6. Halong bay
Woensdag 13 december. Vroeg op vandaag want we gaan naar de kust. De baai bij de plaats Halong is onze bestemming. Niet zo maar een stuk zee maar iets bijzonders. Voor de kust liggen daar namelijk honderden grote en kleine rotsachtige eilandjes. En daar gaan wij tussendoor varen, met een omgebouwde jonk, waarin we ook een nacht slapen. Reken niet op mooi weer staat in de reisgidsen. ’s Winters is het bijna altijd mistig met fijne motregen.
Of we aan tafel komen vraagt de vriendelijke bediende. We kunnen aantreden voor de lunch en verbaasd kijk ik even later naar de prachtig gedekte tafels in de salon van onze boot. Alsof we in een eerste klas restaurant binnenkomen. Smetteloos wit tafellinnen en servetten, glazen, borden en bestek die ons tegemoet glimmen. Schalen met grote garnalen en krab staan al op ons te wachten. Wat we willen drinken? Daar hoeven we niet lang over na te denken, dat wordt dus een flesje droge witte.
In het vorige hoofdstuk beschreef ik het ritueel bij het openen van de wijn. Eten van schaaldieren is ook een soort ritueel. Neem die grote krabben, daar heb je een soort combinatietang voor nodig om de grootste schaar te kraken en daar je peuter je vervolgens wat snippers vlees uit. Niks mis mee, hoor, met een paar korrels zout en een druppeltje citroen om de smaak te versterken een lekker hapje. Maar geen gerecht om na bijvoorbeeld een dag roeien in de Halong Bay op aan te vallen om eens even lekker je maag te vullen. Tien gamba’s en twintig krabben dan? Nou nee, ik zie die schaaldieren toch vooral als voorgerecht. Bij het hoofdgerecht denk ik toch meer aan vis. En hoewel wij geen roeipartij achter de rug hebben wordt die wens verhoord en worden we vergast op een heerlijke moot vis met goudbruine frietjes. Of dat lekker is? Dat is meer, dat is perfect.
Onze dag was al vroeg begonnen. Om half negen werden we opgehaald met een busje voor de rit naar de kust. In de bus zaten al zes of zeven andere liefhebbers. Engelsen of mensen uit Australië. Waarschijnlijk laatstgenoemde soort. Vietnam ligt voor de inwoners van dat land betrekkelijk dichtbij en is spotgoedkoop voor ze.
Het is een uur of vier rijden naar Halong en halverwege stopten we voor een plaspauze bij het onvermijdelijke atelier dat deze plaats had uitgezocht om nietsvermoedende toeristen tot de aankoop van een souvenir te verleiden. We namen dus ook maar een kijkje in de afdeling waar groepjes jonge mensen bezig waren met het vervaardigen van lakschilderijtjes, borduurwerk, zilveren sieraden en edelstenen. Buiten hielden ze zich met het zwaardere werk bezig en werden leeuwen, draken en arenden uit grote brokken marmer getoverd.
Terwijl wij wat rondliepen gingen de jeugdige werkers zwijgend door met hun werk. Geen vrolijke groep dacht ik tot Ton en Wil merkten dat spreken weinig zin voor ze had omdat ze doof waren. Vanuit vroegere activiteiten kunnen onze reisgenoten aardig met gebarentaal overweg en omdat die voor een deel internationaal is probeerden ze om op deze manier wat met de jongelui te communiceren. Lukte dat dan? In combinatie met schrijven ging dat aardig. Prachtig om zo met mensen in contact te komen en ik leerde dat ik nooit meer de term doofstommen mag gebruiken. Deze mensen zijn doof, de meesten doof geboren maar allerminst stom.
Ik kon er niet achter komen of het een soort Staatsbedrijf was dat op deze wijze werk verschaft aan gehandicapten. Ik zag ook mensen met andere lichamelijke gebreken en dat gaf me de indruk dat het een soort Sociale Werkplaats was.
Halong Bay bereik je na een ritje van een uur of vier. Stel je er niet teveel van voor tijdens de wintermaanden waren we vooraf gewaarschuwd in alle reisboeken. Het weer wordt dan beheerst door voortdurende storingen met mist, regen en veel wind.
Het zal wel maar onderweg was de bewolking geleidelijk dunner geworden en eenmaal bij de zee scheen er een gesluierd zonnetje. Met twintig graden veelbelovende condities voor een mooie dag.
We werden gedropt bij een haventje waar het druk was, zowel op het water als aan de wal. Tientallen grote jonken en nog veel meer kleinere boten wachten op de liefhebbers voor een tochtje. Die stonden in grote groepen te wachten op het moment dat ze aan boord konden gaan. Maar hoe vind je de boot waar je moet zijn? Een voor de hand liggende vraag waarvoor de organisatie een uitstekende oplossing had gevonden. Een aantal jongedames ving iedereen op en vertelde aan de hand van lijsten die ze bij zich hadden, op welke boot je moest zijn. Voor ons was dat de Huanh Hai Junk.
Samen met een Frans echtpaar, vier Duitsers en een jong echtpaar uit Nederland werden we naar ons schip gebracht. Dat gaf van buiten de indruk dat het ’s ochtends nog even een vrachtje van het een of ander had weggebracht. Maar dat was maar schijn want toen we de sleutel van onze hut hadden ontvangen en daar naar binnen konden zag ik al snel dat die met douche, toilet en goeie bedden niets te wensen overliet. Sterker nog, de indruk wekte dat ik aan een luxe cruise bezig was.
Na de lunch brengen we de rest van de middag door met varen tussen de rotsachtige eilandjes. Door de lichte nevel niet echt goede condities voor mooie foto’s maar we mogen niet klagen. Zitten lekker op het voordek en verbazen ons over de wonderlijke rotsachtige wereld waar we doorheen varen.
Bij twee grotere eilanden leggen we aan voor een kort bezoek. Op het eerste dalen we na een beklimming af in de grotten die van binnen mooi verlicht zijn. De gelegenheid voor een tijdopname en met behulp van het handstatief slaag ik erin om een feeëriek plaatje te maken.
Het tweede eiland is nog hoger en biedt de gelegenheid om omhoog te klimmen naar een uitkijkpunt. Ik vind dat ik genoeg heb geklommen vandaag en laat de gelegenheid aan me voorbij gaan. De top is ook te hoog naar mijn zin. Voor zwemmen is het nog te fris maar er is een strandje dat vast wel liefhebbers trekt als het warmer is.
Als de schemering invalt zoekt de kapitein een ligplaats op een beschutte plaats tussen een groepje eilanden. Samen met nog drie of vier jonken zullen we hier de nacht doorbrengen. Wij genieten van het diner en van de rust. Er staat nauwelijks wind en de boot ligt afgezien van nauwelijks merkbare bewegingen stil. Maar m’n gevoeligheid voor wiebelende boten kennende neem ik toch maar een half reistabletje in. Ik heb geen zin om later op de avond de visjes te moeten voeren.
We gaan vroeg naar bed, rozig van het verblijf op het water. Wat een prachtige dag. Nooit gedacht nog eens op een junk(en)boot te slapen. Maar wel een naam om te onthouden. De Huanh Hai Junk.