regeringszetel naar deze stad. Schattingen over het aantal inwoners in die tijd noemen getallen tussen een half en een miljoen.
Gedurende zes eeuwen was de hoofdstad van het Khmerrijk in deze streek gevestigd tot er in het begin van de vijftiende eeuw een einde aan kwam. Het eens zo machtige rijk viel uiteen en na veel strijd met het naburige Thailand verhuisden de Khmers de hoofdstad met de totale bevolking naar het huidige Pnom Penh.
De natuur heroverde daarop het gebied, van de overwegend houten huizen van de steden bleef niets over en de tempels raakten in vergetelheid.
Pas in 1900 werden ze door een Franse expeditie herontdekt en voor het eerst aan de wereld getoond. De verrassing was groot en vanaf die tijd wordt er gewerkt aan het behoud en herstel van het enorme complex.
Gisterenmiddag zijn wij van Pnom Penh naar Siem Reap gevlogen. Een korte vlucht van een half uur en we kwamen in het donker aan. Ook deze keer stond er een busje op ons te wachten dat ons naar een hotel met de mooie naam La maison d’Angkor bracht.
De donkere entree van het hotel deed niet echt veelbelovend aan maar de kamers in een van de vleugels aan de andere zijde van het mooie zwembad zijn prachtig. Mooi van inrichting en verrassend van architectuur. Heerlijk om de laatste dagen van onze vakantie hier door te brengen.
Het hotel met circa twintig kamers wordt geleid door een Fransman. Een wat stugge man die het erg druk leek te hebben met het toezicht op z’n personeel.
Toen wij om een uur of acht aan tafel gingen om te dineren zat er al een grote groep Franse gasten aan tafel en verder wat Engels sprekende bezoekers.
Wat een wonderlijke dag hadden we achter de rug. En wat was het verblijf in dit kleine paradijs een contrast met de beelden van de gruwelen die we in Choeung Ek hadden gezien.
We maakten er vanwege de verjaardag van Lia een echt feestdiner van, genoten van de Frans Cambodjaanse keuken en gingen om half elf tevreden naar bed.
Het is dinsdagochtend. Ik heb heerlijk geslapen vannacht. Ik was er om half zeven al uit om binnen en buiten alles op m’n gemak te kunnen bekijken. Veel tijd hebben we overigens niet. Onze chauffeur zal ons om acht uur ophalen want de bezichtiging van de tempels staat voor vandaag op het programma. Half acht zitten we daarom buiten aan het ontbijt. Het is prachtig weer en ik heb er zin in.
Siem Reap was misschien ooit een klein stoffig plaatsje maar daar moet je toch wel tien twintig jaar voor terug in de geschiedenis. Natuurlijk waren de tempels van Angkor toen al bekend maar het massatoerisme moest nog op gang komen en lag tijdens het bewind van de Khmer rouge zelfs zo goed als stil. Vanaf 1991 kwam dat langzaam maar zeker op gang en nu telt de stad tientallen hotels, het een nog groter dan het andere. En talloze guesthouses voor degenen die het met een kleinere beurs moeten doen.
En men bouwt maar door om meer bezoekers te kunnen ontvangen. Een miljoen per jaar las ik ergens als aantal maar dat is waarschijnlijk al achterhaald.
Vanaf ons hotel is het een half uurtje rijden naar de ingang van het complex waarop de tempels staan. Onderschat de grootte ervan niet, je hebt echt gemotoriseerd vervoer nodig om de afstanden tussen de verschillende tempels te overbruggen.
Bij de ingang staat een lange rij bussen en auto’s. Dat belooft niet veel goeds maar onze goed Engels sprekende chauffeur weet precies wat er gedaan moet worden. Hij zorgt er voor dat we een driedaagse bezoekkaart krijgen. Kost veertig Dollar per persoon en een pasfoto.
En dan valt het wachten heel erg mee. Niet meer dan een kwartiertje waarna we naar binnen mogen. We hebben met onze chauffeur afgesproken welke tempels we in ieder geval willen bezoeken.
Ons eerste bezoek betreft de Bayontempel, die centaal in Angkor ligt. Deze tempel bestaat uit een wonderlijk verzameling van 54 torens die gedecoreerd zijn met glimlachende gezichten. De tand des tijds heeft hier behoorlijk toegeslagen en er is veel beschadigd aan deze tempel. Delen zijn ingestort en het is oppassen geblazen om niet te vallen. Met een ‘oh, my God’ zie ik op een gegeven moment een dame ondersteboven gaan. De gevolgen vallen mee. Eigenlijk zou ‘oh, my Buddha’ hier meer op z’n plaats zijn.
Er moet hier nog heel wat gerestaureerd worden, op twee plaatsen zijn ze trouwens aan het werk. Naast de tempel liggen velden met duizenden genummerde stenen, klein en groot, die weer een plaats moeten krijgen. Als je het ziet lijkt het een bijna hopeloze taak. Maar er is nog voldoende te bewonderen. Zowel in de gangen als buiten kom ik honderden uitgehakte afbeeldingen tegen. De muren zijn versierd met bas-reliëfs, waarbij elke voorstelling een eigen verhaal weergeeft. En dat alles is aangebracht met een vakmanschap dat verbijstert.
Het is overigens ongelooflijk druk met mensen die elkaar fotograferen met de tempel als achtergrond. Er lopen veel Cambodjaanse jongens en meisjes die hardnekkig proberen om je iets te verkopen. Bedelaars en invaliden bezetten strategische plaatsen en doen een beroep op de barmhartigheid van de bezoekers.
Het is warm geworden. Het mag dan de koele periode van het jaar zijn maar ik heb toch de indruk dat de zon meedogenloos z’n best om minstens dertig graden te bereiken.
Wij wandelen in de zinderende hitte langs het olifantenterras en zoeken dan een plaats bij een van de vele verkoopstalletjes om in de schaduw een koud blikje seven up te drinken.
‘Live is short’ staat op het blik. ‘Live it up’.
M’n kennis van de Engelse taal schiet te kort voor een juiste vertaling. Waar maken, nakomen, naleven geeft m’n woordenboek aan. Ik houd het maar op: Het leven is kort, beleef het.
Aan het einde van de middag begeven we ons voor de tweede keer naar Angkor. Deze keer staat de tempel van Angkor Wat op het programma. Onderweg passeren we een van de enorme waterreservoirs, die waren aangelegd om in de watervoorziening van de stad te voorzien. Er zijn er nog meer waarvan er eentje droog staat.
Angkor Wat is mede door z’n afmetingen volgens een paar reisgidsen het hoogtepunt tijdens een bezoek in Angkor. De gigantische piramidevormige tempel met vijf hoge torens steekt door z’n hoogte van 65 meter boven alles uit en is daardoor al van grote afstand zichtbaar. Qua grootte kan je hem het beste vergelijken met de verboden stad in Beijing. Initiatiefnemer voor de bouw was Suryavarman II die dit deed om de god Vishnoe te eren.
Om de tempel is een brede slotgracht van ruim 100 meter breedte aangelegd. Vandaag de dag staat Angkor Wat symbool voor het huidige Cambodja en de kenmerkende torens zijn opgenomen in de nationale vlag.
Is het er druk? Het is er meer dan druk. Hier en daar kan je bijna letterlijk over de hoofden lopen. Maar wat maakt het uit, we hebben geen haast. En het is er zo groot dat de mensenmassa als het ware opgeslokt wordt. Op een gegeven ogenblik slenter ik zelfs door een deel met bijna uitgestorven gangen.
Favoriete bezigheid van veel bezoekers is de beklimming van een van de torens. Zal ik het ook proberen? Je verkrijgt er wel een mooi uitzicht over de omgeving mee. Ik sta in dubio om het te doen. De trappen zijn meer dan stijl en nadat ik een minuut of vijf naar de waaghalzerij van andere bezoekers heb gekeken houd ik het maar voor gezien. Dan maar niet op een toren.
Het is trouwens een uur of zes, de zon staat vlak boven de horizon, en het is tijd voor wat mooie foto’s.
Als de zon eenmaal achter de horizon verdwenen is verlaten de bezoekers in drommen het bouwwerk. En ik laat me meevoeren door de stroom. Naar de ingang waar onze chauffeur wacht.
‘s Avonds eten we in Siem Reap. Deze plaats is bezig zich te ontwikkelen staat in de gids van Trotter. Dat mag je wat mij betreft een understatement noemen. De werkelijkheid is dat deze plaats in hoog tempo bezig is groot te groeien. En in dat licht moet je ook de bezoeken aan de tempels zien. Je loopt daar met velen, je loopt daar met duizenden, je bezoekt daar de bezienswaardigheden uit een ver verleden met tienduizenden. Dat betekent dat er ook weer duizenden zijn die daar iets aan willen verdienen. Die iets aan jou willen verdienen.
De tempels zien er deerlijk gehavend uit. Niet alleen door het weer zoals ik al zei maar het tuig van de Khmer rouge schijnt er ook behoorlijk te hebben huisgehouden.
Daarnaast is er door of voor handelaren in antiek veel geroofd.
Je moet dus over veel fantasie beschikken om je een beetje een voorstelling te kunnen maken hoe het er hier vijf zeshonderd jaar geleden heeft uitgezien. Morgen proberen we het nog een keer.