Niet bij brood alleen
Réalville is één van die talloze Franse plaatjes, waar de tijd ogenschijnlijk heeft stilgestaan.
Pleintje met kerk, gedenkteken voor de gevallenen in de oorlog van ’14- ’18, Mairie, cafeetje natuurlijk niet te vergeten en nog wat andere zaken.
En bomen natuurlijk voor de schaduw, platanen, wat dacht je anders.
In Réalville zijn de huizen stokoud, deels met zogenaamde vakwerkbalken, die bijkans geheel door de houtworm opgevreten zijn. Dat zie je toch veel in Frankrijk, dikke eiken balken, die bijna poreus zijn. Eigenlijk verwonderlijk dat ze die houtworm niet tot nationale lekkernij hebben verheven zoals slakken en kikkerbilletjes.
Hmmm, dozijntje houtwurmen op een bedje van groene sla, even een klein beetje geroosterd op een vuurtje van houtskool, met wat boter en een snippertje knoflook. Wij adviseren daar een witte wijn bij, liefst half droog.
Enige studie in folders bij het plaatselijke Syndicat d’initiative leerde me dat het plaatsje vanaf 1500 gedurende meerdere eeuwen in gebruik is geweest als koninklijke vestingstad.
En een ingemetselde steen in een op in storten staand pand wees uit dat Philippe de weet ik veelste in 1843 in dat pand was geboren. Niet de eerste de beste want de brave borst had het zelfs tot president van de nationale raad voor schone kunsten gebracht.
Ik raakte al wandelend in gesprek met een stokoude Fransman aan wie ik de weg naar de boulanger vroeg.
Uit z’n praktisch onverstaanbaar plattelandsfrans kon ik opmaken dat de bakker om de hoek was. En ik had precies de juiste man gekozen om dat te vragen want hij was zelf bakker geweest. Maar hij was nu on retraite, quatre vingt deux was ie.
Ik verzekerde hem dat dat niet mis was en toen wenkte hij me mee naar z’n wonderbaarlijk rommelige woning waaruit hij een Engelse vlag tevoorschijn toverde. Was nog uit de laatste wereldoorlog, toen had ie gediend in het Engelse leger of iets dergelijks. Als soldaat, soldat, oui, arméé, anglais.
Merkwaardig genoeg was dit al de tweede Fransman, die me dat vertelde.
In Terrasson, waar we eerder een paar weken hadden doorgebracht, was er ook al één, die me in Franse geuren en kleuren vertelde hoe hij in de oorlog naar Engeland was ontsnapt en daarna in een speciaal Frans bataljon had meegeholpen aan de bevrijding van zijn patrie.
Aardige mannetjes, allebei, die me onder een spervuur van ratelend Frans met zo hier en daar wat Engelse termen zowat bedolven.
Trouwens, er waren veel aardige Fransen, behulpzaam bij alles.
Of zou ik milder worden in m’n beoordeling?
Mwhh,pourquoi pas, c’est la vie, hmmm.
Gajus in Frankrijk