82. Tijdgetuigen
Leest u veel? Een van de laatste nieuwigheden op leesgebied schijnt het digitale boek te zijn. Een roman die je koopt op een schijfje of een stickje en vervolgens via een handzaam afspeelapparaat consumeert. Van een schermpje.
Ik onthoud me van een oordeel, ben te veel liefhebber van een mooi stuk drukwerk in een fraaie band om dit stukje technische ontwikkeling zo maar te omarmen. Maar als het kan helpen om iets te doen aan de toenemende ontlezing heeft het mijn zegen. Voorlopig gaat er bij mij echter niets boven een echt boek.
Zo zag ik verleden week toevallig een dikke pil in de leesbibliotheek liggen. Over de oorlog 1914-1918 en in een opwelling nam ik het mee. Het was geen boek dat je in een ruk uitleest, maar alleen al de overvloed aan foto’s verschafte een maximum aan informatie over de aan waanzin grenzende wijze waarop de toenmalige machthebbers dachten hun onderlinge geschillen te kunnen beslechten. Dat men na afloop nauwelijks iets geleerd had van deze mensenslachting bleek twintig jaar later toen het allemaal nog eens over werd gedaan.
Toevallig ontving ik diezelfde dag een mailtje van Sabah, Eveline, Michelle, Danielle, Warda en Hagar, leerlingen van een vijfde Havoklas, die een profielwerkstuk wilden maken over de hongerwinter. Ze hadden een aantal adressen op internet gevonden, van mensen die iets over die tijd gepubliceerd hadden. In mijn geval via de website van Zuidelijke Wandelweg en ze vroegen of ik hun vragen die in de vorm van een schriftelijk interview waren gegoten, wilde beantwoorden. Het aardige was dat ze hun verzoek aan “beste tijdgetuigen” hadden gericht. Wie zouden het immers beter kunnen weten dan de mensen die de Hongerwinter zelf hebben meegemaakt?
De groep van Sabah was zo verstandig om dat verzoek aan meerdere tijdgetuigen te sturen. Omdat een aantal misschien niet zou willen meewerken maar vooral omdat de getuigenissen over een voorval of gebeurtenis nogal eens uiteen kunnen lopen. Niet omdat de getuigen bewust een onwaar verhaal vertellen maar omdat hun verhaal maar een stukje van het geheel is, gekleurd door persoonlijke herinneringen. En hoe betrouwbaar is het menselijk waarnemingsvermogen?
Toevallig maakte ik een week of vier geleden iets mee dat aardig aansluit op dat laatste.
Ik zat op een doordeweekse avond achter mijn PC om wat gegevens bij te werken en had de televisie aan staan om het nieuws niet te missen. Met een half oog en één oor volgde ik het programma op Nederland 2. Memories van de KRO. Gaat over mensen die iemand uit hun jeugd willen terugzien met de zoekpartij die nodig is om de gezochte op te sporen. Nooit gezien dat programma en ook niet echt in geïnteresseerd.
Tot bij het derde geval van die avond de camera plotseling de Scheldestraat toonde, het deel van de Rivierenbuurt waarin ik een groot deel van mijn jeugd doorbracht.
De Scheldestraat! Ik was gelijk klaarwakker. Een dame van omstreeks 75 met de naam Femie vertelde dat ze op zoek was naar Sjonnie, een jongetje dat ze kende uit haar vroegste jeugd. Bij benadering de jaren tussen 1940 en 1955.
Sjonnie, hij moet toen een jaar of zes zeven zijn geweest, was haar vriendje in die tijd. Hij was een tenger jongetje, had Engelse ziekte gehad en was ook daarna vaak ziek. Femie was tijdens de oorlog van uit Castricum naar Amsterdam verhuisd en er ontstond een hechte vriendschap tussen die twee.
Op m’n TV-scherm verschenen daarna een aantal foto’s waar ze met Sjonnie en nog wat andere kinderen op stond en ik herkende de gezochte jongen onmiddellijk. Hij was namelijk een van de twee zonen van de mensen uit de boekwinkel/bibliotheek tegenover ons.
Tot mijn verrassing waren de makers van het programma er in geslaagd om hem te vinden. Sjonnie leefde nog en werd op een gegeven ogenblik in het programma geïntroduceerd met daarna de beelden van de ontmoeting met zijn vriendinnetje van vroeger. Het kleine verlegen jongentje van vroeger was een vriendelijk ogende man geworden. Groot van postuur maar z’n gezicht liet geen enkele twijfel. Daar stond de Sjonnie die ik me herinnerde.
Toen ik na afloop van het programma nog wat namijmerde over het programma en de beelden van vroeger kwamen de herinneringen bijna vanzelf weer naar boven. Hoe we altijd op straat speelden met een vast groepje. Mijn broer, de twee jongens van boven ons en nog twee uit de straat. Er was toen nog nauwelijks doorgaand verkeer in de Scheldestraat en voetbal met een tennisballetje was ons favoriete spelletje. Meestal op het trottoir voor de boekwinkel omdat de andere winkeliers er een hekel aan hadden als de bal tegen hun winkelruit kwam. Ik kan me eigenlijk niet goed meer herinneren of Sjonnie dan altijd mee deed, beter gezegd mee mocht doen. Jongens van de leeftijd die wij toen hadden waren wat dat betreft niet altijd even aardig voor elkaar, meisjes trouwens ook niet. Niet mee mogen doen omdat je te klein bent of te onhandig, het is van alle tijden en zal wel nooit veranderen.
In die uitzending vertelde hij echter dat hij die achterstelling vanwege z’n postuur nooit zonder meer geaccepteerd had. Juist dan had hij gebruik gemaakt van zijn vermogen om anderen te vermaken. Hij wilde er hoe dan ook gewoon bij horen.
Als ik me niet vergis deed hij later, een aantal jaren na de oorlog, wel eens mee met voetballen op het landje waar nu de RAI staat maar dat kwam hoofdzakelijk omdat hij een voetbal bezat. Kleine Sjonnie, ik zie hem zo voor me.
Begin vijftiger jaren vertrok de familie plotseling. Dat vertrek was nog een hele toestand omdat ze uit het huis en de winkel werden gezet. In de uitzending op Memories kwam dat natuurlijk ook aan de orde. De boekhandel en leesbibliotheek waren geen vetpot en pa van Tulder (kan ook Tulder zijn) had er een baan bij op de sociale verzekeringsbank. Naast moeder van Tulder stond er een meisje uit de straat in de winkel maar op zaterdag wilde pa van Tulder nog wel eens assisteren bij het adviseren in de leesbibliotheek waarbij hij me vooral was opgevallen door z’n wat geaffecteerde stem en gespeelde deskundigheid. “Zeker, mevrouw, ik kan u dit boek beslist aanbevelen, deze schrijver enz.” Misschien was hij ook wel echt deskundig op dat gebied maar om een of andere reden twijfelde ik daar aan.
Zakelijk gezien was die bibliotheek echter een wanhoop. Onze buren boven ons vergaten vaak om geleende boeken terug te brengen en ze waren niet de enigen. Onder de belofte dat ze die de volgende keer zouden meenemen mochten deze ‘vergeetachtigen’ dan toch een nieuw exemplaar lenen. Dat verhaal herhaalde zich eindeloos, administratief werd het nauwelijks bijgehouden waardoor de voorraad boeken in de loop der tijd geleidelijk slonk. De bibliotheek verliep en dat gold ook voor de boekwinkel.
Op een gegeven moment was er geen geld meer om tijdschriften en andere artikelen die ze verkochten in te kopen. De etalage was zo goed als leeg en als gevolg van al deze problemen ontstonden er problemen in het huwelijk van de ouders. Ik vertel het maar zoals het in die uitzending werd weergegeven gecombineerd met wat ik me er zelf van herinner.
Aan de vriendschap tussen Femie en Sjonnie kwam ook een eind dat wil zeggen, Femie kreeg verkering met een andere jongen. Dat was een slag voor Sjonnie, vooral omdat er bij hem al jaren sprake was van gevoelens die veel meer waren dan gewone vriendschap. Hij had dat echter nooit tegen haar durven uitspreken.
Het einde was dat de familie van Tulder vanwege het failliet van de zaak en een grote huurachterstand zonder veel plichtplegingen uit het huis en de winkel werd gezet. Terwijl de buurt zwijgend toekeek werd het meubilair met een handkar weggereden en ze verdwenen uit de buurt. Ik heb ze daarna nooit meer teruggezien.
Een beetje tragisch verhaal dat me echter vooral bezig hield omdat dat vriendinnetje van Sjonnie me absoluut niet bekend voorkwam. Ik moet toch regelmatig gezien hebben dat ze met elkaar optrokken, het ging over een periode van bijna tien jaar. We waren altijd samen verklaarde zij in de uitzending wat door hem bevestigd werd. Zij had hem door z’n moeilijke jeugd geholpen.
Ik heb geen reden om aan hun verhaal te twijfelen, het moet me toen gewoon volledig zijn ontgaan. Ik kan me haar niet herinneren net zo min als de vriendschap die tussen die twee bestond. En ook de rol die hij gespeeld zou hebben om geaccepteerd te worden door andere kinderen heb ik niet opgemerkt.
Sjonnie en de boekhandel kregen wel een plaats in mijn geheugen, Femie en hun hechte vriendschap niet om de eenvoudige reden dat het me niet was opgevallen.
Ik benadruk het laatste nog eens om aan te geven hoe verbaasd ik zelf was over dat verhaal. Terwijl ik toch dacht de herinneringen aan die tijd aardig op een rijtje te hebben.
Laat ik die vragenlijst van Sabah maar eens gaan beantwoorden. Waar ons dagelijks eten uit bestond en hoe we daar aan kwamen. Hoe de sfeer thuis was en of we veel last hadden van de hongerwinter. Of ik de smaak van bloembollen kende en erge dingen had gezien of meegemaakt. En ik hoop dat m’n tijdgetuigenis niet nog meer van die hiaten zoals bij Sjonnie en Femie bevat. Zodat ze in ieder geval een objectief beeld krijgen van de kou in die strenge winter, hoe we aan brandstof kwamen voor het wonderkacheltje, hoe en waarmee we de tijd doorbrachten en ik moet vooral niet vergeten om te vertellen hoe we verlangden naar het einde van die rot oorlog.
Ik heb geen idee of Sabah en haar groep er iets mee kunnen. Het lijkt me sowieso erg moeilijk om je een voorstelling te maken van zo’n periode als je er niet zelf bij bent geweest.
Dat heb ik nu zelf weer gemerkt bij het lezen van dat boek over die andere oorlog. The Great War, die van 14-18.
2-1-2010
Een tijdgetuige