11 aug 2011

118. Over de Jordaan

0 Reacties

Over de Bazel heb ik al eerder in C’est la vie geschreven. In het gebouw met die naam, vroeger de hoofdzetel van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, is tegenwoordig het gemeente archief van Amsterdam gevestigd. Het archief is vrij te bezoeken voor iedereen, bezit een soort museum en een filmzaaltje waarin historische filmbeelden over de stad worden vertoond.
Afgelopen voorjaar zagen we er een korte film met beelden uit de Jordaan zoals die er vlak voor en na de oorlog ’40 – ’45 uitzag.
Het toeval speelde me kort geleden een boekje in handen waarin een woningonderzoek in de Jordaan wordt beschreven dat wil zeggen, van de situatie zoals die ruim 90 jaar geleden was. Veel overzichten en grafieken laten zien hoe slecht de woonsituatie was en voor zover dat nog niet voldoende is helpen foto’s als toelichting op het verhaal.
De Jordaan. Altijd een beetje een buitenbeentje geweest in Amsterdam. Door de bewoners zowel verguisd als geromantiseerd. Ze werd bezongen in menige smartlap en het was de plaats waar de bevolking gemakkelijk in opstand kwam als de zaken niet naar hun zin gingen.
In 1835 was dat het geval bij de invoering van een onroerend goed belasting maar echt mis ging het bij het Palingoproer in 1886 toen het leger ingreep en als gevolg daarvan 23 doden te betreuren waren. Militair ingrijpen vond ook plaats in 1917 bij het Aardappeloproer met 9 slachtoffers en tijdens het Jordaanoproer van 1934 met 5 doden.
Terug naar m’n boekje over het woningonderzoek in de Jordaan dat als eerste deel van het Technisch Woningonderzoek en de systematische perceelsbeschrijving van Amsterdam in 1919 verscheen.
“Een zeer slecht woonkwartier” deelt de directeur van de gemeentelijke woningdienst de lezer in zijn voorwoord mee. En “een bij velen bekend feit doch nimmer met cijfers en gegevens aangetoond”. Dank zij een ‘met taai geduld’ uitgevoerd onderzoek van de woningen werd daar met deze uitgave in voorzien.

Eerst iets over het ontstaan van de wijk
Nog voor deze zijn huidige naam kreeg behoorde ze tot de eerste helft van de uitbreiding van de stad. Een project waarvoor het besluit in 1609 werd genomen en dat als naam het Nieuwe Werk kreeg. De tweede helft van stadsuitbreiding volgde in 1658 en voltooide de halvemaanvorm van de stad.
Wat op een plattegrond van de Jordaan opvalt, is dat de richting van de hoofdgrachten en straten afwijkt van die van de aangrenzende wijken. De reden daarvan is dat tijdens de aanleg de al bestaande terreinindeling werd gehandhaafd. Dit in tegenstelling tot de nieuwe grachtengordel waarbij in opdracht van de gemeente de bebouwing na onteigening van de grond verrees volgens nieuwe rooilijnen.
De Jordaan bleef buiten de bemoeiing van de stad; die had er wel een aantal erven in eigendom maar verreweg de meeste waren in handen van een paar regeringspersonen, dat ze bijtijds had gekocht. Aan deze mensen schijnt de wijkindeling te zijn overgelaten met de bestaande wegen en sloten als uitgangspunt. Er ontstond een wijk waarbij de terreinligging zoals die vastlag in de bestaande eigendomsgrenzen werd gehandhaafd. Elk ordenend ingrijpen van de overheid uit het oogpunt van schoonheid, verkeer e.d. werd nagelaten.
De tegenstelling met de grachtengordel werd daardoor groot. Terwijl bij het woonkwartier van de voorname burgerij angstvallig werd gezorgd voor brede grachten en diepe bouwblokken met ruime binnenerven waarbij alle lawaaiveroorzakende of op andere wijze hinderlijke bedrijven en neringen uit dit deftige woonkwartier werden geweerd, liet men tegelijkertijd een volkswijk ontstaan die in elk opzicht alle mogelijke nadelen in zich verenigde.

 Hoe komt de Jordaan aan zijn naam? In het boekje van de gemeentelijke woningdienst worden daarvoor enkele theorieën genoemd.
1. Ze is afgeleid van het Franse Jardin, hetzij door Franse en Waalse immigranten gegeven wegens de vele bloemen en plantennamen als straatnaam, hetzij als naam van de Franse tuin in de Elandsstraat, die veel door immigranten werd bezocht.
2. Het is een verbastering van Jurisdictie in Jordictie, de naam voor het rechtsgebied dat reeds aan de stad toebehoorde voordat het Nieuwe Werk ontstond en waarvan het westelijk deel (de latere Jordaan dus) de naam Jordictie behield omdat er geen nieuwe kaveling van de erven plaatsvond.
3. De Bijbelse aanduiding van het land gelegen aan de overzijde van de Jordaan waarmee dan de Prinsengracht bedoeld werd.
4. Ze is afgeleid van een verbastering van het woord Gardijn, de naam waarmee de verbindingen tussen de bolwerken werd aangeduid.
5. Ze is afgeleid van een uithangbord waarmee de naam van een herberg of een ander bekend huis in dit stadsdeel werd aangegeven.

De naam Jordaan komt in vroeger eeuwen in geen enkel document voor. Pas in een officieel register van 1798-96 komt voor het eerst de naam Jordanegang voor. Die kwam uit op de Lindengracht.

Al voor de komst van de eerste bewoners begin 17e eeuw waren er bedrijven gevestigd waaronder ververijen. In willekeurige volgorde kwamen er later leerlooiers, huidenhandelaars en drukkerijen bij. Dat is nog terug te zien aan sommige straatnamen.
Vanaf het midden van de zeventiende eeuw zijn er op de Anjeliersgracht beschuitbakkerijen gevestigd, speciaal voor de vlootprovisie. Tegelbakkerijen vond je in de Anjeliersstraat en glasblazerijen op de Rozengracht.
In de achttiende eeuw werd de Jordaan het stadsdeel van de suikerindustrie. Op het hoogtepunt stonden er zeventig kleine, meest Duitse, raffinaderijen.
Ik noem nog een paar bedrijven. Korenbewaarplaatsen, het salpeterhuis in de Palmstraat, een kanon- en klokkengieterij in de Tichelstraat.

Hofjes. Oases van rust in een vroeger zo drukke wijk.
Al snel na de aanleg van de Jordaan was een helpende hand voor de armen meer dan welkom. De liefdadigheid had al vroeg op menige plek in de Jordaan haar huizen. In 1650 werd achter het voormalige Carthuyser Convent het Huiszitten Weduwehof gesticht. Later kwamen er weeshuizen, een Lutherse en een Rooms huis. Er stond een oude vrouwenhuis van de Doopsgezinden in de Elandstraat, het Engelse weeshuis op de Looiersgracht en het Waalse weeshuis in de Laurierstraat.
Ook rijke regenten gaven soms per testament opdracht tot stichting van een hofje. In veel gevallen waren zij kinderloos en het hofje garandeerde dat de naam van de ‘gulle’ stichter niet werd vergeten. Ik las dat veel hofjes werden gesticht door mensen die geen aanhangers waren van de calvinistische staatsgodsdienst. Ze deden dat omdat niet-calvinisten weliswaar werden gedoogd maar geen aanspraak konden maken op de armenzorg. Het armenloket van de zo om zijn verdraagzaamheid bekend staande stad verkocht nee als de calvinistische zorgpas ontbrak. Dat betekende dat iedereen daardoor afhankelijk was van weldoeners in de eigen groep. De mensen die een hofje stichtten leverden zo hun bijdrage aan het onderhoud van de zwakkeren binnen de eigen geloofsgemeenschap.
Meestal had een hofje een stichtingsvorm met een bestuur dat uit plaatselijke regenten werd gerekruteerd. Bezoek na je wandeling door de Jordaan het Rijksmuseum of het Historisch Museum om wat schilderijen van de dames en heren te bekijken. Daar straalt zo veel goedertierenheid van af dat je gelijk medelijden krijgt met de voornamelijk bejaarde weduwen die voor een plaats in aanmerking kwamen. Maar ze kregen een onderdak, brandstof, eten en soms wat zakgeld als ze niet over eigen inkomen konden beschikken. De prijs voor deze vrijgevigheid was een streng reglement waar ze zich aan moesten houden.

De armoede die de wijk later in z’n greep kreeg vond je in vroeger eeuwen lang niet op alle plaatsen. Zowel de Bloemgracht als de Rozengracht en de Lauriergracht hadden in de 18e eeuw een burgerlijk aanzien. De Rozengracht werd bewoond door dokters en handelaars; daar stonden goed onderhouden huizen met blinkend geverfde ramen en deuren.
Uit de overzichten en grafieken in het rapport heb ik een paar gegevens gehaald om een beetje het niveau van het comfort in de huizen aan te geven.
Om te beginnen het aantal woningen. Dat waren er aan het begin van de twintigste eeuw tussen de veertien- en vijftienduizend waarin bij de volkstelling van 1909 64240 personen woonden.
Bij het woningonderzoek in 1919 kwam men tot 14225 woningen waarvan 1181 zolderwoningen en 181 kelderwoningen. Daarnaast waren er nog 582 woningen in de hofjes.
Niet iedere woning had een toilet. In 2000 gevallen ontbrak die. In de huizen waar wel een toilet aanwezig was ontbrak in ruim 2000 gevallen waterspoeling.
Bij bijna 3000 woningen moest je bij gebruik van het toilet de deur open laten. Bij honderd woningen ontbrak de deur volledig.
Verlichting in het toilet was in de helft van het aantal gevallen afwezig of onvoldoende.
Douches of badkamers worden in het verslag niet genoemd. Wel dat stromend water bij 73 woningen ontbrak en dat de meeste woningen over 1 of meer gootstenen beschikten.

Zoals de directeur van de gemeentelijke woningdienst dus terecht opmerkte een zeer slecht woonkwartier. Een treffende beschrijving uit het begin van de twintigste eeuw is van de hand van Jan Ligthart, bekend als onderwijsvernieuwer, en geboren in de Jordaan. In zijn jeugdherinneringen schreef hij het volgende: “De Jordaan was net een weefsel van straten: een schering van lengtestraten, met daar doorheen een inslag van dwarsstraten. De Lijnbaansgracht en de Prinsengracht vormden aan twee zijden de zelfkant van het weefsel dat in zijn geheel de indruk maakte van grof, grauw linnen. Het was een vunze buurt. Eigenaardig was echter dat sommige lengtestraten en grachten als kleurige glanzende zijden draden door dit weefsel waren getrokken en men dus uit de onbeschaafde armoede plotseling kon overgaan in de nette burgerstand. De Bloemgracht en de Rozengracht bijvoorbeeld waren niet te min voor handelaars en dokters; daar zag je keurig onderhouden huizen met blinkend geverfde deuren; heldere dienstmeisjes bespoten iedere zondagmorgen de onderpui uit een blinkend koperen glazenspuit; alles blonk er, tot de belknop en de rode wangen der meisjes toe. En geen drie minuten verder had je een armelijke Egelantierstraat of Laurierstraat met vuile houten trappen, donkere portalen en slobberige vrouwen. Wie de Jordaan doorkruiste, enkel maar doorsneed, kwam afwisselend in aanraking met het proletariaat, de kleine burgerklasse en de gegoede burgerstand.”

Echte veranderingen vonden pas plaats na 1950 – 1960 toen veel van de oorspronkelijke bewoners naar nieuwbouwwijken vertrokken. Als het aan den Uyl in zijn functie van wethouder had gelegen was de Jordaan trouwens volledig gesloopt maar dat is, achteraf gelukkig, niet gebeurd.
Nu bleef het bij de sloop van de meest bouwvallige panden die plaats maakten voor nieuwbouw. Een nieuwe generatie bewoners deed z’n intrede en de Jordaan werd gewild als woonplek voor studenten, kunstenaars en hoogopgeleiden. Er vond uitgedrukt in modern Nederlands gaandeweg een veryupping plaats.
Wat er is overgebleven is een woonwijk waarin nog ruim 15000 mensen wonen; een kwart van het aantal in 1909. En verder zijn er nog steeds kleine bedrijfjes, veel boetiekjes, eetcafés en terrassen. Met dat laatste zijn de laatste jaren de bewoners niet zo gelukkig omdat de bezoekers op mooie zomeravonden teveel lawaai veroorzaken
Maar met een goede plattegrond en een beschrijving van de bijzondere gebouwen – ­internet voorziet in beide – voor liefhebbers nog steeds een interessante plaats om er een ochtend of een middag rond te dwalen door de nauwe straatjes. Waarin zomaar een onopvallende deur je toegang verschaft tot een andere tijd. Een andere wereld.

11 augustus 2011
erJeetje


[begin]